Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Vaast Colson - 2009 - Zelfportretten gemaakt door anderen [NL, review]
Review , 4 p.




__________

Hans Theys


Zelfportretten gemaakt door anderen
De verborgen kant van Chouchou Colson



De titel van Vaast Colson’s huidige solotentoonstelling bij de Antwerpse galerie Maes & Matthijs luidt: “One hundred corkpops to celebrate the crisis and chouchou Colson’s nine year campaign”. Zoals deze titel aangeeft, begon Vaast Colson’s artistieke veldtocht negen jaar geleden, in 1999, met een performance waarbij hij ’s nachts een opschrift op een etalageraam (N.V. Jules Ver) door geschilderde toevoeging van twee letters omtoverde tot een vennootschap met een literaire naam. Colson, die geboren werd in 1977, was toen 22. Twee jaar later bracht hij in Artis in Den Bosch zijn tweede performance, “Famous in Five”, die bestond uit een zelf bedacht initiatieritueel, waarbij een door de kunstenaar uitgebeeld personage een aantal proeven diende te doorstaan. Van deze performance, waarin de kunstenaar zich onder andere moest meten met een witte haai, zijn rekwisieten overgebleven (bijvoorbeeld een zelfgemaakt haaienkostuum), die in 2004 op een prachtige manier tentoongesteld werden in het S.M.A.K., maar ook een foto van een bleke figuur met lange haren en haarband die op zijn borst de woorden ‘white death’ meevoert. Het eigenlijke werk van Colson bestaat uit het creëren van onverwachte, beklijvende ontmoetingen met toeschouwers, ruimtes of omgevingen, waarbij hij zichzelf soms ombouwt tot een nieuw personage. Altijd wordt zijn uithoudingsvermogen op de proef gesteld, altijd is het resultaat een nieuw, magisch beeld.
    Groot was mijn verbazing toen ik hoorde dat Colson als een van de eerste kunstenaars had toegezegd deel te nemen aan het televisieprogramma ‘De Canvascollectie’, waar weinig goeds van te verwachten viel, omdat de gladde geplogenheden van televisieland onverenigbaar zijn met de haken en ogen (de stroperige tijd) van alle hedendaagse kunst die deze griezelige gladheid niet tot thema maakt. Colson vond echter dat het zijn plicht was deel te nemen. ‘Wat kan een kunstenaar betekenen als hij dit soort weerstand niet opzoekt?’ Zijn bijdrage was briljant: hij bracht een beetje olieverf aan op een tafelblad en stelde voor dat hij gefilmd zou worden terwijl hij, gezeten aan het tafeltje, zou wachten tot de verf droog was. Buiten televisieland weet iedereen dat het weken kan duren eer olieverf droog is… Na een tijdje schoof de opnameleider Colson een geruit A4-blad toe waarop hij geschreven had: ‘Vaast, hoe lang gaat dit nog duren’? Als bijdrage aan de eerste juryronde stelde Colson een uitvergroting van dit kattebelletje voor. Twee juryleden, die zich gemanipuleerd voelden door de aanwezigheid van de camera’s, beslisten Colson’s werk niet door te laten naar de volgende ronde, één jurylid onthield zich. Die mensen hadden gelijk, maar het was jammer, want ik had graag gezien hoe Colson deze mini-veldtocht had verdergezet. Als er iets is dat ik heb geleerd door samen te werken met kunstenaars als Panamarenko, Luc Deleu, Walter Swennen, Michel François of Ann Veronica Janssens, dan is het namelijk dat je als bijstander wel kan leren wat een kunstenaar in het verleden zou hebben gedaan, maar nooit wat hij of zij in de komende ogenblikken zal doen: elk werk, elke situatie, biedt problemen die de kunstenaar kan oplossen door iets te doen dat op dat ogenblik nog geen deel uitmaakt van zijn of haar werk of ‘repertoire’. Daarom is het onmogelijk een nieuw stuk van Tsjechov te schrijven, ook al ken je zijn hele oeuvre en al zijn idiosyncrasieën op je duimpje. Daarom zoeken kunstenaars ook weerstand op door zichzelf beperkingen op te leggen, door van ‘stijl’ of medium te veranderen of door moeilijke situaties op te zoeken. Daarom zou dit een prachtige gelegenheid geweest zijn om publiek mee te denken met een kunstenaar. Hoe zou hij zich hieruit redden? Ah, Colson in de finale, live voor de camera! Dat had 23 seconden mooie televisie kunnen opleveren!
    Ik spreek hierover, omdat Colson in het nu volgende gesprek vertelt dat de negatieve reacties op zijn deelname aan dit televisieprogramma, die meestal geuit werden door mensen die verkeerd ingelicht waren, hem voor het eerst werkelijk hebben doen beseffen dat hij zich als persoon en als kunstenaar nog duidelijker moest verhouden ten opzichte van zijn eigen werk en de personages die hij heeft gecreëerd. De huidige tentoonstelling sluit daarom een periode van negen ‘onbewuste’ jaren af en vormt het startschot van een nieuwe ‘campagne’.



Champagnefuif

De huidige tentoonstelling bestaat uit drie delen: een champagnefuif, waarbij je voor alle medestanders van de voorbije negen jaar 100 champagneflessen hebt ontkurkt en met de in gele acryl gedoopte kurken sporen hebt geschoten op het plafond, de muren en de vloer van de tentoonstellingsruimte; het zoeken van een dieperliggende betekenis in de vlekken- constellatie die dit bacchanaal heeft opgeleverd; en de ophanging van elf door anderen gemaakte foto’s van chouchou Colson, niet op het ogenblik van een performance, maar juist voordien of achteraf: als een soort van portretten van de persoon achter het personage dat zich aan de toeschouwer voordoet als bezieler van een performance. Een van die foto’s werd gemaakt tijdens de voorbereiding van je performance “Ten Fibs I Told as a Child”: we zien je vanuit een onflatteus gezichtspunt met een vreemd gevlekte broek op het dak van het oude paviljoen op het theaterplein klimmen. Je houdt van dit soort foto’s omdat ze iets trashy hebben, denk ik, zoals met weinig middelen in elkaar gestoken skatefilms uit de jaren tachtig. Maar bij andere foto’s, zoals het portret van Widu Gasti, lijkt die invalshoek te ontbreken. Waarom heb je besloten deze foto’s nu te tonen?

Vaast Colson: “Sinds dat misverstand met de Canvascollectie weet ik dat tal van journalisten over kunstenaars schrijven zonder vertrouwd te zijn met hun werk. Ze schrijven niet over je werk, maar over een karikaturaal aangezette figuur die ze eigenschappen toeschrijven die op een oppervlakkige manier afgeleid worden uit personages die je hebt gecreëerd om beeldende situaties op te kunnen roepen. Eigenlijk kijken ze niet naar je werk, maar storen ze zich aan een door henzelf verzonnen figuur die achter dat werk zou schuilgaan. Ze reduceren je tot een karikatuur die gestalte geeft aan hun eigen ergernis. In het Engels noemen ze dat een “stock figure”: een poppenkast-figuurtje dat niets meer voorstelt dan een uitvergrote karaktertrek.”

- Vandaar het prachtige werk “Op post”: een poppenkastfiguurtje met jouw gelaatstrekken, hangend in een dertig centimeter hoog stapeltje tape-rollen, dat je momenteel tentoonstelt in Wiels?

Colson: “Ja. Dat figuurtje is voorgekomen uit dezelfde ervaring. Eigenlijk was ik bezig met een jack-in-the-box-editie, waarbij een bovenop een veer geplaatst Colson-hoofdje uit een houten doosje opspringt. Maar tijdens het traag voortschrijdende assembleren van die doosjes was er ineens zo’n hoofdje op een stapeltje tape-rollen terechtgekomen.”


Chouchou Colson

Is “Chouchou Colson” de niet-bestaande persoon waaraan sommige journalisten zich schijnen te ergeren?

Colson: “Dat woord heb ik gewoon overgenomen uit een blog, waarin een journaliste die ik niet ken, die nog nooit met mij heeft gesproken en hoogstwaarschijnlijk nog nooit een performance of tentoonstelling van mij heeft gezien, babbelt over de Biënnale van Brussel die er volgens haar geen is, maar “natuurlijk ook weer een bijdrage bevat van Vaast Colson, de chouchou van de Belgische kunstwereld”. Hoe vreemd zoiets te moeten lezen na negen jaar werk… Op het ogenblik dat je werk eindelijk enigszins zichtbaar wordt, blijkt het de moeite van het bekijken zelfs niet waard te zijn.”

- Bedoel je met “campagne” een drieëntwintigjarige veldtocht zoals die van Hamilcar Barca en Hannibal of denk je meer aan een verkiezingscampagne?

Colson: “Ik vind het fijn dat het woord zowel verwijst naar intellectuele of artistieke pogingen om zelf zichtbaar te worden of thema’s zichtbaar te maken, als naar een fysieke, avontuurlijke of heroïsche tocht…”

- Heeft de keuze van de foto’s die je nu toont iets te maken met die pogingen zichtbaar te worden?

Colson: “Als ik uitgenodigd word over mijn werk te spreken, surf ik altijd naar de site van Dennis Tyfus, de site van de galerie of jouw site, omdat ik het interessant vind te vertrekken van de manier waarop anderen naar mijn werk kijken. Mensen die écht kijken, welteverstaan, geen gemakzuchtige journalisten… Tijdens zo’n lezing, die georganiseerd was door Dimitri Vangrunderbeek, Koenraad Dedobbeleer, Willem Oorebeek en Ben Meewis, merkte Willem Oorebeek op dat ik als persoon of als kunstenaar soms heel aanwezig en soms heel afwezig leek te zijn in mijn werk, maar altijd aanwezig leek te zijn als figuur. Ik vroeg hem of hij vond dat ik dit thema meer moest formaliseren, zoals Gilbert and George. In mijn geval vind ik dat niet interessant: het zou niet meer dan een designoefening zijn. Ik vind het juist boeiend mezelf telkens opnieuw te moeten bijstellen door een situatie uit te kristalliseren. Het is heel moeilijk de nodige of juiste weerstand te vinden: dat is het belangrijkste wat er is. Ik vraag mij af of het interessant voor mij zou kunnen zijn beter te begrijpen wat Willem Oorebeek die avond bedoelde. Ik geloof immers dat er in iemands relatie met zijn of haar eigen werk altijd een blinde vlek zit waarin juist de kwaliteit ervan schuilt. Mijn beweegredenen en mijn manier van handelen vloeien altijd voort uit het schrikbeeld te goed te weten waar ik mee bezig ben. Niet omdat ik het bezwaarlijk vind bepaalde vaardigheden ontwikkeld te hebben en vooraf kan inschatten of iets zal werken, maar wel omdat ik wil vermijden iemand te worden die een bepaald trucje uitvoert en zijn vaardigheden op een voorspelbare manier verzilvert. Het doel van mijn werk is niet het succes of het afhalen (maakt een vegend gebaar over het tafelblad, alsof hij muntjes in zijn open hand veegt), maar het opdoemen van het niet geplande. De return zit in het doen zelf, niet in wat het zogezegd oplevert. Bijvoorbeeld het ontstaan van dat popje dat in Wiels te zien is. Ik zie dat popje als een soort van viering van de improvisatie. Ik heb het ontstaan ervan niet gepland of gedesigned. Het was niet het resultaat van een traject dat ik voorzien had. Het is gewoon voortgekomen uit een omgang met de materialen die zich hier in mijn atelier bevinden. Daar hou ik wel van: dat ik zelf de eerste toeschouwer ben.”


Jack in the box

- Wat was eigenlijk de bedoeling van de Jack-in-the-box-editie?

Colson: “Vorig jaar heb ik op de Brusselse kunstbeurs een barter-moment georganiseerd, waarbij ik, in navolging van kinderen die zo’n ruilmoment aanvatten met een appel of een ei, een eigen werk (een op een zelf gemaakte stempel gerubde plattegrond van de beurs) wilde ruilen tegen een ander werk en dat werk tegen een volgend werk en zoverder.”

- Je bent vroeger dan verwacht gestopt toen je een tekening van Walter Swennen verwierf. Die tekening hangt nu in je atelier.

Colson: “De bedoeling van de editie was het ondersteunen van de galerie bij het huren van hun stand, waar geen verkoopbaar werk van mij werd aangeboden. Het werk bestaat uit een houten doosje waar een Vaastje met een appeltje uit opwipt als je op een knopje drukt. De zijwandjes zitten vast met haakjes en ogen. Als je de haakjes losmaakt, valt het doosje open als een tulp… Het heeft niet veel gescheeld of er had niets gestaan in Wiels. Het was daar nogal hectisch, en alle ruimte bleek al toegewezen te zijn. Daarom ben ik ergens gaan zitten tekenen met het popje aan mijn voeten. Na een tijd heb ik het popje weer in mijn rugzak gestoken, omdat niemand erop reageerde. Maar ’s avonds kwamen Ivo en Simona mij een plekje voorstellen voor dat zotte popje dat ze hadden gezien.”

- Welk beeld zou je graag bij dit interview geplaatst zien?

Colson: “Het liefst zou ik een van jouw foto’s voorstellen als twaalfde beeld in de reeks portretten van de achterkant van Chouchou Colson. Die breakdance-foto uit Milaan, bijvoorbeeld. Ik vind het fijn dat Pol Matthé en Lieven Segers op die foto voorkomen.”


Montagne de Miel, 21 januari 2009