Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

KUNSTENAARS / ARTISTS

Joost Pauwaert - 2024 - A Big Bang [NL, interview]
Interview , 10 p.

 

 

 

 

Hans Theys

 

 

A Big Bang

 

Gesprek met Joost Pauwaert

 

 

- Vijf weken geleden ben je erin geslaagd twee bronzen kanons­kogels, afgeschoten door zelfgemaakte twaalfponders, frontaal tegen elkaar te laten botsen in een vijftig meter lange, speciaal voor dit doel gebouwde betonnen test-tunnel. In totaal heb je hier vijf jaar aan gewerkt. Weet je nog wanneer het idee voor het eerst bij je opgekomen is?

 

Joost Pauwaert: Neen. Ik herinner me wel dat ik in juni 2019, hier aan de keukentafel, enkele technische tekeningen op kalkpapier zat te maken. De eerste tekening stelde de grote lintzaag voor. De tweede tekening hernam een ouder werk (Pendule met hamers). De derde tekening begon met twee kanonnen onderaan, eentje 
in elke hoek, naar elkaar gericht.

 

- Een symmetrische tekening, net als de tekening van de lintzaag, die twee poten heeft. En dan had je een element nodig in het midden?

 

Pauwaert: Ik herinner me alleen dat ik eerst de kanon­nen getekend heb en nadien de twee kogels die op elkaar botsen.

 

- Ongelooflijk hoeveel ze lijken op de uiteindelijke vorm. Of 
had je al eens twee kogels gezien die op elkaar gebotst waren?

 

Pauwaert: Absoluut niet. Ik vermoed dat het ook nooit gebeurd is. De kans is wel heel klein.

 

- Heel bijzonder, vind ik, want zelfs als je de kogels in het echt ziet is hun vervorming moeilijk te vatten.

 

Pauwaert: Het is natuurlijk wel zo dat ik precies deze vorm heb proberen te maken.

 

- Door naar de juiste legering te zoeken?

 

Pauwaert: Ja. Eerst was er de tekening. Maar nadien heb ik er wel voor gezorgd dat de kanonskogels niet versplinterden, maar vervormden. Op het eerste gezicht denk je dat er materie ontbreekt, maar dat is niet zo. Het metaal is ook niet samengedrukt, dat is onmogelijk. Eigenlijk zijn beide ballen gezwollen aan de achterzijde, ze zijn uitgezet. Het volume en het gewicht zijn even groot, maar de curve van de bol is groter. 
Het oppervlak is ook gladder.

 

- Een soort van plasma-effect, vermoed ik. In een plasma zwemmen protonen en elektronen door elkaar. 

 

Pauwaert: We zouden een fysicus moeten vinden die het kan verklaren.

 

- (Zoekend op het wereldwijde web.) Hier zeggen ze dat metalen smeedbaar zijn omdat de elektronen gemakkelijk van proton wisselen. Sommige elektronen van een atoom verhuizen en andere niet, waardoor er een stevige binding ontstaat tussen de verschillende atomen. Daarom geleiden metalen ook zo goed.

 

Pauwaert: Goed dat we geen fysicus meer nodig hebben.

 

- In elk geval lijkt het idee voortgekomen uit de tekening en niet andersom. Het lijkt alsof je een soort van Napoleontisch briefpapier wilde ontwerpen, met een soort van Goddelijke verschijning in het centrum. Ik vermoed dat je eerst de kanonnen hebt getekend. Dan heb je er de naar elkaar ‘vliegende’ kogels aan toegevoegd. En daaruit is vermoedelijk de centrale epifanie ontstaan.

 

Pauwaert: Ik kan het me niet herinneren.

 

- Op welk kanon is de tekening gebaseerd?

 

Pauwaert: Op een Britse negenponder. Er staat bij geschreven dat het Franse twaalfponders zijn, maar dat klopt niet. Alleen experts zien dat, dacht ik. De loop is korter, bijvoorbeeld.

 

- Uit de tekening is een eerste maquette ontstaan: een vitrine met twee kleine kanonnen die naar elkaar geschoten hebben. Van welke kanonnen waren dat schaalmodellen?

 

Pauwaert: Franse zesponders uit het jaar elf van de revolutionaire kalender. Het zijn kanonnen zonder franjes, puur praktisch. Ze vallen buiten het Gribeauval-systeem, waartoe alleen vier-, acht- en twaalfponders behoorden.

 

- Hoe ben je aan die maquette begonnen?

 

Pauwaert: Eerst ben ik met veel mensen gaan spreken. Robert Monchen, die later Pizza Gallery zou oprichten en me toen vaak geholpen heeft, bracht me in contact met een kennis van hem, een gun enthousiast die jaarlijks naar de Verenigde Staten reisde, naar een plek waar ontploffingsgeluiden werden opgenomen voor videogames. Die man verwees mij naar de directeur van het Legermuseum in het Brusselse Jubelpark, Paul Dubrunfaut. ‘Ces armes aussi anciennes soient-elles ne sont pas des jouets,’ schreef die in zijn eerste mail. (‘Die wapens zijn wel oud, maar daarom zijn ze geen speelgoed.’) Hij ontving me in zijn bureau. Hij had leren lappen op zijn ellenbogen, een brilletje en een kort getrimde baard. ‘Als je er ooit in slaagt zo’n kanon te laten schieten, kan ik je naar een schietbaan van FN Herstal brengen,’ zei hij. Vandaag is hij met pensioenAlle mannen met wie ik toen heb gesproken, waren met pensioen. Ze hadden ook allemaal leren lappen op hun ellenbogen, een brilletje en een kortgeknipte baard.

 

 

Kerstverlichting

 

- Met wie heb je nadien gesproken?

 

Pauwaert: Het draaien van de kanonsloopjes was niet zo moeilijk. Als kanonskogels gebruikte ik echte kogels van 12 millimeter doorsnede die ik samen met een pistool had gekocht. Het probleem was de vereiste gelijktijdige ontsteking. Hoe kon ik de kanonnen tegelijkertijd laten vuren? Vandaag lijkt alles heel eenvoudig, maar toen was ik op zoek naar een soort van professor in de wapenkunde die mij kon verder helpen. Zoekend op het internet vond ik iemand die zich de stadskanonnier van Mechelen noemde. Hij heette Marc Vanhooff. In en rond zijn verkavelingsvilla stonden overal houten en plastieken kanonnen, die hij afvuurde met losse flodders. Voor de ontsteking gebruikte hij een soort van gloeidraad. Dat bracht mij op het idee kerstverlichting te gebruiken om de twee kanonnen tegelijk te laten schieten.

 

- Hoe werden kanonnen vroeger aangestoken?

 

Pauwaert: Door middel van een lont die je in het zundgat stopt. Het vuur in het zundgat loopt dan naar de eigenlijke explosiekamer. Bij handwapens doe je dat met een vuursteen die het kruit in de pan aansteekt. Dat brandende kruit verwekt een tweede, grotere explosie in de kamer. Bij wapens met een vuursteenslot krijg je daardoor een zekere vertraging. Je hebt twee explosies nodig.

 

- De kleine kanonnetjes werkten dus als handwapens?

 

Pauwaert: Eigenlijk waren het handwapens op wieltjes. Mijn plan was een gelijktijdige explosie op te wekken door de traditionele, onberekenbare lont te vervangen door een kleine, met elektriciteit opgewekte explosie in de pan. Ik vond een ouderwetse kerstverlichting met halogeenlampjes, verwijderde het glas rond de gloeidraad van twee lampjes, bevestigde ze aan de achterkant van de loop, bij het zundgat, en legde een beetje buskruit op de gloeidraad. Tegelijk bouwde ik een soort van testkamer met een glazen wand, zodat we konden zien en filmen wat er gebeurde. Van een gepensioneerde bankdirecteur heb ik kogelvrij glas gekregen. De andere wanden waren van twee centimeter dik, massief eikenhout. In die testkamer heb ik een eerste test gedaan.

 

- Hoe heb je de kanonnen gericht?

 

Pauwaert: Gewoon visueel, zonder laser. Ik heb twee tests gedaan. De eerste thuis, de tweede in de galerie van Oliver Barbé. De eerste keer waren er wel twee ontstekingen geweest, maar één kogel was blijven steken. Bij een tweede poging, in de galerie, schoot dat kanonnetje twee kogels af. Oliver Barbé heeft de tweede test gefilmd met een iPhone in slow motion modus. Je hoorde maar één knal, maar op de film kon je zien dat de explosies niet gelijktijdig waren. De vlammen waren niet even snel door het zundgat gelopen. 

 

- Hoe kwam je aan het buskruit? Maakte je dat toen al zelf?

 

Pauwaert: Tijdens een van mijn bezoeken aan die stadskanonnier van Mechelen vroeg ik hem waar hij zijn buskruit kocht. Hij bleek over een grote voorraad te beschikken. Af en toe ging ik een kilo bij hem kopen.

 

- Wat voor buskruit was het?

 

Pauwaert: Het was heel fijn kruit.

 

- Later moeten we het nog over verschillende soorten buskruit hebben. Maar nu meer over de eerste schiettests.

 

Pauwaert: Een van de twee kogels die tegelijk uit hetzelfde kanonnetje kwamen, raakte het andere kanon, dat een salto maakte. Aan de buitenzijde van de twee centimeter dikke eiken wand zat een bluts, veroorzaakt door een van de kogels.

 

 

Autobougies en startkabels

 

- Daarna probeerde je een andere ontsteking uit.

 

Pauwaert: In een metaalatelier waar ik een tweede schaalmodel van de 12 mm kanonnen liet draaien ontmoette ik toevallig een bricoleur die mij vertelde dat je makkelijk een vonk kan maken met een autobougie. Bovendien zijn die heel precies, wat goed was voor de timing. Je kan ze niet aansluiten op het net of een batterij, omdat ze een hoog voltage vergen. In een auto gebeurt dat door middel van de bobine, die de laagspanning omzet in hoogspanning, zo’n 10.000 volt. Maar die bricoleur raadde me aan een schrikdraadapparaat te gebruiken, een toestel dat stroom opwekt met een hoog voltage maar laag ampèrage. 

     Ik liet twee nieuwe loopjes draaien die aan de achterkant ingeboord werden en ik tapte er een schroefdraad in voor de bougies. Ik verbond ze met startkabels en ik probeerde er kruit mee aan te steken. Dat lukte niet, omdat de vonk veel te klein was. Wel groot genoeg om benzinedampen aan te steken, maar niet krachtig genoeg voor buskruit. Ik heb verschillende dingen geprobeerd: er een paar druppels benzine aan toevoegen, bijvoorbeeld, wat niets opleverde. Toen kwam ik op het idee er ether bij te spuiten, een trucje voor het opstarten van zware dieselmotoren (je spuit het in de luchtinlaat), maar dat is maar één keer gelukt. Het probleem was dat de ether te snel verdampte en daardoor gelijktijdigheid uitsloot. Zo ontdekte ik ook dat het heel moeilijk is benzine in brand te steken. Benzine brandt alleen aan de oppervlakte.

 

- In juni 1989 heb ik Panamarenko vergezeld naar de Furkapas, waar we twee weken lang geprobeerd hebben een pastillemotor te ontsteken. Wat we ook probeerden, het lukte niet. Het was een excentrische, pneumatische motor. De lucht en de benzine werden naar binnen gezogen en samengeperst door bewegende schotten die de kamers eerst vergrootten en nadien verkleinden. Misschien lag het aan de vlotheid van de schotten? Ze waren van bakeliet of aluminium. Ze werden bijgevijld en geolied. Elke keer legden we de motor helemaal open. Zonder resultaat. Misschien was de plek van de ontsteking niet juist? We probeerden verschillende posities. Misschien was de samenstelling van de benzine niet juist? We probeerden verschillende samenstellingen. Lag het aan de hoogte? Was de luchtdruk te laag? We kwamen het niet te weten. Het lukte niet. Thuis begreep Panamarenko dat de gebruikte piezo-aansteker niet geschikt was om benzine te ontsteken. Later zocht hij acht jaar lang naar een manier om de ondersteboven geplaatste Suzuki-motor van ‘Hazerug’ te ontsteken, wat niet lukte omdat de bougie omwille van esthetische redenen onderaan zat en verzoop. Hij probeerde allerlei elektronische ontstekingen uit, net als jij.

 

 

Vuurwerkmakers

 

- Wat heb je daarna geprobeerd?

 

Pauwaert: Ik ontdekte dat een klasgenoot van mijn dochter Zita afstamde van een familie van vuurwerkmakers. Haar grootvader vertelde me dat er elektrische vuurwerkontstekers bestonden die een gelijktijdige ontbranding mogelijk moesten maken. Ik was niet meteen overtuigd, omdat die kogels 200 meter per seconde afleggen, waardoor gelijktijdigheid utopisch lijkt. Maar bij een van mijn eerste tests met de grote schaalmodellen van de zesponders, ben ik erin geslaagd twee kogels tegen elkaar te laten botsen. Dat was in de kelder van mijn toenmalig atelier. Bij een poging in de galerie is het nog eens gelukt, maar die keer zijn de kogels uiteengespat. De eerste geslaagde poging leverde twee vervormde kogels op die leken op de kogels in de oorspronkelijke tekening en op de twee grote kanonskogels die vijf weken geleden tegen elkaar gebotst zijn.

 

- Waar heb je zo’n ontsteking voor vuurwerk gevonden? 

 

Pauwaert: Die grootvader was natuurlijk al met pensioen en had al zijn gerief verkocht, maar op het net ontdekte ik dat je dat gewoon in China kon bestellen.

 

- Hoe werkt zo’n ontsteking?

 

Pauwaert: Er zit een soort opgedroogde pasta op. De exacte samenstelling ken ik niet. Het is gevoeliger dan buskruit. Het reageert zelfs op 12 volt. Het geeft een heel felle vlam zoals een lucifer en steekt de boel mooi in gang.

 

- De schaalmodellen van de zesponders hadden kogels met een diameter van vier centimeter. De lopen waren van staal?

 

Pauwaert: Ja. De wielen waren afkomstig van een marathonkoets en de affuiten waren gemaakt van een oude kleerkast die iemand had buitengezet voor het grofvuil, net naast mijn atelier. De wielen van de allereerste schaalmodellen waren afkomstig van een poppenwagen.

 

- Wat een geluk dat je drie dochters hebt. Marie-Puck Broodthaers vertelde me ooit dat haar vader speelgoed van haar stal, onder meer een karretje, een tafeltje en een stoeltje, om er eierschelpen op te plakken of ze om te zetten in kunstvoorwerpen door er zijn initialen aan toe te voegen.

 

 

Lopen van gietijzer

 

- De lopen van de twaalfponders zijn niet gedraaid, maar gegoten. Waarom? En hoe doe je dat eigenlijk?

 

Pauwaert: Lopen van die lengte kunnen niet gedraaid worden, omdat de ‘tolerantie’ van de draaibanken te laag is. Als je zo diep moet boren, gaat de boorkop een beetje zwemmen en is de boring niet accuraat. In de 19de eeuw was dat geen probleem, maar vandaag laten de machines zo’n afwijkingen niet toe. De maximaal toegestane boorlengte voor een opening van 125 millimeter is veertig centimeter.

     Eerst heb ik een model van de loop gedraaid met op elkaar gelijmde berkenmultiplex. Dat is multiplex die uit heel fijne lagen bestaat. Het model bestaat eigenlijk uit twee helften die aan elkaar gekleefd zijn met twee kranten in het midden, zodat je het later gemakkelijk in twee kan splitsen. Ik weet niet hoe lang het draaien heeft geduurd, ik heb er een paar weken af en toe aan gewerkt. 

     Uiteindelijk hou je twee houten helften van een volle loop over. Die strijk je in met een roodkleurig hars, zodat het gietzand er niet aan blijft kleven. Dan leg je één helft met de vlakke zijde op een tafel, je bouwt er een kist rond en je vult de kist met gietzand, dat je aanstampt. Dan draai je de kist om, je verhoogt de randen, je legt de tweede helft van het houten model op de eerste en je voegt opnieuw gietzand toe. Als je nu de modellen verwijdert, hou je de gietvorm over.

     Vervolgens maak je in een aparte mal een kern, die ervoor zal zorgen dat de loop hol blijft. Die kern moet zowel boven als onder bevestigd worden, omdat hij door de druk van het binnenstromende staal kan omhoog gedrukt worden en krombuigen.

 

 

Legering

 

- De eerste kanonskogeltjes, met een doorsnede van 12 mm, waren pistoolkogels. Welk materiaal heb je gebruikt voor de kogels van veertig millimeter?

 

Pauwaert: Die kleintjes waren gemaakt van lood. Ik had opgemerkt dat ze scheurden als ze iets raakten. 
Er gebeurden rare dingen mee. Lood was dus te zacht. Ik had een legering nodig die samendrukbaar was, maar niet zou scheuren. Messing en brons leken hetzelfde resultaat te geven. Messing is een legering van koper en zink. Brons bestaat uit koper en tin. Uiteindelijk heb ik gekozen voor een brons dat ik zelf heb samengesteld. Alle tests gebeurden in de kelder. Om de kanonnen daar te krijgen, moest ik ze demonteren. Dat was heel omslachtig. 

 

 

Gelijktijdige ontsteking

 

- Stond de gelijktijdige ontsteking toen al op punt?

 

Pauwaert: Die had ik nog niet getest, omdat ik bang was een van de kanonnen te beschadigen. Daarom heb ik een proefopstelling bedacht waarmee ik de gelijktijdigheid kon testen zonder dat de kanonnen naar elkaar schoten. Ik nam een dikke houten balk die horizontaal rond een as kon draaien, zoals een wenteldeur. De as was een dikke, stevige staaf. Aan de achterkant had ik een vijf millimeter dikke ijzeren plaat bevestigd. Aan 
de voorzijde goot ik er een laag gesmolten lood over. De bedoeling was dat een kanonbal die eerder arriveerde zijwaartse sporen zou trekken in dit lood, door het wegdraaien van de balk.

 

- Prachtig.

 

Pauwaert: Bij de allereerste test gingen beide kogels los door de balk en het metaal. Dat was een mooi moment. Ik was heel gelukkig, want ik had verwacht dat het een moeizame, Christo-achtige, lange weg zou worden.

 

- Dan heb je de kanonnen in de kelder naar elkaar laten schieten?

 

Pauwaert: Ik wist niet hoe precies de schoten zouden zijn en ik was bang dat ik een kanon zou vernietigen. 
Er was een tentoonstelling gepland, waar ik de kanonnen naar elkaar zou laten schieten, en er was geen tijd meer om nog een nieuw kanon te maken als er iets misliep. Om te beletten dat ze elkaar vernietigden, plaatste ik ze op negen meter van elkaar en plaatste ik in het midden, op de plaats waar de kogels elkaar moesten raken, een vijf millimeter dikke metalen plaat die een eventueel slecht gericht kogel zou vertragen en het tegenoverstaande kanon zou beschermen.

 

- Wat is er gebeurd?

 

Pauwaert: De ontsteking was gelijktijdig, de kanonnen waren precies gericht, maar toch hebben de kogels elkaar niet in het midden ontmoet. Eén kogel is door de plaat gevlogen voor hij de andere kogel raakte. 
Beide kogels vervormden mooi zoals op de tekening. Het doorboren van de plaat moet de snelste kogel vertraagd hebben, waardoor de kogels heel bleven. Bij de volgende test zonder plaat in het midden, in de galerie, tijdens de vernissage, zijn beide kogels versplinterd en in de vorm van schrapnel in de muur beland.

 

- Vandaag zijn de twaalfponders beschermd omdat ze zich buiten de vijftig meter lange betonnen tunnel bevinden, die je hebt gebouwd.

 

Pauwaert: Ja. De lopen reiken maar dertig centimeter in de tunnel. 

 

 

Betonnen schiet-tunnel

 

- Hoe heb je de tunnel gebouwd?

 

Pauwaert: We hebben in het midden van een grote wei twintig betonnen slabben gegoten van 5 x 2,5 meter en ongeveer 20 à 25 centimeter dik. De bekisting bestond uit telkens vier planken. De bouwstaalmatten hebben we op stenen gelegd. Er ging ongeveer 50 kubieke meter beton in. Met twee bouwkranen hebben we die slabben tegenover elkaar gezet als een kaartenhuisje en aan de bovenkant aan elkaar geklonken met draadstangen van een meter lang en 35 mm doorsnede. Daarna hebben we de tunnel bedekt met aarde, aangevoerd door twintig vrachtwagens.

 

- Nu je de tunnel niet meer nodig hebt, kan je de toegang afsluiten met een traliehek. Dan kunnen er vleermuizen in wonen.

 

Pauwaert: Bij onze laatste test vloog er al een vleermuis naar buiten. Er vloog ook aarde rond, die loskwam van het dak van de tunnel.

 

 

Nieuwe legering

 

- De kanonskogels van de laatste, geslaagde schiet-test bestaan uit een nieuwe legering. Hoe is die tot stand gekomen?

 

Pauwaert: Voor de eerste poging om met twee twaalfponders naar elkaar te schieten, heb ik een speciaal gegoten kanonskogel van lamellair gietijzer gebruikt. Dat is gietijzer waarin de ongebonden koolstof de vorm heeft van dunne schijfjes. Het is zeer hard, maar ook bros ijzer. Er worden kachels en kookpotten van gemaakt. De week voordien had ik verschillende tests gedaan met kanonskogels van nodulair gietijzer. Dat is gietijzer waarin de koolstof bolvormig is, waardoor er meer rek op zit. Die kogels hadden een doorsnede van 120 mm. We schoten op stalen platen van 15 of 25 mm dik. Zowel de platen als de kogels vervormden. Maar omdat ik de indruk had dat de schoten niet precies genoeg waren, liet ik zestien kogels gieten die drie millimeter breder waren: 123 mm. Door een misverstand had de bronsgieter echter geen nodulair, maar lamellair gietijzer gebruikt, waardoor de kogels veel harder waren. Bij de tests vlogen ze dwarsdoor de stalen platen, alsof die van papier waren. Ik had liever zachtere kogels gebruikt, maar omwille van de precisie koos ik voor de harde, die iets groter waren. (Later bleek dat de schoten wel heel precies waren, alleen konden we dat niet verifiëren, omdat we nooit precies wisten waar we op gericht hadden.)

 

- De kanonnen staan buiten de schiet-tunnel, maar hun lopen bevinden zich gedeeltelijk binnen. Hoe heb je ze kunnen richten?

 

Pauwaert: Met een schrijnwerkerslaser. Achterin elke loop plaatsten we een stuk karton met een kruis. Het lichtje moest het midden van het kruis verlichten. François stond in de bunker en gaf aanwijzingen. Ik stond buiten en tikte met een voorhamer tegen de lopen tot ze juist gericht stonden. Dat ging heel moeizaam. Soms moest het hele kanon twee millimeter opschuiven. Ik tilde het op met een singelband.

 

- De kanonskogels van de eerste test leken verzwonden.

 

Pauwaert: We hebben lang gezocht. Eén kogel hebben we nooit teruggevonden, de andere is tot het einde van de tunnel gevlogen een heeft zich daar in een hoek van negentig graden meer dan een halve meter in de grond geboord.

 

- Eigenlijk beoefen je experimentele geschiedenis. Nu kunnen we ons tenminste voorstellen welke schade zulke kogels kunnen aanrichten.

 

Pauwaert: Als je ziet met welk gemak zo’n kogel een stalen plaat doorboort en je denkt aan paarden of mensen…

 

- Uiteindelijk is het je gelukt twee kogels tegen elkaar te laten botsen zonder dat ze versplinterd zijn.

 

Pauwaert: We hebben twee dagen lang zelf kogels gegoten, omdat ik minder harde kogels nodig had. Niet makkelijk. We konden de mal van de gieterij gebruiken, maar als je brons giet, krimpt dat meteen. Het volume metaal dat je in de mal moet gieten, is twee keer groter dan je schijnbaar nodig hebt. Dat krimpen gaat heel snel, zodat je een heel brede trechter met een heel korte tuit moet gebruiken om het krimpen te vertragen. Rond middernacht van de tweede dag is het ons eindelijk gelukt.

 

- Welke legering heb je gebruikt?

 

Pauwaert: Een variatie op aluminiumbrons.

 

- Waarom aluminium?

 

Pauwaert: Gewoon brons heeft een glasachtige, steenachtige structuur. Aluminiumbrons is elastischer. Messing ook. Messing bevat zink. Gewoon brons, een mengeling van koper en tin, is harder.

 

- Heb je aluminium van je patévormen gebruikt?

 

Pauwaert: Ongeveer tien procent van de legering was aluminium van vleespotten. Ik heb er ook een aantal grote penningen van messing in gegooid, die 40% zink bevatten. Daardoor zat er ongeveer 2 à 3% zink in. De rest was koper. Aluminiumbrons heeft een mooie, goudachtige kleur. Door er een beetje messing aan toe te voegen, kregen we een tinbronskleur, wat ik heel mooi vind.

 

 

Buskruit

 

- Kan je ook iets vertellen over het gebruikte buskruit? Je echtgenote Elisabeth schonk je een boek over buskruit, waardoor je ontdekte dat je middeleeuws kruit gebruikte.

 

Pauwaert: Ik maakte buskruit door houtskool, zwavel en salpeter fijn te malen in een polijstmolen met maalkogels. Lezend ontdekte ik dat zo’n mengsel meelpoeder genoemd wordt en vooral gebruikt werd in de 13de en 14de eeuw. Meelpoeder heeft verschillende nadelen. Ten eerste is het zo vluchtig als bakkersbloem of poedersuiker, waardoor je het moeilijk kan gebruiken als er wind is. Ten tweede heb je meer volume nodig, tot drie keer de massa van het projectiel. Ten derde is het hygroscopisch. Het slorpt snel water op, waardoor je het moeilijk kan meenemen op een veldtocht.

     Voor de tests met de kleine kanonnen heb ik kant-en-klaar kruit gekocht met fijne korrels van 0,5 tot 2 mm. Zulk kruit is geschikt voor handwapens, maar gevaarlijk voor grotere kalibers omdat ze een grote piek in atmosferische druk veroorzaken. Daarom heb ik voor de grote kanonnen zelf grofkorrelig kruit gemaakt. Hoe groter de korrels, hoe minder kans dat de loop ontploft, omdat de vlam mooi door het kruit kan spelen.

     Als je meelpoeder bevochtigt en nadien samenperst, krijg je een krachtiger kruit. Ik heb een hoeveelheid meelpoeder beneveld (vijftig gram water per kilo buskruit) en daarna in een soort cakevorm geperst met een pers die ik heb gemaakt van een krik voor vrachtwagens. Vroeger werden die cakes vermalen, maar dat is te riskant. We hebben er met een houten hamer op gemept tot we brokjes van ongeveer zeven millimeter hadden. Die gingen in de polijstmolen, zonder kogels, om de scherpe kantjes eraf te slijpen. Vroeger werden de resulterende korrels nog eens gepolijst met grafiet, waardoor hun poriën sluiten en ze minder snel aan elkaar kleven en minder water opnemen. Dat deed ik aanvankelijk ook, omdat het kruit daardoor trager wordt en ik hoopte dat het de kans op het ontploffen van een loop zou verkleinen, maar omdat ik niet veel verschil zag, skip ik die laatste stap nu. Ik heb een groot vertrouwen in mijn kanonslopen (lacht). 

 

- Hoeveel keer hebben jullie geschoten voor het gelukt is?

 

Pauwaert: De tweede keer was het raak. Ik vind het moeilijk dit luidop te zeggen, omdat het daardoor zo gemakkelijk lijkt.

 

- Al die tests! Het bouwen van de kleine kanonnen. De zoektocht naar een gelijktijdige ontsteking… Dan het bouwen van de grote kanonnen. De affuiten. De lopen. Het bouwen van de tunnel. 
Het perfectioneren van het buskruit. Het vinden van de juiste legering voor de kogels. Alle ad hoc oplossingen die je hebt gevonden voor problemen die zich hebben voorgedaan… 

 

 

Nieuwe plannen

 

Je bent ook bezig met een stoet. Hoe ver sta je? Ik neem aan dat je de koperen raket gaat gebruiken die je nu aan het braseren bent?

 

Pauwaert: De raket wordt zeven meter lang. Ze is gebaseerd op een V2, schaal 1/2. Ik moet er nog een soort kar voor vinden. Aan het hoofd van de stoet zou ik graag Napoleontische trommelaars hebben die de pas de charge aangeven. Ook zou ik er graag een kar met bimbammende kerkklokken en kanonnen bij hebben. Misschien zou ik ook alle klokken in Gent tegelijk kunnen laten luiden. In het begin wilde ik er ook paarden bij.

 

- Je wilde zelf een paard trainen door het te laten wennen aan kabaal.

 

Pauwaert: Daar heb ik eventjes over gefantaseerd, ja. Eerst krijgen ze knallen te horen terwijl ze aan het eten zijn. Als ze daar niet meer op reageren, worden ze aangemoedigd op mensen toe te lopen die met potten en ketels lawaai maken. Als ze dat durven, krijgen ze lekkers aangeboden, zodat ze het lawaai gaan associëren met een beloning. Mijn dochter Zita is een hartstochtelijk paardrijdster. Maar het leek mij toch een zware klus. Het zou beter zijn paarden van het leger of de politie in te zetten.

 

- Ik zag dat je foto’s van ontploffingen hebt gemaakt tussen dode, verminkte bomen.

 

Pauwaert: Die bomen spreken mij aan zonder dat ik weet waarom.

 

- Gisteren zag ik toevallig een documentaire over Einstein, waarin het beroemde beeld te zien was van bomen die doorbuigen en afknappen onder het geweld van een atoomontploffing.

 

Pauwaert: Vorige week heb ik geprobeerd een paddenstoelwolk te maken door een ballon met een doorsnede van 180 cm te vullen met waterstof en twee kilo buskruit. Een paddenstoelwolk ontstaat wanneer de opstijgende gassen dezelfde temperatuur krijgen als de omgeving, maar dan mag er geen wind zijn. Tenzij je bom zo krachtig is dat de wind geen invloed heeft. Het is in elk geval niet gelukt. De ballon is ontploft tijdens het vullen. Voorlopig zal het bij die ene poging blijven. 

 

- Wil je nog iets toevoegen aan dit gesprek?

 

Pauwaert: Ik zou in dit boek liever niet over de stoet en de raketten spreken, omdat ik er nog niet ver mee sta.

 

- Dat begrijp ik. Maar ik vind het mooi om te eindigen met iets dat we ons nog niet kunnen voorstellen. De droom lijkt even abstract of absurd als de wens twee kanonskogels tegen elkaar te laten botsen.

 

Pauwaert: Als ik erover spreek, lijkt niemand te begrijpen waarom dit kunst zou kunnen zijn.

 

- Dat vind ik fantastisch. Er staat je een beeld voor ogen, dat voor jou bijna even ongrijpbaar is als voor de anderen. En dat beeld brengt je in beweging, zonder dat iemand het eindresultaat kan voorspellen. Dat kan alleen maar een nieuwe vorm worden.

 

 

Montagne de Miel, 3 maart 2024