Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Nadia Naveau - 2006 - De oude King Kong houterig en ontroerend [NL, essay]
Tekst , 5 p.




__________

Hans Theys


De oude King Kong houterig en ontroerend
Enkele woorden over het werk van Nadia Naveau



Huid en vorm

In de grote catalogus over de beroemde galerie Wide White Space vraagt Yves Aupetitallot aan Bernd Lohaus en Anny De Decker wat hun vroeger deed besluiten of ze zich al dan niet achter het werk van een bepaald kunstenaar zouden scharen. De voormalige galeriehouders antwoorden dat hun eerste voorwaarde was dat ze een werk niet begrepen. Aan deze gelukkige repliek denk ik terug nu ik mij voorneem iets over het werk van Nadia Naveau te schrijven. Eindelijk werk waar we niets van begrijpen! Eindelijk werk dat vooral uitmunt in wat Luc Tuymans fysieke intelligentie noemt, een bespelen van vormen, texturen, kleuren, vlakken, volumes en lijnen, een opbouwen en een uitschrapen, een afdekken en een blootleggen, een hol maken en een bol maken, een laten vervagen of verscherpen, een eindeloos oproepen en weer laten verdwijnen van beelden als hardnekkig uitvloeisel van een buitenmatig, zij het veelal onbewust, besef van de beeldende, niet discursieve structuur van onze omgang met een grotendeels onzichtbare en onvatbare wereld die wij de werkelijkheid noemen.

Het is een onwennig tasten naar het werk van Nadia Naveau. Aan de ene kant heb je het speelse, het kinderlijke, het uitvergrote speelgoed, de elegantie en het onbezorgde coloriet van de tekeningen, de sculpturen en de installaties, aan de andere kant heb je die afgestompte, koddige, gedrongen, geamputeerde Boccioni-vormen, die onbenoemde, slome Golems, die afkomstig lijken uit een kinderkamer die tijdens onze eerste slaap duizend keer groter geworden is en als struikgewas of zwijgende dieren in de stal de nacht bevolkt met vormeloze schaduwen, diepe kasten, hoeken zonder licht en een trage tijd waarin het nooit meer ochtend wordt… 

Het eerste wat opvalt als je deze sculpturen bekijkt is dat hun huid verschilt, maar dat hun vorm iets gemeenschappelijks heeft: iets kobold-achtigs, uitgestulpts, opbollends, ineengezets, stunteligs. Daar lijkt een duistere, onbeholpen binnenkant te zijn, bedoel ik, een machteloos vorm willen worden van de materie, en aan de andere kant is er die feestelijke huid, een tintelende, gestreepte, carnavaleske of stripverhaalachtige oppervlakte. Soms heeft die huid iets sponsachtigs, als een uitnodiging tot het verkennen van de binnenkant. Hoe dat te zien, te voelen en te denken?


Geboetseerde klei

De verborgen gemeenschappelijke noemer van deze beelden is dat ze allemaal zijn voortgekomen uit geboetseerde klei. Zelfs de Soccer Ball Head Girls, die ongeveer 250 centimeter hoog zijn, zijn afgietsels van reusachtige, kleien vormen, die rond een gelaste, ijzeren draagstructuur gebouwd werden. Alleen al dit boetseren moet een huzarenstuk zijn geweest, dat is duidelijk als je naar de enorme, gezwollen koppen met de uitpuilende zeshoeken kijkt. Maar ook Smackwater Jack en I Wanna Be a Cowgirl werden geboetseerd. Vervolgens werd van de kleien figuur een mal van siliconen en gips gemaakt, waar de klei uit verwijderd werd. De eigenlijke sculptuur is verdwenen, als het vlees van een leeggeschepte meloen. Wat resteert is een zelfdragende huid, een schild, een helm, een pantser. Soms bestaat deze schelp uit in de massa gekleurd polyester, soms uit een laag plasticine die over een gipsen beeld werd gedrapeerd (zoals in het geval van I Wanna Be a Cowgirl), soms uit met wit leer overtrokken, kleurloos polyester, soms uit keramiek. Meestal heeft de afwerking iets poreus. Sommige werken, zoals Finding Neverland of een korte, gedrongen hond, werden bekleed met een schuurpapier- of roofingachtig materiaal dat wordt gebruikt in de modelbouw om het aardoppervlak na te bootsen. Sommige werken zijn bekleed met kunstgras of kunstmos. Zelfs de harde huid van de in de massa gekleurde polyester, zoals bij de lichtblauwe Soccer Ball Head Girl of bij het roze Shirley’s Temple, heeft iets opens. Het betonnen kasteel lijkt opgetrokken uit grof schilferende, opeengestapelde blokken klei. Je voelt en ziet de sporen van het boetseren, je voelt het brokkelige van de klei, de gelinieerde structuur ervan, die soms versterkt wordt door een namaak houtstructuur of door sporen van het mes of de snijdraad. Soms doet de huid van die sculpturen denken aan doorgesneden aardlagen, aan de strata van canyons, aan woestijnrozen en andere kristallen of aan de matière van sommige, met het mes gemaakte of anderszins vettig aangezette schilderijen. 

Elke sculptuur is een grafmonument voor de verdwenen, kleien oervorm. Elke sculptuur houdt een verdwijning in, een einde, een dood. Elke figuur rijst uit dit verlies op als een kleurige feniks, als een wondermooie sarcofaag waaruit het tot stof vergane lijk al lang geleden is weggesijpeld of traag naar buiten gesmokkeld door ijverige knaagdieren.


Collages

Een ander opvallend kenmerk van Nadia Naveaus sculpturen is hun samengestelde, collageachtige aard. De wereld die zich aan ons toont (dus niet de wereld die zich door onze gewenning aan onze blik onttrekt) heeft altijd de aard van een collage. Het schijnbaar toevallig samengeraapte karakter van een beeld maakt dat het ons opvalt. De naden trekken scheuren. Dit gebeurt in werk van schrijvers die klassieke of hoogstaande taalvormen vermengen met dialect of argot, zoals bij Kavafis, Pessoa, Céline, Teirlinck, Louis Paul Boon of Gerard Reve. Dit gebeurt ook in de sculpturen van Panamarenko, de Compositions Trouvées van Guillaume Bijl, sommige schilderijen van Rogier Van der Weyden en Manet, de interieurs van Koen Deprez, de muziek van Merle Haggard of Gainsbourg, de scheve duetten uit ‘69 van Johnny Cash en Bob Dylan, enzovoort enzovoort. 

De poëtische, onverklaarbare aantrekkingskracht van Naveaus sculpturen komt natuurlijk voort uit hun vorm en kleur, die altijd iets raadselachtigs of zelfs sprookjesachtigs behouden, maar ook uit hun vreemde in elkaar gezet zijn. Kijkend naar de benen of poten van de lichtblauwe Soccer Ball Head Girl viel het mij op dat ze niet vloeiend overgaan in het lichaam, maar erop vastgeklikt lijken, zoals de ledematen van plastic meisjespoppen. Het schijnbaar tijdelijk toegevoegd zijn van deze benen maakt de figuur enigszins hulpeloos, voorlopig, ineen geknutseld, droevig, al te zeer uit de kluiten gewassen met nog altijd kinderbenen of misschien zelfs dinosauruspoten. Het beeld heeft iets ontroerends zoals het monster van Frankenstein of de amateuristisch geanimeerde, schokkerig bewegende oude King Kong. Het wezen is buitengesloten, het heeft een te zware kop, het reikt naar een gestroomlijnde toekomst, maar het sukkelt voort op jammerlijke, logge, slechts vluchtig bevestigde vogelbekdierachtige, pinguïneske, struisvogelklompen van poten, net zoals Smackwater Jack, ondanks zijn stoere voorkomen, voor altijd samengesmolten lijkt met zijn naar voren gevallen zelf en een grote cactus die uit zijn zij is gegroeid.

Ik vertelde Naveau over mijn indrukken inzake de collage-achtige aard van haar sculpturen, en toen vroeg ik haar waar die schuin oplopende wanden aan de voet van Shirley’s Temple vandaan kwamen. Het lijkt wel alsof die sculptuur ineengezet is met stukken van uiteenlopende herkomst. Ik herken spirelli-vormige zuilen of vlammen uit kitscherige gasvuren, delen die aan Mayatempels doen denken, delen die doen denken aan de versiering van een bruidstaart in een verhaal van Lucky Luke en delen van strakke gebouwen zoals de Boerentoren, die ineens verdacht veel gaan lijken op protserige gebouwen zoals de Empire State Building of andere Amerikaanse torens waar allerlei decoratieve stukken op werden gekleefd.

Naveau: ‘Sommige delen van de sculptuur zijn min of meer onbewust afkomstig van beelden uit het communistische Rusland, die op mij heel krachtig en tegelijk heel vreemd overkwamen,’ vertelt Naveau. ‘Ik vind het belangrijk dat een beeld vervreemding oproept. Ik hou van beelden die mij aantrekken, maar waarbij ik op het eerste gezicht niet weet wat ik ermee moet aanvangen, wat de bedoeling ervan is. Een beeld moet een beetje zot of vreemd zijn, een beetje maf.
De aluminium beelden van Thomas Schütte vind ik fantastisch, qua vorm, qua materiaal, maar ook omdat ze een confrontatie uitlokken, of ze nu piepklein of megagroot zijn, je kan er niet omheen. Een goed beeld proef je, het heeft iets smakelijks, ik kan dat niet verwoorden, het is een mengeling die werkt zonder dat je meteen kan lezen waar het zogezegd over gaat. De schuimen beelden van Peter Rogiers vind ik ook heel goed, en het werk van schilders als Fred Bervoets, Leon Golub of Henri Rousseau.
Wat je zegt over Shirley’s Temple klopt wel. De logica van het beeld is puur esthetisch. Ik had zin om iets smakelijks, baroks en lelijks te maken. De stad Lokeren heeft mij uitgenodigd een tentoonstelling in een park te maken. Ik wou op een klassieke manier uitgaan van het idee in een park tentoon te stellen en ik dacht aan een soort troon met daar bovenop een monument. Ik dacht onder andere aan de Neptunus van de Marnixplaats, die ik prachtig vind. De vlammen zijn voortgekomen uit het boetseren zelf.’

Ik vertel haar dat ik geamuseerd ben door de duidelijk met plezier gerolde bollen, die rond de sculptuur zijn aangebracht als versieringen van een bruidstaart, maar ook terugkeren op het personage, als een soort van vreemde, dolle last of gewoon voor de lol van de beeldhouwer. 

Naveau: ‘Ja, ik vond het beeld veel maffer met die bollen,’ vertelt ze. ‘Eerst had ik halve bollen uit de sculptuur geschept, maar dat werkte niet echt. Er heeft ook nog een palmboom op gestaan, maar dat werkte ook niet. Dan is dat figuurtje gekomen en nadien de bollen. Ik heb lang getwijfeld of ik de sculptuur wel zo zou afgieten, want het is zo verschrikkelijk, het is zo lelijk, maar tegelijk ziet het er goed uit. Ik hou van barokke gebouwen en vormen. Het is erover, maar tegelijk zit er een stilering in die het beeld af maakt. Het is een geslaagd allegaartje. Eerst wou ik een berg maken om de sculptuur op te plaatsen, een berg bedekt met geel kunstgras, maar nu ben ik van plan de sculptuur op de grond te zetten en in het gazon van het park stroken gras te vervangen door dat gele kunstgras, zodat er een soort van gestileerd lijnenspel ontstaat dat vaag aan de tientallen, verschillend gekleurde lijnen van indoor-sportvelden doet denken.
Wat je vertelt over die collage-achtige structuur doet mij denken aan de ontstaansgeschiedenis van het betonnen kasteel. Eerst bestond dat kasteel uit één stuk, maar het was veel te compact. Het verloor aan kracht door zijn compactheid. Dan heb ik het in stukken gezaagd, zodat ik de verschillende delen, als uiteengevallen puzzelstukken, over de ruimte kon spreiden. De ruimte werd breder. Het beeld werd ruimtelijker en krachtiger omdat het uit verschillende brokstukken bestond.’


Beeldhouwen en schilderen

Ik vertel haar over de schijnbaar grove afwerking van het oppervlak van de beelden, die natuurlijk niet ongebruikelijk is bij beeldhouwwerk, maar die mij ook doet denken aan de manier waarop schilders texturen weven.

Naveau: ‘Ja, ik heb wel beeldhouwen gestudeerd, maar ik heb het meest geleerd van een schilder. Ik had geen les van hem, maar Fred Bervoets kwam mij vaak opzoeken in mijn atelier. Zijn passie was aanstekelijk. Later, toen ik een tentoonstelling in De Zwarte Panter voorbereidde, verraste hij mij door te helpen bij het schilderen van een schaduw. Ik had een groot beeldhouwwerk gemaakt dat gebaseerd was op het getekende spionfiguurtje van Stratego en achter de sculptuur, op de muur, wilde ik een grijs vlak aanbrengen toen Fred zei: ‘Ge gaat dat hier toch niet gewoon plat op de muur schilderen?’ en met een klein penseel, vlakje per vlakje, een schaduw begon aan te brengen. Daar zag ik toch dat schilders anders kijken en voelen dan beeldhouwers.’

- Al was het wel je bedoeling louter een vlak aan te brengen, in contrast met het volume van de sculptuur?

Naveau: ‘Ja, natuurlijk. Ik bedoel maar dat ik mijzelf niet wil vergelijken met schilders wanneer het aankomt op oppervlakte. Het gaat echt wel om twee verschillende zaken. Later heb ik ook een schaduw geschilderd achter Smackwater Jack. Tegenwoordig staat het werk in een bedrijf. Ze vertelden mij dat er mensen waren die pas na zes maanden zagen dat het om een nagebootste schaduw ging. Je kan daaruit wel afleiden hoe weinig de mensen echt kijken. Een echte schaduw zou toch voortdurend van kleur en van vorm veranderen?
De naam ‘Smackwater Jack’ is afkomstig van een liedje van Carole King, waarin een man voorkomt die plotseling op mensen begint te schieten. De leren bekleding is stuk voor stuk over de sculptuur genaaid. Dat was niet simpel. De bekleding van de revolver bestaat uit tientallen verschillende stukjes. Ik paste de patronen af en een vriendin die mode heeft gestudeerd deed het naaiwerk. Zijn huid is een enorme hoes die over de vorm past.
Na Smackwater Jack heb ik een groot beeld van keramiek gemaakt. Eerder had ik met die techniek al twee grote buldoggen gemaakt, die je kan zien in het museum van Oostende. Keramiek is een knap materiaal. Het geeft iets heel waardevols. Het is bijna zoals brons, een oermaterie, ook omdat je weet hoe delicaat het is, hoe moeilijk het te maken is en hoeveel kans er is dat het stuk gaat. Als keramiek te snel droogt valt het uiteen in duizend stukjes. Red One Redone I heb ik geboetseerd in Limburg, maar gebakken in ‘s Hertogenbosch. De sculptuur is na het bakken een heel klein beetje gebarsten, maar dat is wel mooi. Je kan ook niet echt voorspellen hoe het werk er zal uitzien. Het is een wonder. Je brengt een glazuurlaag aan, het werk gaat in de oven en het komt eruit als een blinkende koffiekop, als een groot stuk servies. Dat is wel chique.
De twee helften van Shirley’s Temple zijn niet precies aan elkaar gezet. Dat ziet er wel goed uit. Ik hou ook van de uitstulpingen aan de naad.’

- Omwille van de ongecontroleerde vorm, maar ook omwille van de transparantie?

Naveau: ‘Ja. Het materiaal wordt er leesbaar door. Het wordt nog meer snoep.’


De geboorte van het landschap

Tot slot wens ik nog iets te zeggen over Nadia Naveaus tekeningen. Ze maakten meteen indruk op mij door het elementaire kleurgebruik en door hun opbouw in naast elkaar aangebrachte kleurbaantjes of vlakjes. Toen ik bij de voorbereidingen van dit boekje echter een duizendtal foto’s van landschappen bekeek die Nadia Naveau in de Verenigde Staten heeft gemaakt, herkende ik de structuur en het koloriet van haar tekeningen in die landschappen. Toch waren de tekeningen ontstaan voor haar reis. Het leek alsof ze het Amerikaanse landschap heeft bekeken door de filter van haar eigen tekeningen en met het fotoapparaat heeft geregistreerd wanneer beide rasters samenvielen. Natuurlijk komen alle ‘landschappen’ zo tot stand. De natuur imiteert de kunst, zoals Wilde schreef. Het ‘landschap’ als de vriendelijke, beeld geworden manier van waarnemen van een op zich bedreigende of in elk geval cultuurloze omgeving, ontstond pas na het ontstaan van de gelijknamige schilderijen. Ik heb eerder wel geleerd te kijken zoals bepaalde kunstenaars, maar nog nooit overkwam mij dit met landschappen. Het was een prachtige ervaring, die ik graag voor u zou willen mogelijk maken met dit boekje.


Montagne de Miel, 22 maart 2006