Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

KUNSTENAARS / ARTISTS

Clément Jacques-Vossen - 2023 - De engel van het raarkoddige [NL, interview]
Interview , 6 p.

 

 

 

____________________

Hans Theys

 

De Engel van het Raarkoddige

Ontmoeting met Clément Jacques -Vossen

 

In de week die voorafging aan het Lichtfeest van het jaar 2023, na een lange warrige nacht, midden een korte, vage dag die zich nooit helemaal aan een mistige schemering had onttrokken, wandelden we naar de Hallepoort om daar een spaghetti te gaan eten chez Michel. We staken het Poelaertplein over, liepen naar beneden over de klompvoet van het Justitiepaleis en trokken verder door de Hoogstraat, waar het Brabantse gepeupel driekwart eeuw geleden stoffen kwam kopen om kledingstukken voor zichzelf te vervaardigen en waarlangs Bruegel de Oude de stad verliet om langs de Zenne op zoek te gaan naar volks vertier en verlaten winterlandschappen. Onze woorden en gedachten waren verward, onsamenhangend en aarzelend, getuigend van de diepe kloof, de dikke mist en de dierlijke hulpeloosheid die tussen ons meewandelden. Het volgende is een eerlijke weergave van dit broze tasten.

Jean Casque-Enfer: Hoe oud ben je?

René du Goupil: 27.

Casque-Enfer: Vroeger zag je in de hele provincie monumentale gevelschilderingen die een zittende kleermaker voorstelden, reclame voor een winkel in herenkledij die Michiels heette.
Die winkel bevond zich hier ergens.

Du Goupil: Hier maak ik de lijsten voor mijn kleine schilderijen. Het lijkt een kleine winkel, maar het is een heel lange, middeleeuwse pijpenla. Het pand reikt bijna tot aan de Blaesstraat. De eigenaar houdt van vogels. Met de restanten van zijn schrijnwerk timmert hij vogelhuisjes. Hij laat mij knutselen in zijn atelier.

Casque-Enfer: Hoe maak je de tekeningen in de geschilderde namaaklijsten van je grote schilderijen?

Du Goupil: Eerst schilder ik de namaak-lijsten met een dikke, witte verfpasta, een soort van smeuïge gesso die je kan gebruiken om een schilderij meer reliëf te geven. Dan kras ik er de tekeningen in. Dat moet snel gaan, want het droogt onmiddellijk. Daarna
ga ik eroverheen met goudverf, zilververf of koperverf.

Casque-Enfer: Hier was vroeger de hoedenwinkel Chapellerie Haute.
Ik heb er twee petten van Angel Vergara gekocht.

Du Goupil: Wie is dat?

Casque-Enfer: De zoon van een Asturische schoenmaker. Geboren in het Spaanse Mieres en opgegroeid in Brussel. Heel lang geleden, in 2011, vertegenwoordigde hij België op de Biënnale van Venetië.

Du Goupil: De Hallepoort zag er vroeger helemaal anders uit. In de negentiende eeuw hebben ze er een soort van middeleeuwse toren van gemaakt, veel middeleeuwser dan de eigenlijke middeleeuwen natuurlijk, zoals ze zich de middeleeuwse architectuur voorstelden in de negentiende eeuw. De beige stenen komen uit Gobertange, de streek waar mijn familie vandaan komt.

Casque-Enfer: In mijn streek haalden ze kasseien uit de grond. Mijn overgrootvader was stratenmaker. Hij heeft de Steenweg naar Vorst in Sint-Gillis aangelegd. Vroeger heette die de Middelweg. Het was de oude weg naar Halle. Mijn grootvader, als jongeman, voerde met een kruiwagen de stenen naar de kasseileggers. Mijn vader rust onder een schild van roodgele kasseien die ik gevonden heb op het stort van de gemeente.

Du Goupil: Vandaar dat ge een keikop zijt.

Casque-Enfer: Het zit in de familie.

(We betreden het Hallepoortmuseum, waar twee dames aan een balie handenvol chips opvissen uit een grote, metalige zak en ons wijzen op een praatpaal waar we kaartjes kunnen kopen door de creatieve interface van een touchscreen te ontcijferen.)

Du Goupil: Hier heb ik Prins Zonder Carnaval ontmoet.

Casque-Enfer: Prins Carnaval was de Venus van Willendorf van de moderne tijd, die nu achter ons ligt: een wezen dat bewonderd werd omdat het grote hoeveelheden voedsel en drank kon verzetten. In de ijstijd dienden ze als verse vleesreserve voor moeilijke tijden. Vandaar hun goddelijk statuut. Vandaag is alle plezier ontvleesd. De mensen zijn kartonnen marionetten geworden, gestuurd door hun draagbare computers. Ik bewonder je betrokkenheid bij folkloristische verenigingen. Het is een zekere weg naar het schilderij als lichaam, zich verzettend tegen de huidige mode van het doorzichtige, vluchtige beeld.

Du Goupil: Dit zijn namaakharnassen. Het ijzer is te dun. Ook
dit halsstuk is namaak. Je kan er zo onder met een zwaard.

Casque-Enfer: De opgezette paarden zijn wel echt, mooi vermolmd
en subtiel opgelapt.

Du Goupil: Dit is een gildebreuk: een zilveren ketting die gedragen wordt door de koning van een gilde. De gekroonde vogels stellen de koning voor: haantje-de-voorste. In onze schuttersclub in Schaarbeek hebben we nog zo’n ketting. Twee keer per jaar mag de koning van het gilde die dragen. Vandaag denken we dat alleen edellieden een wapenschild hadden vroeger. Maar elk beroep had een eigen blazoen. De kleermakers, de vissers, de imkers, de schilders… Hier zie je hoe ze kleuren weergaven in gekapte steen: een raster staat voor zwart (sabel), de punten staan voor geel (goud), de verticale lijnen staan voor rood (keel), de horizontale voor blauw (azuur). Een glad oppervlak moet worden geïnterpreteerd als wit (zilver).

Casque-Enfer: We kwamen van de kapel met een askruisje op het voorhoofd. ‘Wie zijn kruis kan bewaren tot Stille Zaterdag krijgt van mij een Zorrokostuum,’ zei de broeder. Een onmogelijke opdracht. Voor mijn zesde verjaardag vroeg ik dan maar een schouderholster met revolver, maar ook dat is er niet van gekomen.

Du Goupil: We speelden petanque en mijn opa gooide de cochonnet opzettelijk in het struikgewas, waar hij een plastieken harnas had verstopt. Precies mijn maat! Ik was dolgelukkig.

Casque-Enfer: Een zomers verhaal.

Du Goupil: Kijk, er staat geen hoofdvogel op de wip. En de vogels staan achterstevoren.

(Hij draait ze in de goede richting en we verlaten het gebouw.)

Casque-Enfer: Ik loop door mijn verleden en door uw heden.

Du Goupil: In deze supermarkt koop ik mijn brood. Don Quijote en zijn zoon komen hier ook. Ze zijn allebei heel lang en mager.
Ze hebben een forse snor.

Casque-Enfer: Ze lijken op u? Wat zegt dat over mijn geringe lengte en mijn taille?

Du Goupil: Ze zijn altijd in gesprek. De zoon spreekt heel luid en verward. Alleen de vader lijkt hem te begrijpen. Ze ruiken allebei naar kattenpis. Ze betasten al het fruit en alle groenten. Daarom koop ik hier alleen maar brood.

Casque-Enfer: In uw schilderijen komt een personage voor dat op een vuurtoren lijkt.

Du Goupil: Dat doet mij denken aan uw verhaal over een droom waarin ge de personages uit al uw dromen in één droom probeert samen te brengen om uw verjaardag te vieren.

Casque-Enfer: Ze hadden allemaal verschillende formaten. Het was heel ongemakkelijk. Een beetje zoals de samenkomst van grote
en kleine figuren in uw schilderijen.

Du Goupil: Onlangs droomde ik over een engel. Ze had de staart van een zeemeermin. Het was een vreemde zeemeermin. Half zeemeermin en half engel.

(‘Jan van Brugge, hier is uw glas! Jan van Brugge hier is uw bier!’ roept iemand in de verte.)

Casque-Enfer: L’Ange du Bizarre?

Du Goupil: Dat is een bier van de Brouwerij van de Torens.

Casque-Enfer: Dertig jaar geleden heb ik van de grote bibliothecaris Michel Kolenberg geleerd dat we in een cultuur van de kater
leven. Dat verklaart alles: de lafheid, de gemakzucht, de middelmatigheid en de pseudo-artistieke spleen.

Du Goupil: Hier bewaren ze de reuzen. Ik ben uitgenodigd in Mechelen voor een performance rond de Orde van het Gulden Vlies. Die is ingesteld door Filips de Goede. Er bestaat een reus van hem. Ik zou die graag naar Mechelen brengen. Maar dat is niet eenvoudig. Hij weegt 94 kilo en is 4,45 meter hoog. Niet makkelijk om te dragen, vooral als er wind is.

Casque-Enfer: Kent ge Karel Thienpont?

Du Goupil: We waren samen suppoost. Ik heb een suppoosten-diploma, met specialisatie in het bewaken van erfgoed.

Casque-Enfer: Zoiets komt altijd van pas.

Du Goupil: Het is mijn enige diploma. Maar Karel zei: ‘Weg van hier! Niet blijven!’ Als suppoost leek hij onbeweeglijk, maar hij heeft samen met een paar vrienden eens een reus gedragen van Antwerpen naar Oudenaarde. De ‘Avatar Home Coming van Adriaan Brouwer’. Dat duurde een week.

Casque-Enfer: Hij vertelde me dat hij op de lagere school getest werd door een psycholoog omdat hij de woorden die op het bord stonden in spiegelschrift overschreef. ‘Teken eens iets,’ vroeg die psycholoog. En toen tekende hij de kruisiging van Christus en de twee booswichten, wat vreemd gevonden werd.

Du Goupil: Alle oude cafés verdwijnen en worden vervangen door koffiehuizen voor hipsters.

Casque-Enfer: ‘Als het kapitalisme een kanker is,’ zegt Walter Swennen, ‘dan is de reclame de uitzaaiing.’ Maar hij vergist zich. De reclame is het schuim op de golven. De echte golven, de uitgezaaide kankercellen, zijn de toeristen. Iedereen moet leven in de uitgekauwde, smakeloze wereld van het toerisme.

Du Goupil: De gentrificatie van de oudere wordt de werkelijkheid van de jongere. Uw wereld was ook een vervalsing van de vorige.

(We arriveren aan de Kapellekerk.)

Du Goupil: Het frietkot is dertig jaar oud. De eigenaar wil het vernieuwen en uitbreiden, maar eerst moeten er archeologische voorstudies gebeuren, natuurlijk. Dat heet preventieve archeologie. Ze zijn bang dat ze de botten van Bruegel gaan wegscheppen zonder het te merken. Want onder het frietkot ligt het oude kerkhof.

Casque-Enfer: De beeldhouwer Bernd Lohaus drukte zijn sigaretten zonder filter uit op de binnenzijde van een schedelfragment, dat hij als asbak gebruikte, wetend dat zijn longkanker niet meer zou genezen. Die schedel kwam van de Groenplaats, waar ze een grote parkeergarage hebben uitgegraven, ook al lag daar het oude kerkhof van Antwerpen. Dat kon, omdat Rubens veilig opgeborgen is in een crypte in de Sint-Jacobskerk.

(We lopen voorbij het verdwenen Volkshuis, dat om onbegrijpelijke redenen vervangen moest worden door een lelijk gebouw. Maar dat gebeurde voor mijn tijd. Waarom denk ik er nog aan? Omdat ze het steen voor steen afgebroken hebben met de belofte het elders weer op te bouwen?)

Du Goupil: Ken je die historici en archeologen die een kasteel bouwen om te begrijpen hoe dat in zijn werk ging? Dat heet experimentele archeologie.

Casque-Enfer: Rodin liet een 18de-eeuw kasteel heropbouwen in zijn tuin in Meudon om te zien hoe het in elkaar stak. Maar over Rodin mogen we vandaag niet meer praten. Ik trek mijn woorden terug.

Du Goupil: Mijn leven speelt zich af tussen de Zavel en de Marollen. Dat is het eigenlijk. Ik leef in eeuwige vermomming, op zoek naar mezelf. Een alter ego kan een harnas zijn, neen?

Casque-Enfer: Ik heb leren schrijven door schrijvers te verzinnen die meer zelfvertrouwen hadden dan ik. Zonder ons gebeente zijn wij als een made. Daarom hebben insecten schilden. Daarom hebben we nagels en haar.

Du Goupil: Ken je deze antiquair? Hij verkoopt polychrome beelden, zingende spuwers en harnassen.

(We betreden de nering.)

Antiquair: Ah, onze ridder! Met de snor van een Duitse pornoster uit de jaren zeventig!

Du Goupil: Ik ben op stap met Sancho Panza. We zijn op zoek naar verklaringen.

Casque-Enfer: Don Quijote is verzonnen door Sancho Panza, die graag een glaasje dronk. ‘De engel van het bizarre’, noemde Baudelaire hem. ‘De hemelgeest van het raarkoddige’, zoals Poe zei.

Antiquair: Laten we een glaasje champagne drinken.

Du Goupil: Eerst mijn snor afpellen en mijn tabberd aan de kapstok hangen.

Casque-Enfer: Voor mij liever koffie. En dan weg uit deze lasagne. Het wordt me hier te benauwd.

 

Montagne de Miel, 23 december 2023

Onze vriend Michel Kolenberg opgedragen