Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Alexis Gautier - 2015 - Trappen, zebra’s, bijen en Light Purple Jacquets [NL, essay]
Tekst , 3 p.




__________

Hans Theys


Trappen, zebra’s, bijen en Light Purple Jacquets
Over een collectie van Alexis Gautier


Geïnspireerd door toevallige gebeurtenissen, door een reis naar India en Nepal, door Claude Lévi-Strauss’ beschrijving van de samenlevingsstructuur van de Bororoa en door een samenwerking met de kunstenaars Kasper Bosmans, Gauthier Oushoorn en Max Pinckers, ontwierp Alexis Gautier een collectie die gebaseerd is op de steeds wisselende ontmoeting van vormen, kleuren, motieven, materialen en technieken die even goed hun oorsprong kunnen vinden in een concrete situatie of een eeuwenoud voorschrift als in een verkeerde interpretatie van een bestaand gebruik.

Ambachtelijk vervaardigde voorwerpen en daarmee samenhangende gebruiken en rituelen kunnen berichten over het leven van een persoon of een gemeenschap. Vaak zijn er concrete redenen aan te wijzen voor de gebruikte materialen en technieken, voor hun functie en maatschappelijke betekenis of voor de gebruikte visuele motieven. Even vaak zijn die redenen verloren gegaan, zodat het lijkt alsof we te maken hebben met zinledige of decoratieve handelingen, tot we ontdekken dat die zinledigheid aanleiding kan geven tot nieuwe materialen en technieken, nieuwe vormen en voorwerpen, nieuwe rituelen en nieuwe manieren van samenleven. Soms genereert een betekenis een vorm, soms genereert de vorm betekenis.

Onmogelijk kunnen we hier de samenlevingsstructuur van de Bororoa samenvatten. Zeer vereenvoudigend kunnen we wel kunnen we zeggen dat ze de sociale vrede bewaarden door hun dorp onder te verdelen in twee delen en de mensen te verplichten te huwen met iemand van het andere dorpsgedeelte én te verplichten te gaan wonen in het deel waaruit de vrouw afkomstig is, zodat een man nooit in het dorpsgedeelte van zijn moeder woont en dit nooit zal aanvallen. Totems en symbolen kunnen op dezelfde manier gebruikt worden. Het doel is sociale cohesie, het middel is de al dan niet bewuste kruising en verwarring van hol geworden symbolen.

Aan de oorsprong van de collectie liggen vier formele elementen: zebra’s (schuine strepen), trappen (verschuivende blokken of een kantelend gebruik van strepen), bijen en lichtpaarse pakken. Het motief van de zebra’s is afkomstig van een Italiaans stadje dat door Gautier bezocht werd en waar hij verschillende mannen zag die schuin gestreepte pakken droegen. Hij ontdekte dat er in het stadje een kleermaker woonde die al dertig jaar enkel schuin gestreepte pakken maakte en een zaak dreef die Sartoria Zebra heette. Het motief van de trap is afkomstig van een afmattende voetreis naar een bergdorp in Nepal. De lichtpaarse pakken zijn voortgekomen uit een verhaal van de schilder Kasper Bosmans over de toevallige uitvinding van de eerste synthetische kleur (paars).

Deze formele elementen worden gecombineerd met verschillende materialen en technieken: een Nepalese weeftechniek voor het vervaardigen van waterdichte, wollen kappen of capes, het laten weven van gestreepte motieven (op basis van schilderijen van Kasper Bosmans) op een gesofistikeerde machine in Engeland, het digitaal printen van motieven op polyester in Nederland, het gebruik van hoogtechnologisch vervaardigd, gestreept textiel uit Japan, het bestuiven met paars pigment van met distels geborstelde wollen stof uit Italië en het aanwenden van een Engelse en Italiaanse snit voor de maatpakken (de Engelse snit voor de Italiaanse stof, de Italiaanse snit voor de Engelse stof).

Gautier verzon enkele verhalen die aanleiding gaven tot het kruisen van motieven en technieken, zodat hij bijvoorbeeld een pak kon ontwerpen voor een zebraman die met een trapvrouw huwt. Deze recepten werden door Bosmans omgezet in legendes die op verschillende manieren werden ingezet. Ze werden geprint op polyester die werd gebruikt om de slips te maken en ze werden bezorgd aan ambachtslieden in Nepal die ze hebben omgezet in geweven, wollen stukken (rhadi pakhi). Deze omzettingen lieten nieuwe vormen ontstaan (een moeilijk te weven cirkel werd een ruit, een hulplijntje voor de tekenaar werd een dikke streep, etc.).

Het wollen textiel uit Nepal bestaat altijd uit drie of vier stroken die zo breed zijn als het middel van de weefster (of iets breder, als ze een stok gebruikt). Door het verkeerd aaneenzetten van de afzonderlijke stroken kunnen bijvoorbeeld ‘trappen’ ontstaan. Gautier verwerkte deze prachtige kleden tot overjassen, waarbij hij rekening hield met de breedte van de gebruikte stroken. De stof uit Nepal wordt vervilt door er dagenlang op te trappelen. Zo verwijst ze naar het met distels kammen van de wol die vervaardigd werd in Italië, die door zijn specifieke glans doet denken aan het changeant effect van het uit twee lagen bestaande, gestreepte textiel uit Japan.

De lichtpaarse pakken hebben drie boven elkaar geplaatste ‘flap pockets’. In de Engelse traditie zijn dat er twee. We hebben te maken met een ‘hypercorrectie’ zoals we die aantreffen bij volkeren die een gebruik overnemen en dan overdrijven. Een andere, ‘foutieve’ overname zien we in de pakken met de schuine strepen. Strepen worden verticaal of horizontaal geweven, parallel met de schering of de inslag. Als je de stof in de richting van de strepen laat hangen of negentig graden kantelt, is ze stabiel, omdat schering en inslag zich niet laten uitrekken. Kantel je de stof 45 graden, dan gaat ze uitzakken, maar ook een beetje draaien en opbollen. Om die reden maakte Madeleine Vionnet  in de jaren twintig van de vorige eeuw jurken met gekantelde stof. De traditionele hulpstukken die het uitzakken van een jasje moeten voorkomen, worden aan één zijde achterwege gelaten, zodat de stof onbelemmerd doorzakt. Daarnaast gebruikt Gautier ook een stof met schuin geweven strepen (met behulp van een digitaal gestuurde machine) en een synthetische stof met een schuin patroon.

De schoenen moesten Belgisch zijn, vond Gautier. Toen hij de woorden ‘Belgian shoes’ invoerde in een zoekmachine, kwam hij meteen terecht bij het gelijknamige bedrijf uit Izegem, dat zijn schoenen alleen in een winkel in New York verkoopt. Samenwerkend met de ambachtslieden die deze schoenen met de hand maken, stelde hij hier en daar wijzigingen voor, zoals het gebruik van een bredere zool (om de schoenen een mannelijker uitzicht te geven), het stempelen van de schoenmaat op de bovenzijde van de schoen, het aanbrengen van kwastjes op ongewone plaatsen en het niet bijknippen van de leren voering.

Ik zit in Gautiers atelier terwijl hij met de naaisters Betsy, Yolande en Leen zoekt naar technische oplossingen. In perfect Nederlands vraagt hij naar hun voorstellen. Door het bijwonen van repetities van Pina Bausch en haar dansers heeft hij geleerd hoe oprechte samenwerking tot nieuwe, onvermoede vormen kan leiden. Ik ben blij dat ik dit mag meemaken en dat ik deze zachte, bijzondere man heb leren kennen.


Hans Theys, Montagne de Miel, 7 juni 2015