Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Leon Vranken - 2006 - De tedere werkelijkheid van de kopie [NL, interview]
, 8 p.




__________

Hans Theys


De tedere werkelijkheid van de kopie
Een gesprek met Leon Vranken



Inleiding

Het werk van Leon Vranken roept veel oude beelden bij mij op die hem waarschijnlijk niet veel zeggen, maar die mijn manier van kijken hebben gevormd. Het zou dwaas zijn het werk van Vranken te bedelven onder deze beelden, maar ik zou ze wel graag even vermelden voor de oudere lezers. Er bestaat een film van Fassbinder die zich bijna volledig in één, twee of drie kamers afspeelt, waarbij heel lange stukken gefilmd zijn met een zich onophoudelijk verplaatsende, subjectieve camera die de personages gadeslaat doorheen een vitrinekast die middenin een kamer staat. Vroeger vond ik de spiegeleffecten in Fassbinders films artificieel en overdreven. Pas toen ik onlangs Leon Vranken probeerde te filmen doorheen Oak Rumble, de eikenhouten vitrinekast met doorgesneden en uit elkaar geschoven partijen, herinnerde ik mij een opmerking van een vriend die net Moeder en Zoon van Gerard Reve had gelezen en vertelde dat Reve in dit prachtboek opmerkt dat hij ernaar verlangt jongens te geselen om de jonge knaap in zich­zelf af te straffen voor zijn vrijmoedigheid. Of zoiets. Zelf kan ik mij deze passage niet herinneren, ook al heb ik dit boek al verschillende keren gelezen. Het gaat om het thema van de eeuwige zoektocht naar dubbelgangers die we terugvinden in het leven en het werk van veel homoseksuelen. Het spiegelbeeld wordt zwaar en warm. Het is werkelijker en meer aanwezig dan wijzelf.

In Vrankens werk neemt dit thema tal van vormen aan. Een van de meest geslaagde, vrolijk-donkere en vrijmoedige werken in dit opzicht is allicht The Garden with the Two-Forked Paths. Deze sculptuur bestaat uit een hangende lamp, een trapleuning en een houten rekje dat gevuld is met allerlei voorwerpen. Het geheel is een exacte kopie van een ensemble van voorwerpen dat Vranken aantrof in een privéwoning in de Rotterdamse Witte de Withstraat en die verdubbeld werden als bijdrage aan een tentoonstelling. Gisteren werd de sculptuur klaargemaakt voor een reis naar Canada, waar ze volgende maand wordt tentoongesteld. De kopie is losgescheurd van het origineel en begint aan een eenzame reis. Ze lijkt steeds werkelijker te worden. Het origineel is verbleekt en bijna vergeten.


Gesprek

Leon Vranken: Ik ga nog zeker één nieuwe vitrinekast maken, misschien wel twee. Kasten met andere houtsoorten, andere insnijdingen en een andere schaal. Misschien wordt dan zichtbaar dat het niet alleen gaat om de kast zelf, maar ook om de manier waarop ze de opgevangen beelden breekt en weerkaatst. Elke keer als ik gratis hout kan krijgen begin ik te berekenen wat voor kast ik zou kunnen maken. Ik heb nog maar pas de eikenhouten deuren gekregen die hier tegen de muur staan. En thuis heb ik nog een eikenhouten bed dat ik heb gekocht met mijn spaargeld toen ik veertien was. Mijn moeder vond dat toen zonde van het geld, maar nu komt het van pas.

- Waarom heb je dat bed toen gekocht?

Vranken: Omdat ik het een mooi bed vond. Het was van massieve eik, het had een bijzonder formaat (het was geen kinderbed meer, maar ook geen echt dubbel bed) en het hoofdeinde was even hoog als het voeteneinde, waardoor het leek alsof je in een nest sliep. Maar toen ik ouder werd is het op zolder beland omdat het te kort geworden was.

- Waar heb je het gekocht?

Vranken: In een rommelwinkel in Hasselt. Er stond ergens een garagepoort open en tussen honderden andere spullen zag ik het bed. Ik deed die dingen altijd als mijn moeder met vakantie was. Zo heb ik ook eens een vijver in de tuin gegraven.

- Hoe heb je die vijver gemaakt?

Vranken: Eerst heb ik een tekening gemaakt, zodat je zag hoe het zou worden. Ik had in de bibliotheek ook veel boeken geleend, waarin beschreven werd hoe een normale vijver er moest uitzien.

- Later heb je gestudeerd aan een tuinbouwschool.

Vranken: Ja. We hadden een heel grote tuin die mijn moeder niet alleen kon onderhouden. Op woensdagmiddag en zaterdag tuinierde ik. En daar is plezier van gekomen. Ik ben die tuin blijven verzorgen tot mijn twintigste. En dan ben ik aan de tuinbouwschool gaan studeren.

- Wat heb je daar geleerd?

Vranken: Het was de bedoeling te leren hoe je op een creatieve manier met ruimte om kon gaan.

- Konden jullie dingen realiseren of was het onderwijs hoofdzakelijk theoretisch?

Vranken: We maakten maquettes en we zijn heel veel tuinen gaan bezoeken, maar het bleef heel theoretisch. Ik heb er wel veel aan gehad. Ik vond het prettig alle planten en bomen te leren kennen en tegelijk te leren omgaan met ruimte.

- Ik vind het boeiend te horen hoe je verhaal aansluit bij de eerste werken die ik van je heb gezien, nu ongeveer zes jaar geleden. Het allereerste werk was een maquette van een rond bed. Het fascineerde mij toen dat je die maquette zo zorgvuldig had afgewerkt met fineer, alsof je vooral geïnteresseerd was in die oneigenlijke, toegevoegde huid. Maar ik was ook getroffen door de elegantie van de maquette en de gezelligheid die ze uitstraalde. Er hoorde ook een zweep bij, die zich nu hier bevindt, zie ik.

Vranken: Ja, het is dezelfde zweep.

- Eigenlijk wilde je een eikenhouten nest bouwen, bedenk ik nu, maar ik herinner me dat je absoluut met fineer wilde werken.

Vranken: Ja.

- Waarom heb je dat bed nooit op ware grootte gebouwd?

Vranken: Omdat ik mij dankzij de maquette goed kon voorstellen hoe het er in het echt zou uitzien. De maquette wekte alle spanning op die ik nodig had. Het had geen zin het ding ook nog eens in het echt te maken.

- Maar je was er wel toe in staat, want je bent schrijnwerker.

Vranken: Ja, ik ben op de middelbare school opgeleid tot schrijnwerker.

- Het tweede werk van jou dat mij heeft getroffen, waren op doek afgedrukte foto’s van taferelen die zich zogezegd hadden afgespeeld in garageboxen. De foto’s waren zo groot als garagepoorten en werden voor de duur van een tentoonstelling aangebracht op een rij garagepoorten.

Vranken: Ja.

 - Je eerste voorstel voor de renovatie van een metrostation, twee jaar geleden, bestond erin de oorspronkelijke aankleding van het interieur, dat dateerde uit de jaren zeventig, te bewaren en te restaureren. Je hield van het oranje en mosterdbruine plastic en het goudkleurige aluminium dat ze hadden gebruikt.

Vranken: Ja.

- Ik neem aan dat je liefde voor fineer voortkomt uit dezelfde belangstelling?

Vranken: Ja.

- Wat ik prachtig vind aan je meest recente sculptuur (‘Oak Rumble’) is dat de insnijdingen en verschuivingen al van bij het begin deel uitmaken van de constructie. Als je niet zorgvuldig kijkt, lijkt het alsof je een bestaande vitrinekast hebt genomen en daar enkele ingrepen op hebt uitgevoerd. Maar dat is niet het geval. De kast lijkt overal even breed, maar dat is niet zo. De vorm is moeilijk te bevatten. Ik heb geprobeerd de constructie ervan te tekenen voor Vaast Colson, maar ik ben er niet echt in geslaagd.

Vranken: Ja, je hebt gelijk. De kast is breder aan één kant. Om de constructie te bedenken gebruik ik maquettes als deze (toont mij een witte, papieren maquette van ongeveer 35 centimeter hoog en vijftig centimeter breed). Eerst span ik touwtjes om de vlakverdeling te bepalen, om te beslissen waar ik in het glas zal snijden, dan begin ik de maquette te verzagen of bij te vullen en dan maak ik tekeningen… Mij doet dit werk denken aan een compositie van Mondriaan. Onlangs zag ik in Düsseldorf dat hij zijn werken voorbereidde met tape. Ik doe iets soortgelijks met die touwtjes. Ik wil mezelf natuurlijk niet met hem vergelijken, maar ik was wel blij zo’n verwantschap te ontdekken.

- De versneden vitrinekast is een verschuivend, maar ingesloten beeld. Een ingesloten tweestrijd. Net zoals Mondriaan wilde voorkomen dat zijn composities uitdijden over de rand van het schilderij.

Vranken: Voor mij zit er ook een soort van huiselijkheid in mijn werk, maar ik weet niet hoe ik dat moet uitleggen. Je ziet dat bijvoorbeeld in het werk dat ik heb gemaakt voor Rotterdam, toen ik een aantal voorwerpen, waaronder een zelf gemaakt, houten rekje, in een interieur heb verdubbeld. Ik heb respect voor huisvlijt.

- Dat doet denken aan de Banality-show van Jeff Koons, die zei dat hij de kleinburger wilde verlossen van de schaamte voor zijn slechte smaak. Maar het doet ook denken aan je eerste voorstel voor het metrostation Diamant.

Vranken: Ja, dat namaak-brons, dat marmer en dat beton. Ik zie iets dat ik mooi vind en ik wil het bewaren door het lichtjes te veranderen. Heb ik je ooit die foto getoond van die waterpartij in een bank?

- Misschien wel, maar ik herinner het mij niet.

(Hij toont mij een foto van een protserige binnenhuisfontein die is opgebouwd uit marmeren blokken en omgeven is door een schijnbaar symmetrische beplanting met palmbomen.)

- Je wordt aangetrokken tot stuntelige pogingen om mooie dingen te maken?

Vranken: Ik vind deze poging niet stuntelig, ik vind het echt mooi. Iets in die plek spreekt mij aan. Onder andere omdat er wordt getracht een perfect beeld te scheppen, terwijl dat duidelijk niet kan. Bomen groeien niet even snel en hebben nooit precies dezelfde vorm. En dan die lampen onder water! Ze proberen een perfectie te verkrijgen die onmogelijk is, omdat je de natuur niet kan controleren. Alles ademt controle, zelfs de steentjes onder water, maar de waterplanten willen zich niet schikken.

- Kunnen we ook zo naar ‘Oak Rumble’ kijken? Als naar een voorspelde en gecontroleerde ontsporing?

Vranken: Misschien wel.

- Je zou het ook een gecontroleerde mislukking kunnen noemen of een gecontroleerd verlies… Je moeder had veertien zussen. Je hebt daar verschillende, mooie werken over gemaakt, onder andere over hun wekelijkse ontmoeting waarbij ze samen handwerk maken. Dat moet wel een veilig gevoel hebben gegeven, veertien dubbelgangsters van je moeder… Vanwaar dan die indruk van een dreigend verlies? Was je vader een afwezige figuur?

Vranken: Mijn vader is gestorven toen ik zes was. Ik heb geen enkele herinnering aan hem. Voor mij is hij een gat.

- Wat was zijn beroep?

Vranken: Hij was aannemer.

- Hij heeft het huis gebouwd waarin je bent opgegroeid en hij heeft eik en fineer gebruikt?

Vranken: Ja, de deuren waren van eik. De keuken was uitgevoerd in beige formica.

- Misschien komt daar je liefde voor bepaalde materialen en voorwerpen vandaan?

Vranken: Dat denk ik wel. Als ik mijn vader niet zo vroeg verloren had, deed ik nu waarschijnlijk andere dingen.

- Misschien kan je mij in dit verband iets vertellen over het werk ‘The Garden with the Two-Forked Paths’, dat je hebt gemaakt in Rotterdam, toen je werd uitgenodigd om een werk te maken in een privéwoning?

Vranken: Ik ben heel blij dat ik de bewoners van dat huis heb leren kennen. Ze hebben mij veel gesteund.

- Het rekje, dat een centrale plaats inneemt in het werk, ziet eruit als een eenvoudig, industrieel vervaardigd kastje, maar dat is het niet.

Vranken: Neen, het is een heel bijzonder rekje, dat gebouwd is door een familielid van de bewoners. Pas toen ik het ging namaken, zag ik hoe fraai het in elkaar zat, met halfhoutse verbindingen.

- In het rekje staan een aantal voorwerpen die duplicaten zijn van de voorwerpen die in het originele rekje stonden. Een van die voorwerpen is een houten hert. Heb je dat ook nagemaakt?

Vranken: Neen, die hertjes kan je op elke rommelmarkt vinden.

- Twee ander houten voorwerpen zijn een vaatje met tandenstokers en een spiraalvormige kaarshouder.

Vranken: Ja.

- Het is mij opgevallen dat er zoveel glazen vormen op het rekje staan. Een glazen bokaal met een kaars, een witte lantaarn, etc. Vaak doen die vormen denken aan lampen en licht, maar ook aan koepels of stolpen, glazen hulzen of harnassen. Denkend aan de vitrinekasten die je later hebt gemaakt, maar ook aan het werk met de foto van drie dames aan de balie van een theater, die je hebt afgedrukt op een in repen gesneden, plastic gordijn dat voor die balie hing, of denkend aan de schijnbaar transparant gemaakte garagepoorten, lijkt die keuze niet toevallig. Het lijken wel emblemen voor je hele werk. Vooral die ene, vreemde glazen lampenkap, waarvan de functie niet duidelijk is, zodat onze blik op een naamloze vorm botst.

Vranken: Wat ik goed vind aan die vitrinekasten is dat ze leeg zijn vanbinnen, maar dat je heel veel beelden krijgt door de weerspiegelingen; dat je een verschuiving krijgt tussen de kleur van het echte hout en de weerspiegeling van het hout in het glas. De kasten bieden een heel rijk beeld, ook al is er voor veel mensen niets in te zien. Ze werken als een verdubbeling, een vermeerdering van de ruimte, zoals een akkoord in de muziek, een gelijktijdig plaatsen van tonen.

- Naast het rekje hangen ook enkele foto’s van jongens die poseren naast zakken met puin. Zijn dat foto’s uit je eigen jeugd?

Neen, het zijn foto’s van die mensen uit Rotterdam.

- Ze passen wel mooi bij je eigen verhaal.

Ja, dat vind ik ook. (Lacht.)


Montagne de Miel, 21 december 2006