Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Michaƫl Borremans - 2010 - De brioche van Chardin [NL, interview]
Interview , 8 p.




__________

Hans Theys


De brioche van Chardin
Gesprek met Michaël Borremans



Een jaar geleden vroeg ik Michaël Borremans (1963) of hij met mij over zijn schilderijen wilde spreken, in de nabijheid van de werken. Hij antwoordde dat hij dat nooit deed. Ik stelde voor een paar maanden te wachten. Tijdens de lente van dit jaar belde ik hem opnieuw op. Ik zou wel eens mogen langskomen, vertelde hij dan, maar niet op dat ogenblik, omdat hij bezig was met een geheim project. Toen ik hem in augustus nog eens belde, was hij klaar om mij te ontvangen. Zijn schilderijen voor de koningin waren net voorgesteld aan het publiek en hij was twee weken eerder begonnen met de voorbereiding van een solotentoonstelling bij Zeno X Galery in Antwerpen, die zou plaatsvinden in oktober. ‘Het beeldconcept voor alle schilderijen ligt al vast, ik moet ze alleen nog uitvoeren.’

Hij ontvangt mij in een grote woonruimte, waar ik aan de muren werkjes herken van Michiel Ceulers en Thomas Bogaert, maar niet meteen raad wie de auteur is van de twee overige schilderijtjes, die van Borremans zelf blijken te zijn. Het eerste van deze schilderijen stelt een theepot voor, waarvan het bolle lijf opgeroepen wordt door enkele toevoegingen aan de bruin gesausde ondergrond, net zoals Rubens in de rechterbenedenhoek van De aanbidding der wijzen in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen een ossenkop tevoorschijn tovert uit de stalbodem. ‘Dat is de 17de-eeuwse manier van schilderen,’ licht Borremans toe, ‘gebruik maken van de achtergrond. Het is al een oud schilderij. Ik heb het daar gehangen om er nog eens naar te kijken. De werkjes van Ceulers en Thomas hangen er bijna toevallig. Ik verzamel geen schilderijen, maar soms koop ik er. En dan weet ik meestal niet wat ik ermee moet doen. Ik hang ze bijna nooit op.’

Vanuit de woonruimte bereiken we een uitgestrekt atelier. ‘Hier werk ik vooral ‘s winters, want mijn eigenlijke atelier heeft geen centrale verwarming.’ Daarna komen we in een soort van opslagruimte, waar ik een vreemde vorm zie in een Vermeer-achtig licht. ‘Dat is een go-cart die ik voor mijn dochter heb gekocht, maar toen ik haar vroeg wat ze voor haar verjaardag wilde, wilde ze liever een gsm. Het doek dat erover ligt, is afkomstig van het koninklijk paleis, waar het gebruikt werd als behang. Het is beschadigd. Gekregen van de koningin. Ik heb het gebruikt om de go-cart te verstoppen. Ik ben dol op de vorm die zo is ontstaan. Je begrijpt niet wat eronder zou kunnen zitten. Iets mechanisch, dat overdekt is met oud brokaat. Ik ga proberen het te schilderen of te filmen.’ Dan bestijgen we een trap en arriveren we in een hoge zolderruimte, die het eigenlijke hart van het atelier vormt. Vroeger werd de ruimte gebruikt om zaagstof te vergaren boven een schrijnwerkerij. Dit stof stapelde zich metershoog op en werd afgetapt via een trechter die werd afgesloten met een houten bord. Vandaag wordt dit bord door Borremans gebruikt als palet. Op een andere tafel vind ik ook een marmeren palet. Beide werden pas schoongemaakt.

Borremans: Ik hou niet van wegwerppaletten of paletten van kunststof. Na elke werkdag reinig ik mijn paletten. Dat werkt purgerend, vooral als het schilderij mislukt is. Als je heel veel gewerkt hebt, maar je hebt niks geproduceerd, dan doet het extra veel zeer om je palet te kuisen. Dat houdt je wel nuchter… Ik gebruik niet vaak wit. Als ik toch wit gebruik, dan is het bijvoorbeeld Boeuf titanium, dat is een soort beige. Meestal gebruik ik Napels geel, ook voor de hooglichten. Je kan rood niet lichter maken met wit zonder er roze van te maken. Als je de intensiteit van het rood wil behouden, meng je het met Napels geel en oker, omber of gebrande siënna.

De bakstenen muren van het atelier zijn onbeschilderd. Ik waan mij op de zolder van een huis dat werd vereeuwigd door Vermeer of Jan Van Eyck. We zitten allebei op een stoel en kijken naar een groot, verticaal schilderij dat baadt in het licht dat binnenvalt door een groot dakraam en een raam dat gedeeltelijk wordt verduisterd met speciaal gemaakte, uitklapbare luiken waarmee het raam zowel in de hoogte als in de breedte in meer of mindere mate kan worden afgesloten. Het schilderij stelt een naakte vrouw voor die op een tafel lijkt te liggen. Haar hoofd bevindt zich aan de onderzijde van het schilderij. De figuur is wazig geschilderd. Ik loop naar het schilderij om te kijken hoe dit effect verkregen werd. Mijn blik valt op een scherpe, grijze vlek die rechtsonder voor het doek lijkt te zweven.

Michaël Borremans: De figuur doet denken aan de stierenvechter van Manet en aan de dode Christus van Mantegna.

- De wazige vlekjes in de rechterbenedenhoek van het schilderij doen denken aan een palet.

Borremans: Dat is het ook. De vrouw ligt op een tafel die ik als palet gebruik.

- Tegelijk doen ze denken aan een wazige luchtfoto, waardoor je een schaalverschuiving krijgt.

Borremans: Nu je het zegt, de vrouw doet ook denken aan Gulliver.

- Op haar rechterschouder heb je een scherp, grijs vlakje aangebracht.

Borremans: Ja, dat was een test, maar het is goed gelukt. Het schilderij krijgt er extra diepte door.

- Richter verkrijgt dit wazige effect door met iets over de verf te strijken. Jij ook?

Borremans: Ja. Als het schilderwerk klaar is, strijk ik erover met een brede kwast. Als je dat met dikke verf doet, wordt het meestal een boeltje, maar ik schilder gewoonlijk met veel verschillende lagen transparante verf. Richter gebruikt wel veel verf, maar die kan ermee weg. Ik niet. (Lacht.) De vrouw is geschilderd alsof ze een object is.

- Wat bedoel je daarmee?

Borremans: Ze ligt op de tafel als een lijk. Aan de huidskleur kan je zien dat ze niet dood is, maar zo ligt ze er wel. Ik heb geprobeerd het naakt binnen mijn universum te brengen. Het naakt is een thema binnen de schilderkunst, dat eigenlijk een clichématig medium is. Ik probeer die clichés te benaderen vanuit mijn perspectief. Veel van mijn onderwerpen zijn geënt op genrestukken. Het zijn clichés die een universele waarde hebben. Ik heb eens een schilderij gemaakt dat gebaseerd was op het klassieke beeld van een meisje dat met een kaartenhuisje speelt. Op mijn schilderij zag je van die plastic schijfjes die je in elkaar kan schuiven, kinderspeelgoed. Een heel mooi abstract werkje. Ik zie het graag. Ik had het moeten houden. Volgens Frank De Maegd komen die abstracte werkjes toch het snelst terug op de markt.

Stillevens vind ik ook boeiend. Ik heb de laatste tijd veel gekeken naar stillevens van Manet. Landschappen kan ik niet aan. Ik zou het naakt een rol willen geven binnen mijn werk, met referenties aan de kunstgeschiedenis en de fotografie, met een onscherpte die refereert aan Richter. Het naakt representeert het vrouwelijke, het ideaal, de sensualiteit. Ik heb er een rare twist aan gegeven en het een plek bezorgd binnen mijn werk. Ik refereer in mijn werk ook vaak aan sculpturen. Het schilderij is een ideaal medium om een sculptuur te tonen vanuit de ideale hoek, met het ideale licht. In mijn films probeer ik hetzelfde te doen. Als schilder of als filmer gedraag ik mij als een regisseur die bepaalt hoe je naar iets kijkt: die iets toont in het ideale licht, vanuit het ideale standpunt en vanop de juiste afstand. In februari zullen al mijn films te zien zijn in Stuttgart. In mei is er een tentoonstelling in Boedapest. Die zal mooier zijn. De ruimte is prachtig, hallucinant groot, een soort van Griekse tempel… De films worden in lusvorm geprojecteerd met 35 mm projectoren. Het lijken prachtige, grote schilderijen. Heel mooi. Ken je de hyperrealistische sculpturen van Ron Mueck? Ik vind ze knap, maar waarschijnlijk om de verkeerde redenen. Ik toon geen sculpturen of voorwerpen, maar representaties. Het gaat niet om de sculptuur, maar om de idee van een sculptuur. Op die manier refereert het schilderij aan een droomwereld. Ik vind dat attractief, want als iets concreet blijft, is het altijd zeer hard, omdat het zijn stadium van droom of idee voorbij gaat. Mijn schilderijen zijn transparante voorstellingen van dromen. Ze hebben precies de juiste eigenschappen om iets te tonen zoals ik het wil tonen, ook omwille van het verleden van de schilderkunst. Ik gebruik dat extra gewicht. Een canvas is een podium waarop ik een seance laat plaatsgrijpen.

(We kijken naar een werk dat een staande man voorstelt. Hij gaat gekleed in een soort pij die door zijn kleur aan de monniken van Zurbarán doet denken. Het hoofd is prachtig geschilderd, op een manier die eerder aan Manet doet denken dan aan Frans Hals. Net onder het bekken wordt de figuur afgesneden en zien we nog de rand van een tafel, die op dit moment nog niet geschilderd is, zodat we een leeg wegkantelend vlak zien dat bruin gekleurd is door de onderlaag van het schilderij. Verder zien we er sporen van het afvegen van kwasten.)

Borremans: Ik ben niet tevreden over het hoofd. Het is goed geschilderd, ik ben blij dat ik het zelf heb gemaakt, maar het is iets te geprononceerd. Het zwaartepunt van het schilderij zou op zijn borst moeten liggen, waar het schilderij een beetje overbelicht is, maar het hoofd vormt een te grote concurrentie. Misschien moet ik het herschilderen, het eenvoudiger houden, minder uitwerken, zodat het meer een spook of een geest wordt. Misschien lukt het wel. De tafel onderaan moet nog geschilderd worden. In een fel rood, denk ik. Wat je nu onderaan ziet, zijn sporen van het afwrijven van mijn borstel. Velázquez deed dat ook. Hier en daar kan je dat zien in zijn schilderijen… Het is een heel theatraal werk, bijna Wagneriaans. Ik ben heel blij met de kledij, die je niet kan thuisbrengen. Geschilderd met twee kleuren, één geler en één bruiner, met veel terpentijn, op een fond die meespeelt in het schilderij, zoals de barokschilders deden. Transparante stukken geven sfeer en diepte in een schilderij… Neo Rauch, met wie ik bevriend ben, maakt om de twee weken een schilderij van drie bij vier meter. Dat kan ik niet… Dit is een portret van mijn dochtertje. Ik heb het voor mezelf geschilderd. Die pluimpjes heb ik met plakband op haar kop geplakt. Ze lijken wel gevogelpikt. Het werkje ernaast heet Eating the Beard. En het portret daarnaast heet Straw. Ik moet alleen nog een strohalm in zijn mond plaatsen. (We kijken naar het grote schilderij met de vrouw die op een tafel ligt.) De vingers moeten nog iets meer definitie krijgen. Ik weet nog niet of ze wel schaamhaar krijgt. Dat was oorspronkelijk de bedoeling, maar ik weet niet of het nog nodig is. Ik ga het eens proberen, als het niet werkt veeg ik het er weer af… Ik maak nu grote schilderijen, omdat ik thema’s aanpak die groot geschilderd moeten worden. Elk thema vraagt om zijn eigen formaat. Zo’n groot schilderij kan je echt opladen. Je stopt er veel energie in, maar als het goed gaat, haal je het er ook weer uit.

- Wat stelt het schilderij voor dat achteraan tegen de muur hangt?

Borremans: Een vrouw die opgehangen is aan het haar. Ik ben er niet tevreden over. Ik moet herbeginnen. Ik werk niet graag op doek dat niet opgespannen is. Het is de bedoeling het schilderij helemaal uit te werken zoals een 19de-eeuws staatsieportret.

- Wat stelt deze kribbel voor?

Borremans: Die moet mij eraan herinneren dat ik een vrouw wil schilderen met een eend op haar schoot. Het is een schilderij dat in de tentoonstelling moet komen.

- Hoe kwam je tot dit beeld?

Borremans: Door ergens vogels van origami te zien, met transparante partijen en heel mooie schaduwen. Een vrouw met een grote geplooide eend op haar schoot, dacht ik… Het collectieve geheugen doet de rest. Dat is het mooie aan schilderijen. De toeschouwer bedenkt het beeld zelf door onbewust verbanden te leggen. Elk geschilderd beeld krijgt talloze repercussies. Het schilderij is het meest efficiënte medium. Het gaat flikkeren als een geprojecteerde film, maar dan mentaal… Jean Siméon Chardin is mijn favoriete schilder omwille van de mentale ruimte die hij creëert. Zijn werk kan op een ingetogen manier gestalte geven aan een concept. Het is minimaal en allesomvattend. Het heeft een religieuze kwaliteit die je ook terugvindt bij Donald Judd, veel meer dan bij Manet of Velazquez. Een brioche van Chardin kan de wereld vullen. Hij werkte veel, met een zekere traagheid en een heel gladde techniek die je moeilijk kan navolgen, heel schoon gedaan, maar zonder bravoure. Het is niet met panache geschilderd. En dat klopt. De manier waarop hij werkt, valt samen met wat hij wil overbrengen. Heel subtiel, super…


Montagne de Mel, 15 augustus 2010