Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Pieter Vermeersch - 2007 - Een soort van mist [NL, interview]
, 6 p.




__________

Hans Theys


Een soort van mist
Een gesprek met Pieter Vermeersch



Pieter Vermeersch toont in Koraalberg een nieuwe reeks van tien schilderijen en een installatie met een van kleur veranderende, geverfde wand. Bij het binnenkomen treft en van zijn schilderijen mij als een terugwijkende, grijzige opening in de muur van de galerie. Het omgekeerde, eigenlijk, van wat ik ooit zag in de Villa Panza, waar een monochroom schilderij als een tintelende plaat van door elkaar krioelende korrels voor het muurvlak scheen op te bollen of te zweven. Enkele tellen later heeft het mistige gat in de muur opnieuw de gedaante aangenomen van een schilderij met een glad oppervlak. Pieter Vermeersch staat op om mij te verwelkomen. Ik vertel hem wat ik zie.

- De tien schilderijen hebben dezelfde textuur. Olieverf?

Pieter Vermeersch: Ja.

- De zijkanten zijn nog maagdelijk wit, waarschijnlijk bedekt met tape tijdens het schilderen.

Vermeersch: Ja.”

- De schilderijen zijn allemaal gebaseerd op hetzelfde motief, vermoedelijk een foto. Misschien een foto die je ergens hebt gevonden, misschien gaat het om een foto waar je bijzonder aan gehecht bent. De foto lijkt een ronde ruimte voor te stellen. Misschien een museum?

Vermeersch: Ja.

- De ronde ruimte van het MuHKA?

Vermeersch: Ja, het gaat om een detail van een foto die ik in het Muhka heb gemaakt, maar de plek is niet relevant voor het beeld of het schilderij. Het gaat mij niet om de voorstelling van een ruimte, maar om het oproepen van een onzeker beeld: het maken van een schilderij dat een onzeker beeld oproept bij de toeschouwer.

- Je werk en de manier waarop je erover spreekt vertonen veel verbanden met het werk en het betoog van andere kunstenaars. Als we die verbanden buiten beschouwing laten en in de eerste plaats kijken naar de manier waarop je werk verschillend is, waarin bestaat dan het specifieke ervan?

Vermeersch: Wat mij al jaren boeit is het principe van de gradatie, van een kleuracceleratie die reikt van 1 tot 100 procent. Het grensloos verglijden van de lichtste naar de donkerste tint van een kleur is voor mij het perfecte beeld, omdat zowel de fundamentele abstractie als de eerste notie van representatie in zich verenigt. Enerzijds is er de abstracte benadering van de kleur die zich toont in al zijn gradaties en aan de andere kant ontstaat er een notie van perspectief en diepte, waardoor er een notie van ruimte ontstaat. Eigenlijk zijn we getuige van een representatie, die niets herkenbaars representeert, tenzij kleur. Andere schilders, waarmee ik soms word vergeleken, zijn bezig met pigment, ik ben bezig met de representatie van kleur. Wat mij fascineert is dat je de gebruikte kleuren nooit kan vatten, je kan ze niet afbakenen of definiëren. Eigenlijk wordt in mijn werk altijd gepeild naar iets dat er nog niet is, iets dat nog in wording is of misschien al weer verdwijnt, maar dat zich in elk geval volledig afspeelt binnen de parameters van de schilderkunst.

- De beelden in de tentoonstelling geven samen zo’n wording of verwording weer, maar je hebt de werken niet in volgorde opgehangen?

Vermeersch: Neen, ik heb ze ‘geshuffeld’. Ik heb ze dooreengeschud.

- Welke kleuren gebruik je?

Vermeersch: Ik schilder alleen met wit, geel, rood en blauw.

- Geen zwart?

Vermeersch: Neen. Het zwart maak ik met ultramarijn en met Van Dijck bruin.

- Hoe zijn de vervormingen van de oorspronkelijke foto eigenlijk tot stand gekomen?

Vermeersch: “Ik heb tien identieke versies van één foto genomen en er tien verschillende gradaties van wit naar zwart over gelegd, van links naar rechts, en dan heb ik ze geschilderd. Het beeld is gebaseerd op de stops van de ontwikkeling van een foto. Het beeld doemt op en wordt helemaal zwart.

- Hoe verdonker je de kleur zo geleidelijk? Doe je dat met opeenvolgende laagjes?

Vermeersch: Neen. Ik schilder zoals een printer, van links naar rechts of van rechts naar links, afhankelijk van het beeld.

- Je plaatst opeenvolgende verticale stroken naast elkaar?

Vermeersch: Ja… Ik doe daar maximum een dag over. Ik heb geen geduld bij het schilderen. Zodra ik weet hoe een beeld er moet uitzien, wil ik het gewoon zo goed en zo snel mogelijk uitvoeren. Executeren, eigenlijk.

- Je beleeft er geen plezier aan?

Vermeersch: Uiteraard schilder ik graag, het is mijn medium, maar schilderen is geen plezierbeleving, het gaat over een noodzaak. Dat is een veel scherpere motivatie dan iets graag doen. Neen, ik beschouw schilderen niet als een bron van plezier.

- Het is een middel?

Vermeersch: Ja, het is een middel om beelden te tonen; niet in het absolute van hun verschijning, maar in het proces van hun verschijning. Voor mij is het een uitvloeisel van een fascinatie voor de verschijning en aanwezigheid van de dingen in het algemeen.

- Daarom maak je ook installaties?

Vermeersch: Ja.

- Je eerste installatie maakte deel uit van de tentoonstelling ‘Off the Hook’, die in 2000 georganiseerd werd als off-tentoonstelling van ‘Over the Edges’.

Vermeersch: Ja. Elke week deed een andere kunstenaar iets met de ruimte.

- Je hebt over dit werk een mooi boekje gemaakt met Luk Lambrecht en Dieter Roelstrate. Daaruit kon ik opmaken dat de ruimte een breed uitstalraam had dat uit drie delen bestond. Aan de rechterzijde bevond zich een diep portiek van waaruit je door een vierde raam zijwaarts in de ruimte kon kijken.

Vermeersch: Ja.

- De drie uitstalramen aan de straatzijde kregen elk een verschillende kleur, die bovendien elke dag wisselde?

Vermeersch: Ja.

- Met welke verf doe je dat?

Vermeersch: Met waterverf voor kinderen, die ik oplos in water.

- En de volgende dag was je de verf eraf?

Vermeersch: Eerst maak ik het raam nat en dan stroop ik de verf eraf met een aftrekker.

- En wat jou hierin interesseert is het opdoemen en verglijden van de kleur?

Vermeersch: Ja.

- Het werk doet denken aan de lichtinval in sommige vanitas-schilderijen. Vind je dat belangrijk

Vermeersch: Neen, alleen de afgestroopte verf die beneden op de vensterbank blijft liggen en over de rand druipt, roept een vanitas-gevoel bij mij op.

- Voor deze tentoonstelling toon je in de kelderruimte een met latex zwart gemaakte wand die je net voor de opening beschildert met een substantie die eerst wit is maar daarna transparant wordt, zodat we langzaam de geboorte van een zwarte muur zullen meemaken.

Vermeersch: Ja. Belicht met één neonlamp.

- Met welke verf doe je dat?

Vermeersch: Moet je dat echt weten?

- Graag.

Vermeersch: Het is een soort van twee componenten hechtingslaag die als ondergrond, gebruikt wordt voor betonvloeren. Eerst is ze melkachtig, dan wordt ze transparant.

- Zoals houtlijm?

Vermeersch: Ja. De laag wordt aangebracht met een rol en droogt dan op vier uur tijd op. Ze verdwijnt niet op een diffuse manier, ze trekt weg in een soort van verkramping. Het hoort echt bij die kelderruimte, vind ik. Het heeft iets confronterends in zijn sporen.

- Heeft het iets te maken met je activiteiten als noise-maker? Daarbij trekken jullie zich ook terug in afgelegen, vreemde vertrekken die verduisterd blijven.

Vermeersch: Misschien zijn er parallellen, maar ik zie ze nog niet. En ik zou ze zeker niet kunnen verwoorden.

- Je hebt deze zomer ook een installatie gemaakt in Bozar, naar aanleiding van de Prijs Jonge Schilderkunst.

Vermeersch: Eerst hebben we de gemiddelde kleur berekend van alle verflagen die we op de muren van de ruimte hebben aangetroffen. Dan hebben we de ruimte verlicht via twee glazen panelen in het plafond, die ik heb beschilderd met deze gemiddelde kleur. Vervolgens heeft de fotograaf Pieter Huybrechts kleurenfoto’s gemaakt van de ruimte, waarbij een hoek van de ruimte steeds het midden van het beeld vormde. Die foto’s hebben we uitvergroot tot op ware grootte en zodanig op de muren gekleefd dat ze elkaar raakten in de hoek van een ruimte.

-Het resultaat was een ruimte waar jullie extra hoeken aan toegevoegd hadden.

Vermeersch: Ja, het was een trompe-l’oeil. Door het geringe en gekleurde licht konden de toeschouwers niet focussen, zodat ze heel moeilijk het verschil konden zien tussen het parket en de fotografisch afgebeelde parketvloer op de foto, waardoor er een vreemde fysieke gewaarwording ontstond. Je zag niet goed wat reëel was en wat niet. Er ontstond een soort van mist… De bedoeling van mijn werk is het creëren van een soort conditie waarin de zekerheden wegvallen: waarin de dingen zich zodanig tonen dat je niet kan zien of ze werkelijk zijn of niet, omdat ze voortdurend in beweging zijn en switchen tussen daar zijn en niet daar zijn. Is het ding nu weg of niet? Door de afwezigheid van een focus, van scherpte, worden de dingen aangetast, maar ontstaat er ook een ruimte waarbinnen nieuwe dingen mogelijk worden. De benadering van de werkelijkheid door een kunstenaar gaat altijd over een herdenken, herzien, herschrijven van die twijfelachtige, beeldende conditie.

- Waarom is dat zo, denk je?

Vermeersch: Omdat ze de dingen anders zien. Die andere vorm van zien is juist de vorm van het creatieproces.

- In de zomer van 2006 heb je een werk gemaakt voor het MuHKA. Zou je dat voor ons willen beschrijven?

Vermeersch: In het midden van de ronde zaal heb ik een spiegelwand geplaatst die roteerde rond een verticale as. De muur van de ronde zaal heb ik beschilderd met een horizontaal kleurverloop van wit naar zwart.

- Hoe breed was de spiegelwand?

Vermeersch: 5 x 3,28 meter. Hij was gevat in een stalen frame.

- Links van de draaiende, dubbelzijdige spiegel kon je dus ook stukken van de muur zien, zodat de muur voor je in het midden vervangen werd door het spiegelbeeld van de muur achter je, waar het verloop van wit naar zwart omgekeerd scheen te gebeuren?

Vermeersch: Ja. Maar als je dichter bij de spiegel kwam, werd je opgeslorpt door het verglijdende beeld. Vanuit een bepaald punt leek je naar een soort van tijdscollage van de ruimte te kijken. Je zag een verknipt beeld. Je kon moeilijk een overzicht krijgen. Het leek alsof je een onderdeel werd van het werk. Al lag dat misschien niet uitsluitend aan de opstelling. Bij een schilderij kan je dat ook ervaren. Het mooie was ook dat je de spiegel zelf in beweging kon zetten of tot stilstand brengen. Een klein duwtje volstond om hem een paar rondjes te doen draaien.


Montagne de Miel, 25 oktober 2007