Hans Theys est un philosophe du XXe siècle, agissant comme critique d’art et commissaire d'exposition pour apprendre plus sur la pratique artistique. Il a écrit des dizaines de livres sur l'art contemporain et a publié des centaines d’essais, d’interviews et de critiques dans des livres, des catalogues et des magazines. Toutes ses publications sont basées sur des collaborations et des conversations avec les artistes en question.

Cette plateforme a été créée par Evi Bert (Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) en collaboration avec l'Académie royale des Beaux-Arts à Anvers (Groupe de Recherche ArchiVolt), M HKA, Anvers et Koen Van der Auwera. Nous remercions vivement Idris Sevenans (HOR) et Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Rinus Van de Velde - 2016 - Verhalende grijswaarden [NL, essay]
Texte , 8 p.




__________

Hans Theys


Verhalende grijswaarden
Over nieuw werk van Rinus Van de Velde



In de centrale zaal op de eerste verdieping van het S.M.A.K. zijn momenteel negen monumentale tekeningen en enkele sculpturale decorstukken te zien van Rinus Van de Velde (°1983). Zoals vaak bij Van de Velde, vormen de tekeningen samen één reeks die gestalte geeft aan de fictieve biografie van een kunstenaar. Voor een reeks uit 2015 was dat een performancekunstenaar, die onder meer met een kano afdaalde doorheen een geometrisch landschap. Vandaag gaat het om een kunstenaar met zelfmoordneigingen, wiens wederwaardigheden gebaseerd zijn op een filmscript van de Franse schrijver Jules Romain (1885-1972).


Tekeningen

Soms werkt Van de Velde op de muur, meestal op glad gemaakt papier of doek. Zijn tekeningen worden steevast houtskooltekeningen genoemd, omdat hij zichzelf graag inschrijft in de traditie van de schilderkunst. (“Een schilderij omschrijf je ook graag als ‘olie op doek’, zegt hij, ook al heb je er een beetje gouache en acryl bij gesmeerd.”) In werkelijkheid tekent hij de laatste jaren met pastel, waardoor hij meer vloeiende grijswaarden kan creëren. Naast de grote vlakken tekent hij korte streepjes en lijnen waarvan hij de rand uitveegt met zijn duim, waardoor de grijze sporen meestal zo breed zijn als deze vinger. Hij vertelt mij dat de snelheid essentieel is. ‘‘Hoe sneller ik werk, hoe ruwer,” vertelt hij, “hoe trager het tekenen, hoe meer gedetailleerd. Het komt erop aan het juiste ritme of evenwicht te vinden tussen de verschillend getekende partijen binnen één werk.” “Het lijkt alsof je hier en daar zover mogelijk wil gaan in een ruw niet-tekenen,” zeg ik, “waarbij de uitgespaarde, witte partijen steeds concreter en aanweziger worden.” “Ja, dat is een van de zaken waar ik nu mee bezig ben,” zegt hij.


Decors

Deze tentoonstelling bevat ook grote decorstukken die door Van de Velde werden gebouwd om taferelen samen te stellen. Deze stukken zijn prachtig gemaakt. Mij leek dit een boeiende manier om tot een nieuwe vorm van beeldhouwwerk te komen. Van de Velde begon immers te tekenen om vorm te geven aan de fictieve biografie van de beeldhouwer die hij zelf niet kon zijn bij gebrek aan ruimte en middelen. Terwijl we samen tobben over een mogelijke verbetering van de opstelling in het S.M.A.K., vertelt hij echter dat hij voorlopig wil stoppen met het bouwen van deze grote stukken, omdat ze heel broos zijn en hij ze niet kan opslaan. ‘Ik ben nu aan het nadenken over een schaalverkleining,’ zegt hij, ‘over kleinere sculpturen die op dezelfde manier verhalen bij mij zouden oproepen als mijn tekeningen.’


Personages

Negentiende-eeuwse schilders zoals Manet bouwden in hun ateliers composities waarop ze hun schilderijen baseerden. De schilder en criticus Jacques-Émile Blanche legt in zijn boek over Manet uit dat het maken van deze composities een volwaardige artistieke bezigheid was. Van de Velde gaat op dezelfde manier te werk. Door het verschuiven en uitlichten van personen en zelf vervaardigde decorstukken creëert hij composities die, omgezet in zwart-wit contrasten en grijswaarden, een levendig oppervlak zullen opleveren. Dit oppervlak roept verhalen in hem op, die hij voor de grote tekeningen laat omzetten in Engelstalige onderschriften door de schrijver Koen Sels. Voor deze tentoonstelling schreven Van de Velde en zijn kompaan ook een poëtische zaaltekst, die door Van de Velde rond te tekeningen op de muur werd geschreven. Dit derde compositorische element voegt een prachtige beweging toe aan de opstelling. Soms zijn deze bijschriften een beetje verwarrend, omdat je moeilijk kan achterhalen welk personage eigenlijk aan het woord is, maar in het algemeen begrijpen we dat Van de Velde verschillende posities als kunstenaar uitprobeert in een virtuele ruimte.


Literatuur

Van de Veldes werkwijze lijkt op die van Fernando Pessoa (1888-1935), die echter helemaal anders te werk ging, omdat de fictieve schrijvers die hij in het leven riep daadwerkelijk afzonderlijke oeuvres creëerden. Bij Van de Velde treedt het oeuvre op als een eenvormig, samenhangend spiegelpaleis voor de gedroomde ervaringen van verschillende personages. In die zin doet het eerder denken aan het weergaloze levenswerk ‘Leaves of Grass’ van de Amerikaanse dichter Walt Whitman (1819-1892) die, anders dan Pessoa, Marcel Proust en vele anderen, zijn polymorfe seksuele geaardheid niet verdrong of begroef in een literair labyrint, maar liet openbloeien tot een pandemische omarming van een heel continent en al haar bewoners. (Van de Velde heeft Whitman niet gelezen, maar citeert wel de flard “I contain multitudes” die hij eens heeft gehoord tijdens een lezing.) In een recente publicatie omschrijft Carla Van Campenhout Van de Velde als een “in honderden beelden verdwijnende en dan als een lenige katachtige opnieuw verschijnende hongerkunstenaar”. Ze verwijst daarmee naar een verhaal van Franz Kafka (1883-1924), waarin een hongerkunstenaar zijn vak zo goed beheerst dat hij krimpt tot onooglijke proporties, verdwijnt tussen het stro van zijn kooi, vergeten wordt door het publiek en uiteindelijk vervangen wordt door een panter. “Ik stel mij vragen over de verschillende vormen die het kunstenaarschap kan aannemen,” vertelt Van de Velde, “maar ik geef er de voorkeur aan dat te doen in een fictieve enscenering. Ik beeld mij liever in hoe mijn bestaan er als zelfdestructieve kunstenaar zou uitzien dan het echt uit te proberen.” Hij vertelt ook dat hij tijdens het tekenen vaak naar gesproken boeken luistert. Ik vraag hem welke boeken. “Als ik naar boeken luister terwijl ik teken, doe ik dat via de website audible.com. De keuze wordt dus beperkt door hun aanbod. Ik luister veel naar David Foster Wallace, Tom McCarthy, Don DeLillo… Ook naar klassiekers. Momenteel luister ik naar ‘Brave New World’. Verder luister ik veel naar non-fictie, bijvoorbeeld biografieën van mensen als Bobby Fischer, Lucian Freud, Elon Musk, Walt Disney en Le Corbusier. Ik distilleer daar veel verhalen uit. Maar nogmaals, die keuze wordt deels gemaakt door hun aanbod. Een biografie van bijvoorbeeld Munch hebben ze niet, dus dat lees ik dan 's avonds in bed. De beste boeken die ik ooit heb gelezen? ‘Heart of Darkness’ van Conrad, interviews met Werner Herzog en boeken van David Foster Wallace en Enrique Vila-Matas, die op dit moment mijn lievelingsauteur is.”


Mediafenomeen

Sommige mensen, die mij zelfs hebben gevraagd er hier iets over te schrijven, vinden dat deze tentoonstelling van Rinus Van de Velde door het S.M.A.K. ten onrechte wordt omschreven als een solotentoonstelling, omdat ze zo compact is. Ik denk dat de omvang van een tentoonstelling er weinig toe doet. De directeur van het S.M.A.K. had overigens een bijkomende zaal aangeboden, maar Van de Velde heeft dat geweigerd. Terecht. De meeste tentoonstellingen in het S.M.A.K. zijn te groots opgezet en verzwakken of doden het tentoongestelde werk. In die zin is dit een modeltentoonstelling. Ze bewijst hoe een kunstenaar met relatief weinig ruimte een krachtige, poëtische bijdrage kan leveren aan de samenleving én hoe een museum als het S.M.A.K. in optimale omstandigheden zou kunnen opereren als een permanent verschuivende Rubiks-kubus met gelijktijdige, elkaar completerende, kernachtige tentoonstellingen. Toch begrijpen we de ergernis van sommigen, die allicht te maken heeft met de schijnbaar buitensporige aandacht die in de pers wordt besteed aan deze kunstenaar. Ik vind die aandacht niet buitensporig. Veeleer lijkt het mij dat de aandacht voor andere kunstenaars ondermaats is. Toegegeven, Rinus Van de Velde is een mediafenomeen. Allicht heeft dat te maken met de toegankelijkheid en relatieve voorspelbaarheid van zijn werk en met de connecties van zijn galeriehouder, maar ook met zijn aangename persoonlijkheid en sympathieke smoelwerk, dat ons doet denken aan de karakterkoppen van Serge Gainsbourg of Lino Ventura. De vaderlandse pers is niet geïnteresseerd in plastische kunst, tenzij ze kunstenaars kan reduceren tot herkenbare stereotypes en hen – zonder ooit echt in te gaan op hun werk – kan neerzetten  als in hun achtertuin bricolerende, half geschifte krachtpatsers (John Massis, Panamarenko), dorpsgekken (Wim Delvoye, Jan Hoet), ingebeelde genieën (Salvador Dalí, Jan Fabre), alwetende vaderfiguren (Etienne Vermeersch, Luc Tuymans), getalenteerde huisvrouwen (Berlinde De Bruyckere) of prettig gestoorde charmezangers (Sam Gooris, Jan De Cock). En nu is er Rinus Van de Velde, die wordt voorgesteld als een soort van ideale schoonzoon die liefhebbert in de rockmuziek. Ik vertel hem dat een documentaire-maakster ooit aan Berlinde De Bruyckere vroeg of ze ter wille van de film niet wilde doen alsof ze de vaat deed, zodat de mensen zouden kunnen zien hoe goed ze haar huishouden en het moederschap met haar artistieke bezigheden combineerde. ‘Mij hebben ze al gevraagd of ik niet wilde doen alsof ik kookte,’ antwoordt hij. ‘Ik heb hen geantwoord dat ik nooit kook, maar dat vonden ze irrelevant’. Dan herinner ik mij Panamarenko, die we op zijn 75ste verjaardag in het televisiejournaal een steak mochten zien bakken. Het liefst zien de media iedereen aan het fornuis, bedenk ik, zodat hun zogenaamd domme kijkers en lezers zich met de geportretteerde kunnen identificeren. Dan vertelt Van de Velde dat de mensen van de pers zelfs zijn ouders gaan interviewen, het liefst op de tennisclub, omdat hij ooit de mediagenieke jeugddroom heeft gehad tennisser te worden. Op dat ogenblik zie ik het opnameapparaat in de vooruitgestoken hand van een televisiejournaliste, die geruisloos is genaderd en ons gesprek zonder toestemming is beginnen opnemen. ‘Misschien stelt u liever zelf een vraag?’ opper ik. ‘Ik vind dat jouw personages zo universeel zijn,’ zegt ze, ‘maar ik denk dat je er ook in geslaagd bent de persoonlijkheid van je vrienden perfect te vatten.’ Terwijl Van de Velde haar probeert uit te leggen dat zijn tekeningen gestalte geven aan fictieve biografieën, breng ik mezelf buiten het bereik van de microfoon.


Montagne de Miel, 3 maart 2016