Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Ann Veronica Janssens - 1997 - En avant la musique ! [NL, interview]
, 6 p.




__________

Hans Theys


EN AVANT LA MUSIQUE !
Twintig kunstenaars over de eerste mistsculptuur van Ann Veronica Janssens

 

Donderdag 30 januari 1997. Op uitnodiging van de curatrice Liliane Dewachter maakt Ann Veronica Janssens een tentoonstelling voor het M HKA door twee zalen van dit museum te vullen met artificiële mist. Het jaar voordien had ze in de Vleeshal in Middelburg al mist gebruikt voor haar ‘Voorstelling van een ronde vorm’, de projectie van een kegelvormig lichtvolume in een verduisterde ruimte, maar deze keer was de mist het enige materiaal. De avond van de vernissage en de dagen die erop volgden vroeg ik een twintigtal kunstenaars wat ze van deze tentoonstelling vonden.

Tapta: Ik was erg ontroerd… Het was alsof ik me in een suspensie bevond die geleidelijk scheen te verdichten. De dingen en de ruimte leken ontastbaar te worden. Het was als een suspensie van de kleur wit, alsof we binnenin het wit zaten, duizenden deeltjes wit. De ruimte was poëtisch geworden. Ik ben ook een beetje bang geweest, want ik ben tegen het einde nog eens alleen teruggekeerd. Toch ben ik daar erg blij om, want ik heb het werk beter aangevoeld. Ik ga er trouwens nog eens naar toe, overdag, want het werk zal wel heel verschillend zijn bij daglicht… Het was echt een ervaring. Het is een werk dat zich niet alleen richt tot het verstand, maar ook tot de zintuigen. Alle zintuigen… Het werk in het Kortrijkse Begijnhof, met die geluiden van explosies, heb ik ook met mijn hele lichaam ervaren. Dit werk deed mij denken aan Venetië, aan de sfeer van die eigenaardige stad. En met die reling leek het alsof ik me op een pakketboot bevond, of op iets dat ging vertrekken. Het had iets van een reis. Maar ik zou dit werk niet willen herleiden tot iets anekdotisch.

Monica Droste: Quai des brumes

Guy Rombouts: Londen! Ik vertoefde graag in die atmosfeer. Ik had onmiddellijk film-impressies. Het deed mij ook aan water denken, onder andere door die reling, alsof je op een kaai staat.

Angel Vergara: Ik heb het werk overdag gezien, enkele dagen voor de vernissage, maar zonder daglicht moet het ook functioneren, denk ik, omdat je een soort weerstand van het materiaal voelt. Die mist wordt toch niet onzichtbaar? Overdag is het een werk met een Engelse sfeer. Iedereen loopt graag dromend rond in de mist, maar nooit zie je mist die zo helder is als deze… Tegelijk is het niet de lege zaal van Klein, of het volle van Arman, het is alsof we in het flesje met Air de Paris van Duchamp zitten… Je kent het werk van Ann Veronica. Ze probeert het buitenlicht naar binnen te brengen. Hier toont ze hoe het licht met rondzwevende deeltjes kan vangen. Om dat voelbaar te maken voegt ze eigenlijk gewoon een soort pigment toe aan de lucht. En het werkt. Je voelt het. Je zit er middenin.

Viviane Klagsbrun: Voor mij is Ann Veronica Janssens een beeldhouwster, een ruimtelijk kunstenaar die werkt met licht, klank en lucht… Ze probeert een ruimte te vatten of wat er zich in afspeelt en maakt dat dan zichtbaar. Iedereen heeft wel een idee van wat mist is, maar Ann Veronica heeft hier werkelijk mist opgeroepen. Ze is heel gevoelig voor ruimtes, ogenblikken of de manier waarop we iets al dan niet waarnemen. Ze kan mensen iets tonen zoals zij het ziet, of zoals de mensen niet weten dat ze iets zien. Ik ben erg gesteld op dat stapeltje glasruitjes in Venetië, met die zee op de achtergrond. Dat is prachtig. Ik hou ook van dat op de vloer liggende raam in het Leuvense Arenberg Insituut dat het venster weerspiegelt. Van die twee werken hou ik het meest. Dit werk, deze mist, wordt wel veel duidelijker als je de verbanden ziet met de andere werken.

Tristan Ledoux: Ik ben geen groot kunstkenner, maar ik vind dat dit werk een beetje kort van stof is… Een zaal vullen met rook en dat voorstellen als een voorwerp om naar te kijken en aan te voelen, met de omkering van het geluid dat van buiten komt en binnen weerklinkt… Dat is al eens gedaan. Dat lijkt op zo’n betoog waarin het museum op de korrel wordt genomen en de voorwaarden voor de kunstproductie ter discussie worden gesteld… Het is een bijna institutionele, sociologische kritiek, etc. Als ik uitgenodigd wordt zoiets in een museum te gaan bekijken, dan zeg ik OK, het is misschien een sociologisch effect dat een ogenblik lang verrassend werkt, maar ik denk dat die ‘bevraging’ van het museum en zijn beperkingen al ten overvloede heeft plaatsgevonden. Ik vind dat er hier alleen maar een idee overblijft… Er wordt niets tastbaars meer vervaardigd om dat idee over te brengen, alsof we geen drager meer nodig hebben voor een idee… De beperkingen van het museum, etc… Ik vind dat wel boeiend, maar ik ben niet overtuigd. Ik kom zeker niet in vervoering. Ann Veronica wil grenzen laten vervagen, wat buiten is binnen brengen, ook de mist van buiten naar binnen brengen, daarna de grenzen tussen het museum, binnen, en de stad, buiten, uitwissen, onder andere door de klank, die buiten rechtstreeks opgenomen wordt. Bon, we zitten in de soep, maar moet ze daarom mist tonen? Er wordt te snel gezegd wat er gezegd moet worden. Ik heb een omweg via het materiaal nodig, een onrechtstreekse manier van uitdrukken.

Walter Swennen: Ik vond het een formidabel werk. Ann Veronica Janssens is de kampioen van het ei van Columbus. Als het er eenmaal is zeg je: maar natuurlijk! Het is een magisch werk. Ik ben later nog twee keer teruggekeerd, als er minder mensen waren, maar de eerste keer dat ik binnen ben gegaan waren er heel wat mensen. Het is erg grappig, want je ziet groepen silhouetten, je komt langzaam dichterbij, en wanneer je de mensen bijna kan onderscheiden, hoef je je maar enkele centimeters terug te trekken en je bevindt je opnieuw in de mist en niemand heeft je gezien…

Luc Tuymans: Dat is die situatie met die rook? Ten eerste heb ik het ‘s avonds gezien, zonder daglicht, en dat is waarschijnlijk iets totaal anders dan wanneer je het overdag ziet… Het is een installatie die gebouwd is op een effect, maar het goeie eraan is dat het ook ruimtelijk klopt. Maar dat is bij Ann Veronica Janssens dikwijls het geval, vandaar dat ik haar werk nogal goed vind. Ruimtelijk kòn het wel, dus in wezen vond ik het op dat vlak, ook omdat het ervaringsgericht was, niet slecht… Ik weet alleen niet of het ook in permanentie kan, zoiets, maar dat is misschien ook een specifiek kenmerk van het werk…
    Eigenlijk zou je het ook overdag moeten gaan bezoeken, om te zien wat het dàn geeft, omdat het met dat donker buiten eigenlijk een, ook wat connotaties betreft, compleet andere ervaring is.
    Het belangrijkste is wel dat de bezoeker interactief wordt en dat Ann Veronica Janssens specifiek geen object wil maken. Vroeger heb ik ook eens het idee gehad sigarettenrook te laten hangen in een ruimte, want eigenlijk is alle materie rook, natuurlijk… Daarom zeg ik ook dat het klopt. Het werk is specifiek voor dat museum gemaakt, maar tegelijk is het onverwacht, zonder exceptioneel te zijn. Het is niet gezocht. Het heeft ook understatement… In weerwil van wat het zou kunnen zijn, steunt het werk niet alleen op het effect en tegelijk is het heel specifiek gebruikt.
    Ik heb daar wel nog kritische bedenkingen bij: afgezien van het feit dat het idee ook als een aha-erlebnis zou kunnen ingeschat worden, is het de vraag hoever je kan gaan met het uitspelen van die ruimtelijkheid binnen dat non-formuleren. Maar als vraagstelling is het alleszins interessant genoeg. Het werk heeft iets tegendraads, maar tegelijk ook iets verzachtends en dat is eigenaardig.

Guy Rombouts: Monica en ik hebben ooit iets gemaakt met hetzelfde materiaal. Het was de bedoeling de bezoekers rond te leiden door middel van spots, die gangen afbakenden. Dat was heel zot, want de mensen durfden die gangen niet te verlaten. Maar het was absoluut niet zo mooi als hier, omdat de ruimte veel kleiner was. De mist was wel veel dikker. Mist bij windstilte, zoals hier, maar je kon er echt geen hand voor ogen zien, zoals men zich in deze omstandigheden pleegt uit te drukken.

 - Jij denkt aan mist, terwijl andere mensen aan rook denken.

Guy Rombouts: Rook? Neen. Bij rook denk ik sterk aan geur, maar er is geen geur, het is heel neutraal…
    Het geluid deed mij denken aan de Antwerpse vrije radio Radio Centraal. ‘s Nachts, als er niemand in de studio was, verbonden ze de micro van de deurbel met de studio en zonden ze alles uit. Ik heb daar vroeger vaak naar geluisterd. Je hoorde dan constant verkeer, soms ook gesprekken van mensen die daar toevallig stonden of ook mensen die een gedicht kwamen voordragen, omdat ze wisten dat daar een micro was… En dat is een beetje hetzelfde als wat Ann Veronica gedaan heeft. Weet jij eigenlijk waar die microfoon ergens hangt?

Gérald Fenerberg: Enkele dagen na de vernissage werd ik opgebeld door Liliane Dewachter, die klaagde over vreemde geluiden in de zaal. Toen ik ging kijken, bleek dat we de microfoon vanop het dak precies boven het toilet van de bouwplaats hadden laten zakken. De geluiden waren toegenomen, omdat het dak van dat toilet was weggewaaid.

Guy Mees: Ik vind het goed. Maar meer wil ik daar aan de telefoon niet over vertellen. Ik ken de kleur van uw ogen niet of de vorm van uw neus. We kunnen natuurlijk wel eens een pint gaan drinken om erover te praten.

Thé van Bergen: Het is prachtig. Ik vind het heel geslaagd. Ik ben alleen bang dat niemand het zal vinden. Niemand durft die deur open te doen of er alleen naar binnen te gaan.

Delphine Bedel: In de eerste plaats vond ik het werk prachtig en heel ontroerend, hoe afgezaagd dat ook klinkt. Ik wist wat Ann Veronica ging doen, en dan heb je algauw de neiging je in te beelden hoe het voorwerp of de sfeer zullen zijn, maar het resultaat zag er heel anders uit dan ik had verwacht. Het eerste wat me heeft getroffen was de plasticiteit en de beeldwaarde van dit werk, bijvoorbeeld door de manier waarop Ann Veronica het balkon heeft afgesloten met een plastic zeil, waardoor het balkon eigenlijk een muur wordt, een ondoorschijnende, troebele muur die de achterliggende architectuur vervormt. Overdag legt het werk de architectuur waarschijnlijk bloot, door het via de ramen binnenvallende licht, maar ‘s avonds verdwenen alle contouren in die nevel, in die mist, zodat het leek op een wandeling door je eigen manier van waarnemen. De mensen waren niet echt tastbaar, ze werden silhouetten of schaduwen. Je wist niet of je een paar meter verder een muur of een groepje mensen zou aantreffen, je ging tastend door de ruimte. Je kwam binnen door de deur en je bevond je in een ander universum, maar als je weer buitenkwam werd alles erg brutaal, de architectuur, de verlichting en de andere kunstwerken, zodat je zin had om terug te keren naar deze ruimte van bezinning…

Raoul De Keyser: Ik ga misschien beknopt zeggen dat ik dat interessant vind, maar ik wil mijn opvatting daarover niet uitrafelen, omdat ik mij niet bevoegd voel. Ik sta er gunstig tegenover, alleszins, maar ik ben bang er woorden aan te verspillen die toch niets aan de zaak zouden toevoegen.

Monica Droste: Het is geheimzinnig.

Guy Rombouts: ‘t Is glad.

Narcisse Tordoir: Mijn zoontje vond het heel plezant dat hij op die gladde vloer kon schuiven. In het algemeen was ik aangenaam verrast door het museum. Meestal vind ik het daar nogal droevig, zo vuil en vies, maar nu was het proper. En die tentoonstelling van Ann Veronica vond ik heel goed. Het is een helder idee, een helder concept, en zodra je er binnenstapt is het duidelijk dat het functioneert. Het is mij bijgebleven.

Claudia Radulescu: Ik denk dat de meeste kunstwerken die vandaag gemaakt worden alleen maar kunnen bestaan omdat ze een minimale hoeveelheid ideeën en beelden bevatten die afkomstig zijn van de mode en de reclame en daarom gemakkelijk herkend worden door het publiek. De kracht van die werken blijft beperkt tot die herkenning. Daarom gaan ze vlug voorbij, net als de mode. Daarom hou ik ook van de werken van Ann Veronica Janssens. Hun verdwijning is ingebouwd. Haar laatste werken bestrijken niet meer tijd dan nodig is om iets op te bouwen of af te breken, de duur van een tentoonstelling, van een belichting, een afdruk (ook al blijft die bestaan), een flits… Wat dit specifieke werk betreft, heb ik een mooi moment beleefd in de mist, omringd door lichamen die ik niet herkende, tot ik in een hoekje Ann Veronica heb herkend die rook aan het spuiten was.

Wim Delvoye: Het is het enige werk dat ik niet gezien heb, want ik ben heel laat aangekomen. Maar ik heb wel een werk van Ann Veronica thuis. Twee aluminium schalen. Ik vind het nog altijd het schoonste werk dat ik ooit heb gekocht. Als er mensen voor het eerst op bezoek komen zet ik die schalen altijd op hun hoofd.

Bernd Lohaus: Het deed mij denken aan Marcel Broodthaers.

Ann Veronica Janssens: Défense de fumer? Een prachtig werk.

Bernd Lohaus: Het is een dievegge, nietwaar?

Koen Theys: Ik vond het tof. Bij veel van haar laatste werken lijkt Ann Veronica te vertrekken van de op art, wat ik de meest oninteressante kunstvorm aller tijden vind, maar ze weet daar een draai aan te geven waardoor het opnieuw boeiend wordt. Aan de andere kant ­– ik weet niet of dat een conservatieve reflex is – heb ik de neiging in een kunstwerk te zoeken naar het wereldbeeld van de kunstenaar. Dat mis ik soms in haar werk… Maar wat ik er tof aan vind, is dat ze met bijna immateriële dingen zit te spelen en daarmee heel knappe werken maakt… Het is een manier om beelden te maken zonder echt beelden te maken, waardoor het werk vluchtig en ongrijpbaar wordt… De ruimte is wel heel geschikt. Je wordt zo al tureluurs in dat museum, met al dat wit, en nu wordt dat nog straffer, op sommige momenten zoek je echt naar houvast.

Bernd Lohaus: Toen ik binnenkwam had ik de indruk dat ik Ann Veronica in de verte met Marie-Pascale zag praten, maar ik was niet zeker of zij het wel waren. ‘Neen, ik mag niet op mijn vingers fluiten,’ bedacht ik, ‘dat wordt niet meer gedaan tegenwoordig…’ Ik kom dichterbij en ik kijk nog eens: ‘Ah, ze waren het toch, ik had dan toch mogen fluiten.’

Koen Theys: Heb je de tekst gelezen die naast de deur hing? Ik snap niet waarom ze, om dat werk uit te leggen, daar de hele kunstgeschiedenis moeten bij sleuren. Dat is pas totale onzin. Eerst over Altamira… Want vroeger, beste kindertjes, waren kunstwerken onlosmakelijk verbonden met de ruimte waarin of waarvoor ze gemaakt werden… Dan over de renaissance, want die altaarstukken waren bestemd voor een welbepaalde plaats in een welbepaalde kerk, en die moesten niet om de twee dagen verhuisd worden, en dan over de Negentiende Eeuw, met De Moderne Kunstenaar Die Geen Opdrachten Meer Aanvaardt, je kent het verhaal, want ineens moest dat werk wèl om de twee dagen verhuisd kunnen worden, enzovoort, tot er in de jaren zeventig kunstenaars zoals Smithson komen, die opnieuw kunst op een bepaalde plaats maken, zodat het publiek naar die plaats moet trekken om het werk te kunnen zien, ‘zoals bedevaarders’, pas op, dat staat er letterlijk… En dat allemaal om dit werk van Ann Veronica uit te leggen, dat snap ik wel niet, moet ik zeggen…

Laurette Gillemot: Ik ben achteraf teruggegaan, wanneer er niet veel volk meer was.

Suzanne Oxenaar: Ik wilde erin en dan wilde ik er nog eens in. En nog eens.

Guy Rombouts: Het beste wat dit museum kon overkomen.

Luc Deleu: Een goed werk voor het Muhka…

- Eindelijk een reden voor die witte muren en vloeren, als achtergrond voor de schijnbaar steeds dichter en witter wordende mist?

Luc Deleu: Ja, natuurlijk. Maar ook omdat het zo’n lelijk museum is. Het enige grote raam, bijvoorbeeld, in de punt van de spievormige zaal, maakt dat je er eigenlijk niks tegen de twee lange muren kan hangen, omdat je alleen strijklicht hebt. Dat zijn de enige hoge muren van het Muhka en juist die zijn dan slecht verlicht. Met melkglas zou het al wat beter zijn, dan zou het wat diffuser zijn. Ze zouden er natuurlijk ook een wit laken voor kunnen hangen. (Lacht.) Ja, het is echt een lelijk museum.

Ria Pacquée: Ik vond het heel goed. In de eerste plaats omdat ik het Muhka een tamelijk lelijk gebouw vind, met lelijke ruimtes, en het was eigenlijk de eerste keer – en zeker in díe ruimte, omdat die zo groot is – dat ik een gezellig gevoel had toen ik er binnenstapte. Verder, op zo’n opening, is iedereen daar om te zien en gezien te worden, terwijl je nu een beetje kon verdwijnen in die rook. Ik vond het ook heel schilderachtig, met die silhouetten die in de verte verdwenen.

Frédérique Lagny: Ik vind niet dat je dit werk mooi mag noemen. Ik denk dat het tot verwarring leidt als je het mooi noemt. Ik vind dat het vooral een erg ontvankelijk werk is, omdat het geen mentaal referentiekader oplegt, maar tegelijk zou je kunnen zeggen dat de humor, die erin bestaat zo’n zaal met rook te vullen, de ultieme referentie is. Ik ben drie keer teruggekeerd.
    Ann Veronica vertelde me dat het geluid dat je hoorde rechtstreeks van buiten kwam. Dat vond ik heel goed, omdat het werk me deed denken aan een scène uit een film van Antonioni. Een man en een vrouw maken ruzie in een auto. Ze rijden over een in mist gehulde autosnelweg. Ze stoppen en de vrouw verdwijnt in de mist… Op een bepaald ogenblik, in het museum, kon je echt de stem van een stationschef horen… Het had echt iets met een reis te maken, met een vertrek… waarbij de tijd verdwijnt, waarbij alles verdwijnt… Het is een beetje ‘tussen’… Het is tussen de dingen. Voor het overige had ik de indruk dat de meeste mensen dit werk nogal ernstig namen. Misschien omdat ze zich afvragen of het nog kunst is. Mij lijkt het een soort overgangsvorm.

Liliane Vertessen: Ik vond het heel sterk. Ik vind het nog altijd heel goed. Het was heel speciaal… En ja, waarom vind ik het goed? Door het grootse, het ongewone en het onverwachte.

Michel François: Ik vond het een mooie ervaring. Heel sterk, heel sensueel. Doorgaans wordt er gezegd dat Ann Veronica het licht tastbaar maakt, maar misschien is het juist omgekeerd. Misschien probeert ze alle materie om te vormen tot licht. Misschien wil ze alle hindernissen opruimen, alle materie vloeibaar maken…

Guy Rombouts: Zon, water en wolken, wat wil je nog meer?
 

Montagne de Miel, 9 februari 1997
 

Léone opgedragen