Hans Theys ist Philosoph und Kunsthistoriker des 20. Jahrhunderts. Er schrieb und gestaltete fünzig Bücher über zeitgenössische Kunst und veröffentlichte zahlreiche Aufsätze, Interviews und Rezensionen in Büchern, Katalogen und Zeitschriften. 

Diese Plattform wurde von Evi Bert (M HKA : Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in Zusammenarbeit mit der Royal Academy of Fine Arts Antwerpen (Forschungsgruppe ArchiVolt), M HKA, Antwerpen und Koen Van der Auwera entwickelt. Vielen Dank an Fuchs von Neustadt, Idris Sevenans (HOR) und Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Christoph Fink - 1999 - Honderdduizenden passages [NL, essay]
Text , 5 p.




__________

Hans Theys


Honderdduizenden passages
Over het werk van Christoph Fink



Van bij de aanvang stond Christoph Finks leven al in het teken van de veelvuldige transportwegen in het beknopte koninkrijk België. Op 8 juni 1963 werd hij om 08.52 uur ’s morgens geboren in de Gentse kraamkliniek Maria Middelares, vlak naast de Ringvaart, achter het vliegveld van St. Denijs Westrem. De eerste twee maanden van zijn leven woonde hij in Gent boven coiffeur Jérôme, recht tegenover het Sint-Pietersstation. Daarna heeft hij een paar jaar gewoond in de Sportstraat in Gent-Brugge, achter het stadion van AA Gent, en vervolgens is het gezin gaan wonen in Eeklo (7 jaar), Ronse (3 jaar), Merelbeke (3 jaar, opnieuw naast de Ringvaart), Merendree (3 jaar) en opnieuw Eeklo. Na diepgaande lagere en middelbare schoolstudies in Gent, Torhout en Antwerpen is hij uiteindelijk gaan studeren en wonen in Gent.

Ik tref Christoph Fink in zijn witgeschilderde verblijfplaats in de … straat in Gent in de nazomer van het jaar 1999, als hij net is teruggekeerd van een fietstocht door Frankrijk. Eerst is hij van Gent naar La Pointe de Corsen gefietst, het verst in de Atlantische oceaan gelegen stukje Frankrijk, enkele kilometers ten noorden van de havenstad Brest. De tocht was een aanzet tot een reis rond de wereld, waarvan de eerste etappe richting Australië ging. Op de wegenkaart had hij een rechte lijn van La Pointe de Corsen naar centraal Australië getrokken. Vervolgens heeft hij Frankrijk per fiets doorkruist, deze lijn zoveel mogelijk volgend.
     Tijdens dit soort reizen of verplaatsingen, die zowel te voet, per fiets als per vliegtuig kunnen voltrokken worden, noteert Fink alles wat hem overkomt. Gewapend met chronometers, hoogtemeters, kaartmateriaal, camera’s en opnamemateriaal probeert hij alles wat hem overkomt te meten en vast te leggen. Objectieve gegevens zoals afstanden, hoogteverschillen en duurtijden, maar ook indrukken van landschappen, klimatologische omstandigheden, fysieke gewaarwordingen en gemoedsaandoeningen.
     Al deze gebeurtenissen en parameters worden onder andere genoteerd in kleine schriftjes en op losse velletjes papier. Later worden deze gegevens verwerkt tot tekeningen, teksten, sculpturen en klankbanden die al dan niet gecombineerd met video’s of foto’s worden tentoongesteld.

‘Het gaat mij om de fascinatie voor de complexiteit van de menselijke passages op deze bol, denk ik,’ vertelt hij, ‘waarbij ik telkens weer vertrek vanuit mijn eigen ervaringen, vanuit mijn eigen lichaam als laboratorium, omdat die ervaringen het enige zijn waar ik met zekerheid iets over kan vertellen. Ik ben heel nieuwsgierig. Ik probeer continu te achterhalen wat er gebeurt, wie we zijn en waarom we hier zijn. Die weetgierigheid wordt heel extreem tijdens mijn reizen, waarbij ik alles chronometreer en beschrijf.
     Enerzijds is er de actie van het moment zelf – tijdens de reis – en anderzijds is er het werk dat achteraf komt: de reconstructie van de reis. Alle notities worden dan getoetst aan het kaartmateriaal en alle tijden en afstanden worden met elkaar vergeleken. Ik kan ook tijden en afstanden koppelen aan de manier waarop ik ze heb ervaren. Daarna zet ik deze gegevens om in schaalmodellen en chronologische tekeningen en ga ik na hoe ik deze ervaringen en hun neerslag kan inpassen in de ruimte waar ik exposeer.

Ik vraag Fink wat hij vindt van het grappige effect van de ernst waarmee hij al deze gegevens opmeet en weergeeft.

‘Het is natuurlijk een absurde bezigheid,’ antwoordt hij, ‘maar ik merk dat mijn werk zowel bij mijzelf als bij de toeschouwer tegelijk in grappig als in serieus opzicht iets losmaakt. In de eerste plaats lijkt het essentieel al deze dingen op te meten en schematisch weer te geven, maar die grappige distantie waarover je het hebt is even onontbeerlijk. Maar het belangrijkste is het eigenlijke reizen. Eigenlijk gaat het om die tochten. Als ik aan het reizen ben, voel ik mij zalig. Op bepaalde momenten lijkt alles tot klaarheid te komen en lijkt het alsof alles thuishoort in een orde. Eigenlijk kan je zo’n moment niet goed vatten. Het heeft iets te maken met: Ik ben hier, ik ben aan het bewegen en ik kan er de vinger opleggen. Er zijn heel weinig aanwijzingen voor een zingeving op deze aarde, maar op zo’n momenten lijkt alles ineen te klikken.’

‘Mijn eerste fietstocht ging van Gent naar het Zuiden van Portugal, boven Faro in het Algarve-gebergte.
     De tweede rit ging naar Genève (Chamonix, eigenlijk). Het was een eerste poging om rond de Mont-Blanc te fietsen, maar de weersomstandigheden waren te slecht en ik ben als het ware afgeketst via Zwitserland.
     De derde rit was Gent-Venetië-Gent. Het was een rit met een paar prachtige Alpencols waaronder de Furka-, de Gotthard- en de Grimselpas.
     De vierde rit ging van Gent naar Genève, rond de Mont Blanc en terug. Ze ging gepaard met een uithoudingstest, waarbij ik van het meer van Genève in twee ritten naar Gent ben gereden. Van Genève naar Langres en dan van Langres naar Gent. 37 uur voor 518 kilometer. (Glimlacht.)
     De vijde rit was de interessantste op geografisch vlak: van Gent naar de Etna, met een lichte omweg over Frankrijk om enkele cols te doen: Gent – Parijs – Clermont Ferrand, de Puy-de-Dôme, dan van de Ardèche naar Montpellier en Sête, dan van Montpellier over de Mont-Ventoux en de Col de la Bonette (de hoogst berijdbare col van de Alpen: 2810 meter), over de Col de la Lombarde, via Cuneo naar Savona, langs de Italiaanse Rivièra naar Rome, Napels (met de beklimming van de Vesuvius) tot helemaal naar het zuiden naar de top van de laars, dan Sicilië binnen en de Etna beklommen tot vlakbij de krater en ten slotte de afdaling naar Catania. 3459,9 kilometer in totaal.’

We besluiten even te pauzeren en een kijkje te gaan nemen in de galerie van Marie-Puck Broodthaers, waar Fink op dit moment verschillende werken tentoonstelt. We nemen mijn wagen. Fink stelt voor een kleine omweg te maken, zodat we heel eventjes tegen honderd per uur in de tunnels kunnen duiken, als compensatie voor deze verplaatsing.
     In de galerie treffen we een zes of zeven meter lange, smalle tafel aan waarop een even lange tekening onder glas ligt. Op de tekening zien we verschillende, overlangse lijnen, sommige miniem kronkelend, andere recht, die af en toe doorkruist worden door dubbele, golvende lijnen. Hier en daar staan cijfertjes en namen van steden. Boven en onderaan de tekening staan kleine verhaaltjes of notities die te maken hebben met gebeurtenissen die plaatsvonden op dezelfde hoogte van de uitgestippelde trajecten. De tafel heeft onregelmatige randen, hier en daar is ze een vijftal centimeter breder en smaller. De plaatsnamen op de tekening hebben duidelijk te maken met de zopas opgesomde ritten.
     Op een schoorsteenmantel staan twee tekeningen die zichzelf tot kokervorm hebben operold. Onder de lange tafel staan verschillende CD-spelers en luidsprekers.

‘Het is vreemd,’ roep Marie-Puck vanuit de keuken, ‘het geluid verandert voortdurend als je langs de tafel loopt. Il faut marcher beaucoup pour entendre tout.’

‘Het is een werk waarin ik verschillende tochten door Europa heb samengebracht op één smalle strook door de kaart van Europa als een waaier ineen te schuiven,’ vertelt Fink, ‘alle trajecten zijn samen getorst, ineengedraaid, dichter bij elkaar gebracht, zodat je ze met elkaar kan vergelijken. Daardoor tref je op de tekening maar één keer de stad Gent aan, omdat al mijn reizen daar vertrekken of eindigen, maar wel twee keer Parijs, omdat de kaart daar al een beetje uiteen gewaaierd is. Het meest linkse punt van de tekening toont Glasgow en het meest rechtse toont Sicilië. Maar omdat de tekening ook een reis naar Portugal bevat, vind je twee meter naar links vanuit Sicilië gezien, het Portugese Algarve-gebergte en nog een beetje meer naar links de uiterst westelijke punt van Portugal.
     Dit krulletje is de beklimming van de Puy-de-Dôme…
     Er zijn natuurlijk een heleboel andere tekeningen mogelijk. De basisstructuur van deze tekening wordt bepaald door de afgelegde afstanden, maar ik heb ook al tekeningen gemaakt op basis van de tijd. In dat geval zet ik de interval tussen twee notitiepunten om in een schaal. De tijdsduur stemt dan overeen met een bepaalde lengtemaat, die ik gebruik als diameter voor cirkels. De opeenvolgende cirkels die zo tot stand komen geven dan een beeld van de reisintensiteit: van het aantal gebeurtenissen dat mij is overkomen of van de mate waarin ik aandachtiger wordt. De tekening maakt dan eigenlijk zichzelf.
     Meestal ontstaan mijn werken al indirect tijdens de reis zelf. Bijvoorbeeld tijdens het noteren van mijn reisimpressies, waarbij ik bijna altijd een carbonvel gebruik. Aan het eind van de reis geeft dat vel de doorslag van al mijn impressies. Zo biedt dat carbonvel al een eerste verwerking of een eerste ‘beeld’ van de reiservaring.
     De geluiden die je nu hoort zijn elkaar overlappende lagen van verschillende weerberichten, geluiden die ik heb opgenomen tijdens mijn reizen, waaronder stadsgeluiden, muziek die ik heb gemaakt met Joëlle Tuerlinckx en het eerste onweer dat ik ooit heb opgenomen – de bliksem is toen op een paar meter van mijn tent ingeslagen, vermoed ik, ik werd even van de grond gelicht, het geluid was even direct als het licht en ‘sloot’ zich als in een tunnel opwaarts.
     De verbredingen van het tafelblad zijn te wijten aan de ruimte die ik nodig had om alle tekst uit te leggen. Ik heb het tafelblad aangepast aan de nodige ruimte.
     De twee tekeningen op de schoorsteenmantel zijn ook een soort van reisverslagen.
     De eerste heet A Walk Around Brussels in 8 Segments, 38 hours 03 minutes 51 Seconds. A list. Hé, dat is even lang als mijn rit van Langres naar Gent, dat had ik nog niet opgemerkt…. 108 kilometer aandachtig wandelen duurt blijkbaar ongeveer even lang als 518 km fietsen. Maar één uur verschil…
     Het is een geperforeerde, chronologische tekening. Als je de tekening tegen het licht houdt functioneren de perforaties zoals de lichtjes die je ziet vanuit een vliegtuig. Het is een chronologische ordening van alle notitiepunten van de Ring rond Brussel. Aan deze tekentjes zie je bijvoorbeeld of ik onder of over de autosnelweg ben gewandeld. Ik had twee chronometers bij. Eén die altijd doorliep, en een tweede die ik gebruikte om intervallen op te meten. In het begin vallen beide tijden samen, maar na een tijd ontstaat er een tijdsverschuiving. Zie je: de nummers 1 voor de eerste notitie liggen op dezelfde plaats en daarna liggen de nummers steeds verder uit elkaar. Ik heb eens een tekening gemaakt waarbij ik beide nummers heb verbonden, waardoor je een soort van tijdsperspectief kreeg. Een soort van uitwaaierende tekening met een grote dichtheid aan het vertrekpunt.
     De andere tekening vertrekt van dezelfde notities, maar dan achter elkaar gezien.’

In een ander vertrek van de galerie heeft Fink een horizonlijn op de muren getekend. Het werk doet denken aan een tentoonstelling in de Brusselse Sint-Lukasgalerij, waar hij ook een horizon op de muren had getekend.
     ‘In Sint-Lukas ging het om een geprojecteerde wereldkaart, opgevat als een plat vlak en beschouwd vanuit de geografische positie van de galerie.’
     ‘Zodat Genève en Sidney, beschouwd vanuit la Pointe de Corsen, boven op elkaar zouden liggen?’
     ‘Ja, dat is ongeveer het principe… De hoogte van de lijn is een compromis tussen de ooghoogte, afwijkingen in de vloer en de waterpas. De plaatsen die ik vermeld zijn meestal oceanen, continenten en plaatsen waar ik nog naartoe wil gaan. Verder bood de tentoonstelling een vergelijking van verschillende reizen. Een fietstocht, een vlucht heen en terug naar São Paulo en een treinreis naar Luzern.
     Er waren verschillende werken met klank. Als je binnenkwam hoorde je het ruisen van de Atlantische Oceaan, opgenomen aan de Braziliaanse kust. Er was ook een cel waar je in kon gaan zitten en waarin je stadsgeluiden van São Paulo kon horen, gemixt met percussie. Ten slotte was er een kamer met geluiden van boven elkaar opgenomen documentaires en een muziekcompositie die ik heb gemaakt met Joëlle Tuerlinckx.
     Bij de tentoonstelling in Sint-Lukas hoorden ook vier draadsculpturen. Deze sculpturen bestaan uit ijzerdraad die als een spiraal rond staande staafjes wordt gewikkeld. De lengte van de gewikkelde draad stemt overeen met een bepaalde tijdsduur, bijvoorbeeld de tijd die ik heb nodig gehad om een van de tentoonstellingsruimtes op te meten. De hoogte van het te omwikkelen segment wordt in één sculptuur bepaald door het volume van de op te meten vertrekken. Zo krijg je door de bredere of smallere spaties tussen de wikkelingen in de verschillende segmenten een idee van het tragere of snellere verloop van mijn opmetingen in de verschillende vertrekken. In de andere sculptuur heb ik gewerkt met de tijd die ik nodig had om door de ruimtes te wandelen.
     De derde en vierde koker zijn fragmenten van een verslag van een reis naar São Paulo.’

We keren terug naar de horizonlijn in de galerie van Marie-Puck, die net roze gordijnen heeft opgehangen voor een komende tentoonstelling van Walter Swennen.
     ‘Het is ook een projectie van een wereldkaart,’ vertelt Fink, ‘maar beter uitgewerkt dan in de Sint-Lukasgalerie. Deze projectie houdt rekening met de afstanden die ons scheiden van de continenten. Hoe dichterbij de continenten, hoe hoger ze geprojecteerd werden. Ik denk dat er in deze tekening een soort van relativering van het wereldbeeld, van grenzen, landen en zeeën ontstaat.’


Montagne de Miel, 11 september 1999