Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

KUNSTENAARS / ARTISTS

Panamarenko - 2019 - In Memoriam [NL, essay]
Text , 2 p.

 

 

 

 

 

__________________________

Hans Theys

 

 

 

In Memoriam Panamarenko

 

 

Ik noemde hem ‘Pendejo’. Hij noemde mij ‘Bedrich’. Hij was de meest bijzondere man die ik ooit heb ontmoet. Voor sommigen zijn dat spirituele leiders, leraars, politici of filmsterren, voor mij was het een kunstenaar. Hoe was hij kunstenaar geworden? Zijn hele jeugd had in het teken gestaan van de angst geen baan te vinden. Als dokwerkerszoon kon hij aan de slag in de haven, maar daar was hij, door een bepaalde vorm van gevoeligheid die ik niet nader wens te beschrijven, in gevaar. Zijn zakelijke moeder was artistiek aangelegd, zijn lieve vader hield van techniek. De jonge Panamarenko bouwde radio’s en op zijn veertiende een boot van unalit. Uiteindelijk werd besloten de jongen Publiciteit te laten studeren aan de Antwerpse academie, omdat dit een richting was die kon uitmonden in een echte baan. Daar ontdekte Panamarenko dat hij heel handig was (hij was bijvoorbeeld absoluut tweehandig) en dingen kon maken die op kunst leken. Het hoogste in de kunst was voor hem Picasso, op wiens naam zijn pseudoniem is gebaseerd. Tegelijk trof hij in de Antwerpse stadsbibliotheek een klein rek aan met wetenschappelijke boeken, waaronder ‘Des Ingenieurs Taschenbuch’ van Hütte, waarin hij vrijwel dagelijks ging lezen, zittend in een fauteuiltje dat zich naast dit rek bevond. 

 

Dankzij Joseph Beuys (1921-1986), begreep hij echter dat hij geen dingen moest maken die op kunst leken, maar dat hij het gebied van de kunst zèlf kon verbreden door er een nieuwe benadering aan toe te voegen. Deze benadering vertro­k van de overtuiging dat er geen wezenlijk verschil is tussen kunst en wetenschap. In beide gebieden worden immers alleen maar vormen ontwikkeld (beelden, hypothesen) die een zinvolle of nuttige omgang met onze innerlijke en uiterlijke werkelijkheid mogelijk maken. De methoden die worden gehanteerd om tot deze vormen te komen, zijn gelijklopend.

 

Panamarenko studeerde onophoudelijk. Als hij niet werkte of naar films keek, zat hij op de sofa met een wetenschappelijk boek op de knieën. Dertig jaar lang las hij alle nummers van Scientific American. Onvermoeibaar volgde hij de ontwikkeling van racefietsen, tandwielen, kettingen, pedalen, rubberen strengen, batterijen, uitlaatpijpen, lichte materialen zoals ripstop nylon en kunststoffen sandwich-panelen, propellers, soorten lijm, zonnecellen, servomotoren enzovoort. Toen de restauratrice Frederica Huys enkele jaren geleden een uitgebreid laboratorium-onderzoek deed naar de beste lijm om de PVC-ballon van het luchtschip ‘The Aeromodeller’ te herstellen, kwam ze uit bij… de lijm die Panamarenko in 1969 al had gebruikt.

 

Ik ontmoette Panamarenko voor het eerst in 1988, toen hij door alle vooraanstaande kunstenaars werd beschouwd als de beste kunstenaar van ons land. Ik zocht hem op omdat ik als jong filosoof uit de eerste hand wilde leren waar kunst nu eigenlijk over ging. Ik vond in hem een geduldig leermeester, die nooit rechtstreeks antwoord gaf op mijn vragen, waardoor het te onderzoeken veld zich steeds meer uitbreidde en ik steeds verder moest blijven zoeken. Tegelijk wilde hij dat ik hem zoveel mogelijk bijleerde over denkers en schrijvers als Wittgenstein, Nietzsche, Louis-Ferdinand Céline en Jean Genet. Zijn lievelingsboek werd ‘Voorbij goed en kwaad’ van Friedrich Nietzsche, dat hij op één nacht uitlas en voorzag van een nieuw omslag. Enthousiast verwelkomde hij mij de volgende ochtend, zwaaiend met het nieuw gekafte boek, opgewonden pratend over wat Nietzsche de ‘onverbiddelijke wil tot niet-weten’ van de normale mens had genoemd.

 

Panamarenko dronk geen alcohol. Voor mij was dit een revelatie. Ik dacht dat alle creatieve mensen zichzelf dienden te verwoesten. Hij hield van kreeft en oesters. Zijn lievelingsfilms waren ‘Amarcord’, ‘Le festin de Babette’, ‘Le fabuleux destin d’Amélie Poulain’ en ‘Patton’, waaruit hij alle dialogen kon citeren. (‘Compared to this, everything else falls into complete insignificance.’) Later nam hij dezelfde hond als Patton. 

 

In 1995 vertelde Panamarenko mij dat hij een prachtige film van Ingmar Bergman had ontdekt. ‘Had jij dan nog nooit een film van Bergman gezien?’ vroeg ik hem. En hij antwoordde: ‘Bergman is niet voor arbeiders.’ Velen hebben mij de voorbije jaren gevraagd waarom Panamarenko op zijn 65ste is gestopt met werken. Het antwoord ligt voor de hand: ze konden hem niet meer verplichten in de haven te gaan werken. Hij had het overleefd.

 

Als ik mag samenvatten wie deze man was, zou ik dat graag doen met de volgende anecdote. In ‘Knockando’, een interview dat ik in februari 1989 van hem heb afgenomen, vertelt hij dat hij pas 27 muizen heeft gevangen. Ik weet dan nog niet of ik hem mag geloven. Maar later gaan we die muizen samen vrijlaten. Vanuit hun kooitjes werden ze zachtjes neergelaten in een boodschappentas, die hij via een vernuftig systeem had voorzien van een valluikje, dat hij vanuit de hoogte kon bedienen. Met de muizen in de tas ging hij een eindje wandelen tot hij niemand meer zag. Dan zette hij de boodschappentas op de grond, rechtte zich en trok het luikje open, zodat de muizen rustig op zoek konden gaan naar een nieuwe residentie.

 

 

Montagne de Miel, 15 december 2019