Hans Theys ist Philosoph und Kunsthistoriker des 20. Jahrhunderts. Er schrieb und gestaltete fünzig Bücher über zeitgenössische Kunst und veröffentlichte zahlreiche Aufsätze, Interviews und Rezensionen in Büchern, Katalogen und Zeitschriften. 

Diese Plattform wurde von Evi Bert (M HKA : Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in Zusammenarbeit mit der Royal Academy of Fine Arts Antwerpen (Forschungsgruppe ArchiVolt), M HKA, Antwerpen und Koen Van der Auwera entwickelt. Vielen Dank an Fuchs von Neustadt, Idris Sevenans (HOR) und Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Michaƫl Borremans - 2013 - Een begenadigd speler [NL, interview]
, 4 p.




__________

Hans Theys


Een begenadigd speler
Gesprek met Michaël Borremans



Vanaf 15 februari begint in het kleine circuit van het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten (BOZAR) een overzichtstentoonstelling van Michaël Borremans met een honderdtal werken die werden geselecteerd door de kunstenaar en Jeffrey Grove, curator in het Dallas Museum of Art.


Bewegend zonlicht

Onze afspraak is om vijf uur ’s middags, maar het is al donker als ik arriveer. In de tuin wipt een grijs konijntje voorbij. De deur wordt opengemaakt door Déborah, een medewerkster van Bozar die de opeenvolging van de journalisten secuur begeleidt, zoals dat ook gedaan wordt voor rocksterren en filmgoden. In het halfduister wacht ik tot mijn voorganger diens interview heeft afgerond. Zijn laatste vragen gaan over de vermeende afwezigheid van kleur en nadien het clair-obscur van Borremans’ schilderijen. ‘Ja, als jongeling heb ik teveel naar Rembrandt en Caravaggio gekeken’ besluit de kunstenaar het gesprek. Dan is het mijn beurt en mag ik plaatsnemen aan de lange tafel waar één kaars brandt. Borremans steekt een tweede kaars aan, want de donkerte grijpt nu echt om zich heen. ‘Ik hou niet van elektrisch licht omdat het niet beweegt,’ vertelt hij. ‘Zonlicht beweegt wel.’ Zoals beloofd, ga ik van start met een vraag die Marc Ruyters had willen stellen, namelijk of er tijdens deze retrospectieve tentoonstelling werken getoond worden die Borremans graag zelf zou terugzien. Vanuit de Amerikaanse keuken, waar hij thee aan het zetten is, repliceert Borremans dat hij niet precies weet elke werken tentoongesteld zullen worden, omdat hij de voorbije dagen volop bezig is geweest met het maken van het nieuwe boek voor de tentoonstelling en dat de afbeeldingen in dat boek niet overeenstemmen met de tentoongestelde werken. ‘Ik spreek ook niet graag over mijn werk,’ voegt hij eraan toe, terwijl hij mij wat chocolade voorzet. Je kan het niet zien, maar allicht is hij heel moe, want een paar minuten later vraagt hij mij waarom ik geen vragen stel over de tentoonstelling. Toch is hij zoals altijd ad rem, spitsvondig en grappig, alsof dit zijn manier is om zijn vermoeidheid, zijn verlegenheid en in dit geval de absurditeit van de Hollywood-interview-marathon te maskeren. ‘Iedereen stelt altijd dezelfde vragen, maar ik probeer telkens een ander antwoord te verzinnen,’ zegt hij. ‘Niemand stelt ooit een politieke vraag. Terwijl ik toch graag zou pleiten voor een partij die opkomt voor een unitaire staat en die de deelregeringen wil afschaffen. Daar is politieke moed voor nodig, natuurlijk, maar ik denk toch dat ze 20% van de stemmen zou halen.’


The Whistler

Ik herhaal mijn openingsvraag. ‘Een werk dat ik graag zou terugzien, is The Whistler,’ zegt hij. ‘Ik zou graag nagaan of het zo goed geschilderd is als ik dacht. Het is een schilderij van drie of vier jaar geleden. Het stelt een gast voor die in bloot bovenlijf tegen een behangen muur staat. In zijn mond heeft hij iets dat op een stuk hout lijkt. Het ziet er niet uit als een instrument.’ ‘Een werk zoals The Straw?’ vraag ik ‘Ja, het doet denken aan een portret, maar het is geen portret. Die man van The Straw staat daar gewoon te staan, als een soort van Lucky Luke. Het schilderij weigert een portret te zijn. Ik vind dat boeiend: de verwachting dat je van het beeld hebt, klopt niet met wat je krijgt. Het is als een verhaal zonder plot, het is onvolkomen, maar toch heeft het gewicht, toch pakt het u vast. Het is zoals het schilderij A Brick and a Shoe, dat hier jarenlang heeft gehangen voor ik wist of het af was. Precies omdat de onderwerpen zo dwaas zijn, krijgen ze veel gewicht in het schilderij.’
    Ik nodig Déborah uit ook vragen te stellen. Ze vraagt of Borremans niet te vaak te maken krijgt met interviewers die op zoek zijn naar verborgen symbolen in zijn werk. ‘Dat zoeken naar symbolen of betekenissen stoort mij niet. Iedereen vindt in mijn schilderijen wat hij of zij zoekt. Een goed kunstwerk moet een drager zijn van potentiële betekenissen. Dat kunnen ook tegenstrijdige dingen zijn. Een goed kunstwerk heeft die gelaagdheid, die rijkdom, als een waaier aan facetten en aspecten. Een eenduidig kunstwerk kan niet goed zijn, dat wordt een illustratie.’
    Dan volgt een uitweiding over het feit dat hij pas is gestopt met roken en over het kinderschoenenfetisjisme van Sinterklaas. Hij pleit ook voor een ‘Sinterklaas op onverwachte momenten’ die op een willekeurige dag in vol ornaat zou verschijnen en cadeautjes zou uitdelen.


Thee

Ik vraag hem welke werken hij heeft gemaakt voor de tentoonstelling die binnenkort van start gaat in Japan. ‘Ik toon acht schilderijen rond één thema,’ zegt hij. Ze heten Girl with Hands 1, Girl with Hands 2, etc. Het is de eerste keer dat ik consequent rond één thema werk.’ ‘Behalve de reeks die je voor het paleis hebt gemaakt,’ merk ik op. Hij knikt. ‘Ja, die was ik vergeten. Daar zijn zes schilderijen en één video te zien. Nu heb ik er negen gemaakt, maar er is er een in België gebleven. Er was niet genoeg plaats voor alle negen. Er is er eentje bij Frank (Demaegd) gebleven.’ (Glimlacht.) Ik vraag of de ogen van de meisjes gesloten of open zijn. ‘Ze zijn geloken,’ antwoordt hij. ‘Maar ik spreek liever niet over de werken.’ We zwijgen en drinken thee. Dan vraagt Déborah of hij vaak zijn eigen boeken doorbladert. ‘Noodgedwongen,’ zegt hij, ‘omdat we elk jaar een nieuw boek maken. Maar eigenlijk zou ik het liever niet doen.’
    Deborah vraagt hem of een werk dat hij terugziet, soms tegenvalt. ‘Eigenlijk niet,’ zegt hij. ‘Soms stel ik vast dat ik nog archaïsch schilderde, maar dat het toch om een goed beeld gaat. Er zijn misschien een of twee werken die ik zou willen terugtrekken, omdat ik graag een mooi, gaaf oeuvre zou hebben, zonder teveel valse noten. Maar dat is een hobby voor de toekomst: die werken terugkopen. Neen, meestal ben ik niet ontgoocheld. Het is meer als een prettig weerzien, als een ontmoeting met de mens die ik was toen ik het heb gemaakt. En de beste ontmoetingen zijn de toevallige, de niet geanticipeerde. Wel loop ik niet graag rond op een tentoonstelling als er andere toeschouwers zijn, omdat ik mezelf geen houding kan geven. Ik ben te verlegen. Ik poseer ook nooit naast een schilderij. Dat vind ik vreselijk.


Croxhapox

Ik vraag hem iets te vertellen over Croxhapox, een experimentele kunstruimte in Gent waar hij zelf zijn eerste belangrijke tentoonstelling heeft gehad. ‘Croxhapox is een goeie en noodzakelijke plek voor jonge kunstenaars om te experimenteren of te tonen, zonder dat het commercieel moet zijn. Het is een vrijplaats. Soms is het resultaat schitterend, soms mislukt het totaal, maar dat moet ook kunnen. Het is een kweekvijver, een ideale plek voor jonge verzamelaars om te komen scouten. Ik vind wel dat ze een beetje meer aan hun public relations moeten werken.’
    Déborah vraagt of Borremans zelf werk van jonge kunstenaars koopt. ‘Af en toe,’ zegt hij, ‘als cadeau voor vrienden. Ik kan moeilijk eigen werk geven. Die mensen verkopen dat dan, ze kunnen daar moeilijk aan weerstaan, en met het werk verkopen ze ook de vriendschap. Daarom schenk ik nu werk van anderen.’ Ik wijs op een werk van Thomas Bogaert dat al drie jaar op dezelfde plek hangt. ‘Ja, maar dat heb ik zelf gekregen,’ antwoordt hij. En: ‘Ik hang niet graag kunstwerken aan de muur. Stel je voor dat je met zo’n straf werk van Neo Rauch moet leven. Het zou veel te aanwezig zijn. Neen, ik hang liever een stukje karton aan de muur, of een CD. Of dit vodje.’ (Hij houdt een oud pannenlapje omhoog en laat het een beetje fladderen.) ‘Gombrovicz heeft een kortverhaal geschreven over een spookkamer waarin zo’n vodje aan de muur hangt. ’s Nachts begint dat vodje te sidderen.’


Japan

Ik vertel dat ik nog nooit een betoverende tentoonstelling in Bozar heb gezien, dat er iets mis is met de manier waarop de ruimte wordt gebruikt. ‘Ik vind ook dat ze het parket zo slecht onderhouden. Ze moeten dat schuren en boenen,’ zegt hij tegen Deborah. Die antwoordt dat er misschien niet genoeg geld voor is. ‘Dan moeten ze maar minder tentoonstellingen organiseren,’ antwoordt hij, ‘die langer duren. Iedereen verliest het overzicht, met al die tentoonstellingen… Maar in de eerste plaats zouden ze hun instrument goed moeten verzorgen. Een schrijnwerker gebruikt toch ook geen botte beitels? In het S.M.A.K. is de vloer ook overal kapot. Ik vind dat schandalig. Zelfs al is de architectuur niet optimaal, musea moeten met het grootste respect behouden en onderhouden worden. Dat is een kwestie van respect, voor het gebouw en voor de getoonde kunst. Doe desnoods maar één tentoonstelling per jaar, maar zie dat uw kot proper is.’
    ‘Ik ben blij dat ik volgende week naar Japan vertrek,’ vervolgt hij. ‘Het lijkt daar wel een andere planeet. Alles is daar proper. Het enige probleem zijn de verwarmde toiletbrillen, die je de indruk geven dat je op een levend wezen zit te kakken. Vroeger stonden de toiletten er in de tuin, zoals hier, dat staat te lezen in het boek In Praise of Shadow van Junichiro Tanizaki, die de donkerte van misosoep in een zwarte kom beschrijft en vertelt dat gouden voorwerpen in de schaduw moeten staan om ze te kunnen zien.’
    Ik vraag hem nog eens of hij ons een werk van een ander schilder wil noemen waar hij veel van houdt. ‘De cyclus rond The House of Cards van Chardin,’ zegt hij, ‘die heb ik eens gezien in een landhuis in het noorden van Londen, waar ze voor één keer samengebracht waren, dat vond ik een prachtige tentoonstelling.’


Montagne de Miel, 21 december 2013