Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

Ann Veronica Janssens

Ann Veronica Janssens - 2006 - Het reƫle [NL, essay]
Text , 2 p.

 

__________

Hans Theys

 

Het reële

Over het werk van Ann Veronica Janssens

 

Als antwoord op de vraag wat wij eigenlijk met zekerheid over de werkelijkheid kunnen weten, legde Kant ons uit dat we alleen naar de werkelijkheid kunnen kijken als er tijd en ruimte bestaan. Zonder tijd en ruimte zijn er geen opeenvolgende en verschillende waarnemingen en zeker geen gedachten mogelijk. De enige zaken waar we bijgevolg met grote stelligheid over mogen beweren dat ze bestààn, zijn tijd en ruimte. Aan deze wonderlijk eenvoudige, maar heel belangrijke bevinding moet ik elke keer denken als ik probeer uit te leggen waarin voor mij de fascinatie voor het werk van Ann Veronica Janssens bestaat. Het is altijd mooi gemaakt, natuurlijk, en het houdt zich altijd zo bescheiden op de achtergrond, maar waarin schuilt nu precies het wonder? Zelf omschrijft de kunstenaar haar werken of ‘sculpturale voorstellen’ als experimenten. Het zijn dingen die haar nieuwe dingen bijbrengen. Ze bezorgen haar nieuwe ervaringen. En zo zijn ze ook opgevat met betrekking tot de toeschouwer: het zijn uitnodigingen tot nieuwe ervaringen. Ervaring overstijgt onze kennis. Het voegt iets toe aan al wat we al weten. Of het laat ons ogenschijnlijk bekende zaken op een nieuwe manier beleven. Op het ogenblik van deze belevenis worden we in de échte tijd getrokken, in de échte werkelijkheid, omdat we niet langer beschut zijn en blind of doof gemaakt worden door onze gewoonte. We ZIEN, omdat ons denken niet langer van toepassing is. Het is verouderd. Het behoort tot het verleden. Terwijl onze zintuigen en ons wild registrerend en gissend brein zich in het heden bevinden, heel even.

Omdat ruimte en tijd de voorwaarde zijn voor het bedenken, maken, tentoonstellen en ervaren van sculpturen, vertellen sculpturen altijd iets over ruimte en tijd. Alleen wordt dit bij het werk van bijzondere kunstenaars ook werkelijk zichtbaar of voelbaar. We voelen hoe de sculptuur zich verhoudt tot de omliggende ruimte, we voelen hoe ze ons in de trage, stroperige tijd trekt. Door op een materiële manier te spreken over het maken van sculpturen, spreekt het sculpturale voorstel over wie wij zijn en hoe wij ons verhouden tot tijd en ruimte.

Het ervaren of beleven van deze kunstwerken vergt tijd, omdat ze vaak pas zichtbaar worden door het wisselende licht of een wisselende positie of conditie van de toeschouwer of het tentoongestelde voorwerp. Op die manier maakt de kunstwerken ons bewust van het belang van de tijd voor onze waarneming. Ze fungeren als de bevindingen van Kant, maar dan in vorm, kleur en licht gegoten. Er zijn echter nog overeenkomsten. Aangezien wij bitter weinig met zekerheid over de werkelijkheid kunnen weten, maakte Kant ons bewust van de subjectiviteit, van de grilligheid en de beperktheid van ons denken. In het werk van Ann Veronica Janssens gebeurt iets soortgelijks. Zodra het ons in een waarneming heeft getrokken die zich uitspreidt over de tijd, laat het ons voelen dat de werkelijkheid zelf als los zand aaneen lijkt te hangen. De werken laten onze projecties haperen, zodat we heel even een donkere, onverklaarbare, verbrokkelde, onderliggende werkelijkheid te zien krijgen. Tegelijk overvalt ons een machtig geluksgevoel, omdat we de schoonheid van het spelende licht en onze daaruit geboren projecties ervaren. We verwonderen ons over het leven, omdat we ons sterker bewust zijn van de donkere achterkant ervan. Het is als het strelen van de dood, die niet meer bijt.

Als je dit oeuvre in Nietzsches woorden vervat, dan werken de sculpturale voorstellen van Ann Veronica Janssens als een apollinische voorhang die de dionysische, verschrikkelijke achtergrond oproept. De geboorte van het woord maakt de nacht voor het eerst zichtbaar. De geboorte van de sculptuur splitst de grijze waarneming op in dag en nacht. In wilde, betoverende warreling of traag verglijden van het ene geprojecteerde beeld in het andere (de reflectie in de eeuwig onmerkbaar bewegende bal van siliconen) en in angstig huiveren.

Slavoj Zizek beschrijft hoe onze westerse wereld voor de westerlingen zodanig virtueel is geworden, dat het reële alleen nog aan ons kan verschijnen als een spektakel, bijvoorbeeld in de vorm van een terroristische aanslag. ‘Juist omdat het reëel is, dat wil zeggen vanwege zijn traumatische/excessieve karakter, zijn we niet in staat het te integreren in (wat we ervaren als) onze werkelijkheid, en zijn we daarom gedwongen het als een nachtmerrieachtig spook te ervaren.’ In het werk van Ann Veronica ontwaar ik een andere mogelijkheid. Het onttrekt zich aan het spektakel. Het reële wordt er tevoorschijn gepeuterd door een vorm van onthouding, een vertraging, een geduldig kijken. En het reële komt niet tevoorschijn zonder tegelijk het intieme en wonderlijke moment van de geboorte van het beeld prijs te geven.

Hoe en waarom ik denk dat deze zaken zo in elkaar steken is een lang verhaal, dat ik kan staven met talloze voorbeelden uit het oeuvre. De meest overtuigende manier om de lezer nieuwsgierig te maken zonder te proberen hem of haar te overtuigen, lijkt mij een verwijzing te zijn naar wat Oliver Sacks heeft geschreven over migraine. Migraine is een verzamelnaam voor tientallen ziekteverschijnselen die vaak gepaard gaan met hoofdpijn, maar ook met tal van hallucinaties en vreemde gewaarwordingen. Het bijzondere aan deze gewaarwordingen, zo lijkt mij, is dat ze de patiënt bewust maken van het precaire van zijn of haar waarneming en denken. Het is alsof hun brein op hol slaat en geen aansluiting meer vindt bij de werkelijkheid. Soms zien de patiënten kleurige vlekken of geometrische patronen, soms denken ze dat ze een gedeelte van hun lichaam missen, of ze nemen maar een deel van de werkelijkheid waar, waarbij ze zich zelfs niet meer kunnen inbeelden dat er ooit een ander deel heeft bestaan. Welnu, zo’n werking hebben de sculpturale voorstellen van Ann Veronica Janssens. Ze zetten de vanzelfsprekendheid van onze waarneming en ons denken op de helling. En op die manier trekken ze schoonheid en waarheid uit het niets.

 

Montagne de Miel, 10 augustus 2006