Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Ann Veronica Janssens - 2007 - De geboorte van gekleurde sculpturen uit een architecturale ingreep [NL, essay]
Tekst , 4 p.




__________

Hans Theys


De geboorte van gekleurde sculpturen uit een architecturale ingreep
Enkele woorden over La pluie météorique en de mistsculpturen van Ann Veronica Janssens



Het M HKA nodigde mij uit een kort essay te schrijven over een werk dat deel uitmaakt van de collectie. Het werk dat zich meteen aan mij opdrong, was het werk ‘La pluie météorique’ van Ann Veronica Janssens. De voornaamste reden hiervoor is het werk zelf, maar ook de geheime manier waarop het verbonden is met andere, meer bekende werken van Ann Veronica Janssens, die zijn voortgekomen uit een architecturaal voorstel dat ze speciaal voor het M HKA heeft gemaakt en dat helaas geen deel uitmaakt van de collectie.
     De opzet van deze tekst is dus dubbel. Enerzijds zou ik een paar woorden willen schrijven over ‘La pluie météorique’, zodat dit werk de plaats krijgt die het verdient, anderzijds zou ik een genealogie willen schrijven van Ann Veronica Janssens’ werken met mist.

 

La pluie météorique

La pluie météorique werd voor het eerst getoond in Galerie Micheline Szwajcer. De keien zijn afkomstig van een van de Flores-eilanden, waar Ann Veronica Janssens een tijdje heeft doorgebracht. Ze hebben mooie kleuren, die zowel naar het groene als naar het blauwe neigen. (Ann Veronica Janssens noemt ze blauw.) Voor de galerietentoonstelling werden de keien zonder bijzonder patroon over de vloer verspreid. De eerste indruk die ze bij mij opriepen was er een van een drooggelegde rivierbedding of een keienstrand. De toeschouwers mochten over de keien lopen. Sommigen trokken hun schoenen en sokken uit. De keien maakten onverwachte, klokkende en kriepende geluidjes. Door het heen en weer lopen van de mensen ontstonden er sporen, die deden denken aan wandelwegen zoals we die nu nog aantreffen in sommige bergstreken. De stenen kregen een bepaalde orde, ze gingen zich op een sculpturale, architecturale en landschappelijke manier verhouden tot de galerieruimte. Tegelijk heeft het sculpturale voorstel geen vaste vorm. Het is voortdurend in beweging. Het is een beweeglijke, sculpturale uitnodiging tot een ervaring. Het is een holle schelp, die door de toeschouwer tot leven kan worden gebracht.
 

Neerslag

Voor Ann Veronica Janssens vormt deze sculptuur een vorm van neerslag: neergevallen, op de grond gedonderde, ineengezakte, als een broek rond magere enkels afgezakte materie. ‘C’est de la couleur tombée du ciel.’ Het is naar beneden gedropen of als geklonterd slib neergeslagen abstractie. Bezinksel. De sculptuur roept het beeld op van de boshyacinten in het Hallerbos, die ons nog meer dan een lavendelveld treffen als een naar beneden gevallen hemel, omdat de echte hemel, van grijze lentelucht gemaakt, als een vaal zeil opgehangen lijkt achter de nog kale, doorzichtige kruinen van de beuken. (Ik heb het Hallerbos verschillende keren met Ann Veronica Janssens bezocht.)

Deze neerslag doet ook denken aan het roemloze einde van de mistsculpturen, die eigenlijk bestaan uit verdampte olie. De rondzwevende druppeltjes werken als minuscule lenzen die licht en kleur vangen. Na een tijdje slaan ze echter neer en maken ze de vloer vettig. De vloer moet voortdurend gedweild worden. (Janssens, die in de jaren tachtig en negentig meestal ingrepen uitvoerde met geleend materiaal dat na afloop van de tentoonstelling werd terugbezorgd, vind dit grappig: elke avond verdwijnt het werk in het afvoerputje.) Eigenlijk is La pluie météorique een tastbare, grove, bevroren of gestolde variant van deze neerslag. ‘C’est de la molécule,’ vertelt Janssens, ‘mais en forme de gros cailloux bleus.’

Tegelijk vormt La pluie météorique een poging een sculptuur vorm te geven zonder een nieuw voorwerp toe te voegen aan de wereld. Voortdurend is Janssens op zoek geweest naar sculpturen die zichzelf opheffen: de muurtjes die bestonden uit geleende stenen, Aquarium, een van haar belangrijkste werken, omdat het beelden toont die in elkaar overlopen (cf. de tekst De achterkant van het licht) en Aérogel, een brokstuk van een materiaal dat voor 99,9% uit lucht bestaat en bijna bezwijkt onder het eigen gewicht. La pluie météorique past in deze ontwikkeling, die door het werken met mist tot andere, onvermoede resultaten heeft geleid.
 

De mistsculpturen

Alle mistsculpturen van Ann Veronica Janssens zijn voortgekomen uit het sculpturale voorstel Représentation d’un corps rond, dat ze in 1996 heeft gemaakt voor De Vleeshal in Middelburg. Het ontstaan van dit werk moet worden gezien in de context van tientallen ruimtelijke ingrepen die Janssens tijdens de jaren tachtig en negentig uitvoerde met geleende stenen. Na afloop van de tentoonstellingen werden de stenen terugbezorgd aan de eigenaar en bleven er alleen foto’s en films over. Janssens wilde geen voorwerpen bewaren. Haar werk bestond uit sculpturale voorstellen die een gezichtspunt aanboden of een ervaring mogelijk maakten en zich daarna volledig terugtrokken. Ze losten op. Ten tijde van Représentation d’un corps rond was Janssens echter op zoek naar manieren om blijvende sculpturale voorstellen te maken zonder voorwerpen te creëren. Représentation d’un corps rond bestaat uit een cyberlight-projector die – in een met ‘mist’ gevulde, verduisterde ruimte – divergerende lichtbundels stuurt door in een cirkel opgestelde gaten. De schijf waarin deze gaten zich bevinden draait soms rond en staat soms stil. De divergerende bundels vormen de wand van een traag om zijn lengteas tollende en dan weer stilstaande, holle kegel.

Na het voltooien van dit werk, dat voor Ann Veronica een soort van materieel geworden twijfel is (is er een voorwerp of niet?), kreeg ze het idee een absolute variant te creëren. Toen ze van Liliane Dewachter (die daarvoor zeven jaar lang had moeten pleiten bij de toenmalige directeur) het voorstel kreeg een werk te maken voor het M HKA, met zijn witte vloer, muren en plafond, leek dit een ideale gelegenheid om dit uitvergrote mist-partikel vorm te geven in een met ‘witte mist’ gevulde museumzaal. Het werk dat hieruit resulteerde, en dat ‘Muhka’ wordt genoemd, ligt rechtstreeks aan de basis van tientallen werken die de voorbije tien jaar tot stand kwamen. Dit werk werd niet aangekocht door het M HKA en vormt zo een van de grootste lacunes in de collectie.

Net zoals Jung van mening was dat de landbouw per ongeluk werd uitgevonden door mannen die tijdens het dansen hun speren in de grond ramden, denk ik dat zowel de wetenschap als de kunst een voortgang vinden door mensen die oog hebben voor voortwoekerende vormen. De kunst ontwikkelt zich niet door het formuleren van ideeën die gestalte krijgen in een vorm, maar door ontsporende vormen die, als tussengevoegde rasters, de werkelijkheid op een nieuwe manier waarneembaar maken. De evolutie van Janssens’ mistsculpturen vormt hiervan een prachtig voorbeeld.

In het M HKA kreeg de ‘mist’ voor de eerste keer een architecturale dimensie. Zoals blijkt uit een twintigtal reacties van vooraanstaande kunstenaars die ik op de avond van de opening heb geïnterviewd, vouwde de sculptuur zich open in tientallen richtingen. Voor sommigen was het werk heel filmisch (Monica Droste), anderen deed het denken aan Arman, Klein en Duchamp (Angel Vergara), aan rook (Luc Tuymans) of aan het ‘vloeibaar maken van materie’ (Michel François). Voor Ann Veronica Janssens was vooral dit laatste van belang. Vandaag omschrijft ze het werk nog altijd als een voorstel dat ‘une perte de repères’ teweegbracht. Ze wilde het gevoel oproepen van iemand die in dichte mist elk gevoel voor richting verliest en ze wilde het museum en haar dwingende, benauwende architectuur oplossen. Op dat ogenblik primeert het architecturale, poëtische en politieke. Later, met MA-i (2000), 4 Projectors (2001), Bluette, Stella en June (2006), treden eerst de kleur en nadien het sculpturale op de voorgrond.

In 1998 vult Ann Veronica Janssens voor de biënnale in Sydney opnieuw een ruimte met ‘mist’. Als bijkomende ingreep heeft ze in valse wanden, waarachter ramen schuilgaan, grote openingen gemaakt, zodat ze het binnenvallende daglicht kan ‘tastbaar’ maken.

In 1999, voor de tentoonstelling Super Space in Utrecht, toont Ann Veronica Janssens voor de eerste keer verschillende sculpturale voorstellen tegelijk. Een van de dertien voorstellen heet Tunnel ‘Super Space’. Een F-100 rookmachine produceert om de vijf minuten een wolk in een voetgangerstunnel.

In 2000 wordt Ann Veronica Janssens door de choreograaf Pierre Droulers voor de tweede keer uitgenodigd een bijdrage te leveren aan een choreografie. (De eerste keer was voor de voorstelling De l’air et du vent (1997), met een prachtige belichting van Jim Clayburgh, die tot stand kwam in samenwerking met Janssens.) Zoals ik heb beschreven in de tekst Comment emprisoner Ann Veronica Janssens dans une choreografie? verliep de samenwerking moeizaam. Toen Droulers verstek moest laten gaan voor een avant-première in Tours, werd echter besloten dat Ann Veronica Janssens een extra bedrijf zou toevoegen aan de choreografie, die luisterde naar de naam MA. Tijdens een vlucht van Israel naar Europa, eerder dat jaar, had Janssens ‘gezien’ hoe ze de overgang van de kleuren bij een zonsopgang sculpturaal kon weergeven door de horizon verticaal te plaatsen (cf. The Gliding Gaze, p. 54-61). Op het podium in Tours creëerde ze met Jim Clayburgh een grote wandelruimte met doorzichtige wanden, die gevuld werd met verdampte olie en van de linker- en rechterzijde werd belicht met rood en blauw gekleurd theaterlicht. De bezoekers werden via de artiesteningang op het podium gebracht, waar ze in de mist de overgang van rood naar blauw konden ervaren. Het bijzondere aan dit sculpturale voorstel, dat MA-i werd genoemd, was voor Ann Veronica Janssens dat de toeschouwers zich in de kleur leken te bevinden, alsof ze in een schilderij wandelden. Natuurlijk is kleur een constructie van onze hersenen, zodat we ons niet echt in de kleur kunnen bevinden, maar in deze sculpturale installaties worden we wel ondergedompeld in de textuur waarop de lichtstralen weerkaatsen vooraleer ze door ons oog worden opgevangen. Het voordeel is dat we de overgang van één kleur in een andere bijna fysiek kunnen ervaren en niet vanop een zekere afstand, zoals wanneer we een schilderij waarnemen. Eigenlijk betekent dit dat Ann Veronica Janssens een soort van schilderij heeft gemaakt zonder te schilderen. Of, anders gezegd: ze heeft een nieuwe, lichtere, minder statische textuur ontworpen waarmee ze kan ‘schilderen’. Zelf omschrijft ze dit als ‘la question de la picturalité’. Dit werk bekleedt een belangrijke plaats bekleedt in het oeuvre van Ann Veronica Janssens, omdat het de aanvang betekende van haar werken met kleur. Het maakte de weg vrij voor de DVD-projectie Scrub Color, waarbij een muur gebombardeerd wordt met snel afwisselende, schijnbaar opborrelende, gekleurde rechthoeken, of voor lichtprojecties zoals Donut, waarbij een projector beelden projecteert die bestaan uit een aantal concentrische lichtcirkels. Elk beeld wordt opgevolgd door een onverlicht moment. Om de zestig seconden verandert de kleur van het beeld. Tijdens het donkere ogenblik dat elke projectie opvolgt ziet de toeschouwer complementaire nabeelden.

In 2001 formuleerde Ann Veronica Janssens zeven sculpturale voorstellen voor de tentoonstelling Work for Space in het Kunstverein München, dat toen werd geleid door Dirk Snauwaert. Een van deze voorstellen heette 4 Projectors en bestond uit vier op de grond rustende projectoren die in een met verdampte olie gevuld vertrek een zwevend ‘prisma’ creëerden. Dit werk leidde tot verschillende varianten zoals het verticale vlak in Galerie Micheline Szwajcer (2001), de belichting van de choreografie Emma van Ida De Vos (2004), de sterren Bluette en Stella (2006) en het sculpturale voorstel June (2006), dat bestaat uit twee projectoren die elk een wit en een geel vlak creëren. Het architecturale heeft plaats gemaakt voor het creëren van ‘des tentatives d’objets’. ‘C’est du matériel en crise,’ vertelt Janssens, ‘c’est une sculpture qui consiste d’un peu de brouillard, un peu de lumiere et un peu de courant d’air.’ (Het is een sculptuur die bestaat uit een beetje mist, een beetje licht en een beetje tocht.)

In datzelfde jaar creëerde Janssens voor de tentoonstelling Light Games in de Neue Nationalgalerie in Berlijn het sculpturale voorstel ‘Blue, Red and Yellow’ (2001): een met ‘mist’ gevuld paviljoen met gekleurde, licht doorlatende wanden (blauw, rood, geel en kleurloos). Het nieuwe aan dit werk, in vergelijking met MA-i, was dat voor het eerst gebruik werd gemaakt van daglicht om gekleurde mist te creëren. Dit werd de eerstvolgende jaren uitgebreid tot een met daglicht gekleurde galerieruimte (1301PE, Los Angeles, 2003) en verschillende museumzalen (Kunsthalle Bern, 2003).

Door het onafgebroken zoeken naar nieuwe toepassingen voor haar ‘mist-medium’, is Ann Veronica Janssens gekomen tot een oeuvre waarin ze nieuwe sculpturale voorstellen op punt heeft kunnen stellen (4 Projectors, Bluette en Stella) en waarin ze steeds meer is gaan werken met kleur. In Bluette en Stella komen beide evoluties samen. De oorspronkelijk architecturale benadering heeft plaats gemaakt voor gekleurde, sculpturale voorstellen die een driedimensionale aanwezigheid oproepen zonder dat er een voorwerp wordt gecreëerd. De dichtheid van de sculptuur hangt af van de hoeveelheid verdampte olie in de ruimte. De kleur kan heel precies afgesteld worden. Tegelijk wordt er niets verborgen. We zien de projectoren, zonder dat ze afbreuk doen aan het tevoorschijn getoverde, ontastbare voorwerp, dat we zelfs kunnen laten verdwijnen als we zijwaarts bewegen. Geen dwang, louter voorstel. Wonderlijke werken. (De landbouw is uitgevonden.)


Montagne de Miel, 25 februari 2007