Hans Theys ist Philosoph und Kunsthistoriker des 20. Jahrhunderts. Er schrieb und gestaltete fünzig Bücher über zeitgenössische Kunst und veröffentlichte zahlreiche Aufsätze, Interviews und Rezensionen in Büchern, Katalogen und Zeitschriften. 

Diese Plattform wurde von Evi Bert (M HKA : Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in Zusammenarbeit mit der Royal Academy of Fine Arts Antwerpen (Forschungsgruppe ArchiVolt), M HKA, Antwerpen und Koen Van der Auwera entwickelt. Vielen Dank an Fuchs von Neustadt, Idris Sevenans (HOR) und Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Ann Veronica Janssens - 2009 - Een vademecum [NL, review]
, 5 p.




__________

Hans Theys


Een vademecum
Over een tentoonstelling van Ann Veronica Janssens



Precies dertig jaar nadat ze als afstuderend student de Prijs Jonge Schilderkunst won, stelt Ann Veronica Janssens (°1956) tentoon in de mooie ruimte van het Brusselse Wiels. Er zal nieuw en bestaand werk te zien zijn op de tweede, de derde en de vierde verdieping en op het dak. In deze beschouwing zou ik enkele werken willen noemen die er zeker te zien zullen zijn, met oog voor de bijzondere manier waarop Janssens haar sculpturale voorstellen omschrijft, en stel ik u drie nieuwe invalshoeken voor die u in gedachten kan meenemen als u naar de werken gaat kijken.

Ik loop met Ann Veronica Janssens door Wiels en ze wijst mij op de installaties in wording. De hoofdmoot van de tentoonstelling bestaat uit zeven grote producties, waarvan sommige hernemingen zijn van werken die eerder al gecreëerd werden. Die zeven producties worden aangevuld met kleinere werkjes, vaak voorwerpen, die Janssens vandaag ‘prototypes’ noemt. Janssens wordt niet graag geïnterviewd over haar werk. (De huidige directeur van Wiels, Dirk Snauwaert, is een van de enige personen die haar ooit heeft mogen interviewen. In 2001 organiseerde hij Janssens’ solotentoonstelling Works for Space in het Kunstverein in Munchen, dat hij toen leidde.) Als ze over een werk spreekt, dan omschrijft ze dit vaak in termen die niet verklarend zijn, maar het werk afschermen en zo de magische werking ervan vergroten. Een 30 cm brede, 30 meter lange, opgerolde strook van 3 mm dik, quasi kleurloos PVC, die door het oprollen een prachtige, diepblauwe kleur krijgt, net zoals onze atmosfeer door het stapeleffect lichtblauw lijkt te worden, noemt ze Lamelle en PVC. Een stapeling bouwstenen op een grote trap die een bordes verlengt, omschrijft ze als ‘une forme qui épouse un escalier’. Haar belangrijkste werk, een oplossing van één deciliter siliconen-olie in een methanol-water oplossing, die zich samentrekt tot een bolle lens, noemt ze Aquarium. De titel geeft niet aan waar je in dit werk naar moet kijken. Janssens geeft er de voorkeur aan dat de toeschouwers die mogelijkheden zelf ontdekken, verkennen of uitbreiden. In die zin is haar werk ‘open’.
 

Een telescopische, buisvormige klank

Ann Veronica Janssens: Er zullen zes onderdompelende sculpturale voorstellen te zien zijn. Het eerste voorstel is een anechoïsche kamer. Het is een dode kamer: een ruimte die alle geluiden opslorpt. Als je de ruimte betreedt, hoor je eerst niets, maar dan begin je de geluiden van je bloedsomloop te horen, van je zenuwstelsel… De muziek van je lichaam… Er zullen sculpturale voorstellen te zien zijn die zich voordoen als kernen en andere die zich voordoen als een verdampen. De meeste voorstellen nemen de vorm aan van een verdampen. Het zijn voorstellen op basis van licht en geluid. Er komt een retro-projectie met pulserend licht die fosfenen op het scherm creëert en die uit tien verschillende sequenties bestaat, tien korte experimenten. Verder is er een ruimte met vier luidsprekers die een eindeloze klank laten horen die afwisselend hoger en lager wordt. Het werk roept een soort van buisvormige gewaarwording op. Je hoort industriële, metaalachtige geluiden, minerale geluiden, zware sculpturale geluiden… Soms denk je aan vlinders of insecten, soms aan machines… Ik heb een klank proberen te behandelen als een eindeloze buis. Het is een telescopisch voorwerp waarin verschillende geluidsexperimenten vervat zitten die elk vier, zes of acht minuten duren. De klank is verrijkt met textuur en materie, waardoor er ongelukjes ontstaan en de klank in een andere richting lijkt te vertrekken. Het werk roept een hypnotische trance op.
   In dezelfde ruimte staan monitoren waarop je nieuwe beelden ziet die ik in Wiels met een ‘fish eye’ groothoeklens heb gemaakt, zoals voor de film La Ricarda (2007). Op de vierde verdieping komt een klankinstallatie die de resonantie van de ruimte uitzendt. De hele ruimte gaat erdoor trillen. Als je door de ruimte wandelt, kom je knopen tegen waar het effect wordt opgeheven: een soort van hiaten (des poches d’annulation)… Verder komen er nog enkele prototypes: een I-vormig zwart stalen profiel van 20 x 10 x 500 cm, dat aan de bovenzijde gepolijst is, waardoor je de materie vloeibaar ziet worden. Een glazen staaf met schijnbaar lichtgevend glas. Een kleine Aerogel en een Cocktail-sculptuur. We voorzien ook een heleboel muntstukken van ‘conversies’: zelfklevers waarop je kan zien hoeveel zuurstof, zwaartekracht, geweld, stilte, geheugen, licht en meteoriet je met dat muntje kan kopen… Op het dak komt Blue, Red and Yellow.
 

Omschrijving van drie hierboven genoemde werken

Blue, Red and Yellow, uit 2001, werd voor het eerst getoond op de esplanade van de Neue Nationalgalerie in Berlijn, die zelf zo leeg mogelijk gemaakt was en opgevat werd als een volume dat het zonlicht opving en zichtbaar maakte. (De bezoekers konden er onder andere rondtoeren op fietsen die voorzien waren van concentrisch gegraveerde aluminium wieldoppen.) Het gaat om een paviljoen van 3,5 x 9 x 4 meter met wanden van doorzichtig polycarbonaat dat werd getint door er gekleurde filters op te kleven. Het paviljoen is bereikbaar via een deur en is gevuld met kunstmatige mist. Het gefilterde zonlicht kleurt de mist, zodat de toeschouwer zich binnenin de kleur bevindt en kan kijken naar de manier waarop de verschillende kleuren zich mengen. Het werk werd al één keer in Brussel getoond, op het dak van het CIVA, maar werd intussen beschadigd, zodat het voor deze tentoonstelling gereconstrueerd werd.

Orsay is Janssens’ naam voor het werk Voorstel voor de tentoonstelling ‘Aux origines de l’abstraction’ in het Musée d’Orsay (2003): rode en blauwe lampen, die zich boven een doorzichtige zoldering bevinden pulseren afwisselend tegen een frequentie van 7,5 Hertz. De ruimte baadt in een vluchtige, vibrerende kleur die soms rood is, soms blauw en zich soms samenvoegt tot een lichtgevend wit. Op de wanden van de ruimte ontstaan trillende, geometrische, veelkleurige figuren.

Cocktail-sculptuur is een magisch spiegelaquarium van 70 x 70 x 70 cm, waarin een 10 cm brede laag paraffine-olie op een 40 cm brede laag water drijft. Door een kleurverschil kan je zien hoe de twee vloeistoffen het licht op een verschillende manier breken.
 

Materie vloeibaar maken

In 1997, naar aanleiding van Janssens’ eerste mistsculptuur in het Muhka, vertelde Michel François mij het volgende: ‘Doorgaans wordt beweerd dat Ann Veronica het licht tastbaar maakt, maar misschien is het omgekeerd en wil ze alle hindernissen opruimen, alle materie vloeibaar maken…’ Ik zou deze uitspraak in verband willen brengen met een beschrijving van de taoïstische levenshouding door Patricia de Martelaere: ‘Het “juiste” in morele zin verschilt niet wezenlijk van het ‘juiste’ in martiale of in medische zin: doorslaggevend zijn niet de nobele of krijgshaftige intenties of de rechtlijnigheid van een gedragscode, maar de gevoeligheid voor het unieke van wat zich aandient en het vermogen zich aan te passen aan externe en interne verandering. De volmaakte mens is diegene die zijn qi zozeer heeft gecultiveerd en geharmoniseerd dat hij geen enkel – intern of extern – obstakel meer ervaart, en die zozeer samenvalt met zijn eigen qi (die de qi van alles is) dat hij geen “ik” of ego meer heeft.’
 

Spoken zien

Aquarium is Janssens’ hoofdwerk. Waarom? Omdat het als geen ander werk erin slaagt zichtbaar te maken dat haar visuele ervaring van de werkelijkheid minder vanzelfsprekend, minder ‘vloeiend’ is dan de onze. Sommige van haar werken trachten onze ervaringen vloeiender te maken, andere maken zichtbaar dat de continuïteit van onze visuele ervaring eigenlijk berust op een vereenvoudigende (in zekere zin zelfs gebrekkige) werking van ons brein. In eerdere teksten heb ik erop gewezen dat het werk van Janssens vaak doet denken aan visuele patronen die afgebeeld staan in het boek Migraine van Oliver Sacks. Janssens heeft vaak last van migraine. De term ‘migraine’ is een verzamelnaam voor een groot aantal hallucinatoire fenomenen, die door Sacks voor het eerst in een overzichtelijk werk werden samengebracht. In zijn in 2001 verschenen autobiografie, vertelt de neuroloog dat hij zelf als kind last had van migraine. Deze mededeling volgt niet toevallig op een passage over pseudoscopische beelden en een voetnoot over het feit dat film niet meer is dan de opeenvolging van stilstaande beelden: ‘Ik ging begrijpen dat de keerzijde van dit alles – een soort deconstructie of afbraak – zich kon voordoen wanneer ik migraineaanvallen had, waarbij zich vaak vreemde gezichtsveranderingen voltrokken. Mijn kleurgevoel kon even verdwenen of veranderd zijn, dingen konden zo plat als uitgeknipte figuren lijken, of in plaats van normale beweging te zien, kon ik een serie flikkerende stilstaande beelden zien, zoals toen Walter zijn filmprojector te langzaam liet draaien. Ik kon de helft van mijn blikveld kwijtraken, waarbij dingen aan één kant ontbraken of gezichten doormidden werden gesneden. Ik was doodsbang toen ik voor het eerst van die aanvallen kreeg (…) maar toen ik mijn moeder erover vertelde, zei ze dat ze ook zulke aanvallen had en dat ze geen kwaad konden en maar een paar minuten duurden.’ We kunnen ons voorstellen wat er kan gebeuren met kinderen die hier niet met hun moeder over spreken of dit wel doen, maar geen moeder hebben die medicus is en de aandoening kent. Misschien is dit zelfs gebeurd met Sacks’ broer, die ‘s nachts spoken zag en uiteindelijk waanzinnig werd en stierf. Verschillende kunstenaars vertelden mij dat ze spoken zagen als kind en nog steeds zien als volwassene. Vaak zie je dat in hun werk. ‘Zie jij soms spoken?’ vroeg ik eens aan Janssens. ‘Ja,’ zei ze, ‘maar ik wil er vandaag liever niet over spreken.’
 

Kant en Lévi-Strauss

In een eerdere tekst wees ik erop dat tijd en ruimte in het werk van Janssens zichtbaar en voelbaar worden als de voorwaarde voor het maken, maar ook voor het waarnemen van sculpturen. De bijzondere bijdrage van Kant aan de kennistheorie bestond in het inzicht dat het enige wat we over de werkelijkheid weten, is dat we tijd en ruimte (en nog enkele afgeleiden) nodig hebben om haar waar te nemen of te ‘kennen’. Dit inzicht wordt versterkt door de omstandigheid dat de kunstwerken die ons het meest boeien of aangrijpen, ons tijd en ruimte anders laten ervaren. Deze redenering lijkt tautologisch, omdat elke ‘ervaring’ een verbreken van de gewoonte impliceert, waardoor tijd en ruimte minder vanzelfsprekend worden. Maar het gaat erom dat dit in een kunstwerk ook zichtbaar wordt, alsof het zichtbaar nadenkt over onze waarneming. Dit geldt zowel voor de literatuur (het uitspinnen van korte inzichten in stapelzinnen bij Gerard Reve, het beletselteken bij Céline, de gelijktijdigheid bij Virginia Woolf) als voor de muziek, de schilderkunst en de beeldhouwkunst.
    Het nieuwe aan deze invalshoek is mijn recente ontdekking dat Ton Lemaire het denken van Claude-Lévi-Strauss om dezelfde reden kantiaans noemt. Lévi-Strauss beweert immers dat het mythische denken gebruik maakt van de concrete logica van de natuur (bijvoorbeeld het onderscheid tussen rauw en gekookt) om uiting te geven aan tegenstellingen waarin ons leven vervat zit (levend en dood, donker en licht). Dit is een andere manier om te zeggen dat het mythische denken enkel vormgeeft wat het vermag vorm te geven aan de hand van de beelden en begrippen waarover het beschikt. De mythen vloeien voort uit ons vermogen verhalen te componeren, dat we als een drift of ‘een wil tot macht’ zouden kunnen beschouwen: doelloos, maar leidend tot vormen die ons toevallig een houvast hebben bezorgd op een wezenlijk onkenbare werkelijkheid.
    Zo ook de vormen van Ann Veronica Janssens, die zijn voortgevloeid uit de mogelijkheid tijd, ruimte en licht te manipuleren, en op die manier diep in ons een herinnering losweken aan die momenten waarop de werkelijkheid ons minder vanzelfsprekend lijkt en daardoor soms wonderlijker overkomt, soms bedreigender en soms allebei tegelijk: ogenblikken van verdwaasde verliefdheid en ogenblikken van verschrikkelijk verdriet; ogenblikken waarop we voor het eerst kennismaakten met kunstwerken; maar ook die boeiende tijd, ver in ons verleden, waarin een vorm net zo goed een bloeiende heester kon zijn als een schimmelkleurig paard en alleen herhaaldelijk vragen, wijzen, luisteren, benoemen, opnieuw vragen en handelen ons langzamerhand vertrouwd kon maken met de gangbare wijze van benadering, benoeming en omschrijving van een voorwerp, situatie, dier of persoon.


Montagne de Miel, 27 augustus 2009