Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Mil Ceulemans - 2009 - Hinkelen in een woud van onbestaande kleuren [NL, interview]
, 7 p.




__________

Hans Theys


Hinkelen in een woud van onbestaande kleuren
Gesprek met Mil Ceulemans



Ik bezoek beide ateliers van Mil Ceulemans (°1977). Het eerste bevindt zich in Borgerhout, het tweede maakt deel uit van de Haagse Vrije Academie. In het Antwerpse atelier zijn noodzakelijke renovatiewerken hal-ver-wege gestaakt. De schilder is iemand die niet maalt om de interieurvormgeving van zijn atelier, dat zie je. De ruimte staat stampvol schilderijen. Overal vind je schuin tegen de muur en tegen elkaar leunende, opgehangen en opgestapelde schilderijen. In het midden van een ruimte staat een kleerkast zonder deuren dwars in de ruimte. Bovenop de kast rusten dertig maagdelijke, vierkante doeken. Het is duidelijk dat Ceulemans onafgebroken werkt. Hij heeft een ranke, rijzige gestalte en een levendige blik die een nieuwsgierige, verrukte en tegelijk voorzichtige indruk maakt. Hij leest literatuur en filosofie en houdt van films. Hij kent mijn oude held Fassbinder! Dat is uitzonderlijk voor iemand die vijf was toen de cineast stierf. ‘Via François Ozon’s film Gouttes d’eau sur pierres brûlantes’, die mij erg pakte,’ schreef hij mij, ‘ben ik bij Fassbinder terechtgekomen, die het oorspronkelijke toneelstuk blijkbaar had geschreven toen hij pas 17 was. Overweldigend. Ik heb ooit in één week vier films van Fassbinder gezien. Nadien was ik natuurlijk weken van slag.’
          Ceulemans is belezen, maar hij maakt geen schilderijen die ideeën vertalen. Het zijn échte schilderijen, die nadenken over schilderen, op de tegelijk ernstige en grappige manier die alle kunst eigen is. (Er is geen tegenstelling tussen spel en ernst, alleen tussen spel en werkelijkheid, zoals Freud schreef. Alleen het ernstig genomen spel kan leiden tot nieuwe vormen die ons voor een tijdje greep geven op de werkelijkheid.)
          Hoe zou je het werk van Ceulemans kunnen karakteriseren? Wat is er specifiek aan? De schilderijen zijn grappig eenvoudig, omdat je meteen ongewone, geïsoleerde, gewild onhandige of juist heel virtuoze toetsen, ingrepen of toevoegingen herkent, die door hun onderlinge verhouding en door hun relatie met de ondergrond of met een figuratief element een eigen picturale ruimte oproepen. De schilderijen zijn complex, omdat je in vrijwel elk werk tot vijf, tot zeven of tot zeventien kan tellen. De schilder Walter Swennen vertelde mij dat je in een goed schilderij altijd tot drie kan tellen. Dat is zeker waar voor heel veel schilderijen. Vanuit dit gezichtspunt bekeken, zien de werken van Ceulemans er op het eerste gezicht uit als werken van een schilder ‘die niet kan stoppen’. Het lijkt alsof hij meer elementen toevoegt dan nodig is om tot een geslaagde picturale ruimte te komen. Maar ook al is de resulterende picturale ruimte complex, ze blijft toch transparant en luchtig. De schilderijen zijn niet ‘toe geschilderd’. Ze spelen zich af in een soort van gestapelde ruimte, die je zou kunnen omschrijven als een visueel klimrek voor gevorderden.
          Een tweede opvallend kenmerk van deze schilderijen is het kleurgebruik. Kijkend en tobbend, herinnerde ik me plotseling een opmerking van de schilder Johan De Wilde, die mij schreef dat hij graag een onbestaande kleur zou uitvinden. Ik denk dat hij daarmee een kleur bedoelt die geen betekenissen of connotaties oproept. Een kleur zonder naam, die ons aan niets anders doet denken dan aan zichzelf. Johan De Wilde zou de schilderijen van Ceulemans wel bijzonder vinden, bedacht ik, want de kleuren die deze kunstenaar gebruikt doen vaak echt aan niks denken: ze beletten dat je gedachten afdwalen naar dingen die je al kent, waardoor de eigenlijke kleur of het eigenlijke schilderij onzichtbaar zouden worden. Ik deelde mijn gedachte met Ceulemans. ‘Dat kan geen toeval zijn,’ antwoordde hij. ‘Johan De Wilde heeft pas een schilderij van mij gekocht.’

- Je schilderijen roepen een picturale ruimte op aan de hand van vlakken, strepen en morsige toetsen, heel zelden door een figuratief element. Je zoektocht lijkt op die van Serge El Moussawi, die met gelijksoortige bibberende streepjes een illusie van ruimte probeert op te roepen. Ik denk ook aan de hooglichten die Joris Ghekiere aanbrengt met een penseel dat hij aan een boor bevestigt.

Ceulemans: Ja, ik ken die hooglichten. Ik vind ze heel bijzonder.

- Hier heb je, op de plaats waar normaal een hooglicht moet komen, een beige vlek aangebracht. De achtergrond is fluo-vermiljoen. Grappig. Het hooglicht is donkerder dan de achtergrond: een soort van negatief hooglicht.

Ceulemans: Het voordeel van fluokleuren is dat de kijker begrijpt dat het schilderij niet realistisch wil zijn. Ik hou er ook van fluokleuren te laten vibreren met non-fluokleuren, waardoor ze van karakter veranderen. Hier is het resultaat een soort Rothko on acid… Het werk van de schilder Pierre Soulages, waarin een gelijkwaardigheid van licht en donker voorkomt, heeft mij geholpen bij het maken en het beoordelen van het bijna witte hooglicht in dat fluovlak, dat plots toch donkerder uitvalt dan het fluovlak zelf. Bij Soulages overheerst het zwart, maar toch is het wit van de ondergrond evenwaardig en af en toe zelfs noodzakelijk. Een traditioneel of academisch schilder brengt de hooglichten aan op het eind. Het zijn geen restanten van een vorige laag die nog hier en daar doorbreekt, maar bewust geplaatste toetsen om bepaalde plekken te laten oplichten. Het is leuk voor mij om zulke zaken om te draaien. Het idee alleen al van ‘negatieve hooglichten’, zoals jij ze noemt, vind ik geestig en inspirerend.

- Je maakt grappige vlekken.

Ceulemans: Soms werk ik tien minuten aan zo’n vlekje. Ik blijf dan frotteren, ik probeer het in het doek te wrijven, waardoor de randjes wollig worden en een surplus krijgen.

- Hier roep je het beeld op van een rietveld op door middel van een zwerm hakkende toetsen in drie verschillende kleuren. 

Ceulemans: Ik wilde het beeld van een grasveld oproepen, maar dat is niet gelukt. Het is uiteindelijk een rietveld geworden.

- Een illusionistisch effect dat aan de impressionisten of aan Van Gogh doet denken. Tegelijk staan de toetsen zo ver uit elkaar dat ze van dichtbij gezien in een leegte lijken te zweven. Daardoor lijkt het alsof ze gemaakt zijn om een donkere leegte op te roepen. De toevoeging van de witte toetsen, die tintelen voor de bruine achtergrond, brengt schijnbaar diepte in je doek.

Ceulemans: Die toetsen dienen ook als contrast met de bijna mechanisch doodgeschilderde vlakken die op de bovenste helft van het schilderij het beeld van een gebouw oproepen. Het is een goed voorbeeld van een contrast dat je niet vooraf kan bedenken. Als ik vooraf iets probeer te bedenken, mislukt het schilderij. Ik kijk naar een gedane geste en ik probeer die te counteren. 

- Het resultaat is vaak een holle stapeling van minieme gestes, bijvoorbeeld een uitgespaarde kleurstreep die een architecturaal element suggereert.

Ceulemans: Ik hou van de color field painting, maar dat is niet waar ik nu naartoe wil. Ik probeer een ruimte op te roepen die heel vlak is opgevat en waarbij je als kijker verschillende standpunten kan innemen.

- Hoe begin je aan een schilderij? Gebruik je gesso?

Ceulemans: Ik breng graag een basisgegeven aan om op te reageren. Vaak is dat met inkt gemengde acryl of in de massa gekleurde gesso, wat meestal een soort van pastelkleur oplevert. Hoe meer verschillend de fond qua kleur en textuur, hoe beter. Verschillende formaten en spanramen van verschillende dikte kunnen mij ook makkelijker op gang trekken. Acryl gemengd met Oost-Indische inkt of airbrush-inkt levert heel lopende, maar super hoog gepigmenteerde verf op waar ik heel graag mee werk. Het pigment in die inkt is veel fijner opgelost dan je het zelf zou kunnen stampen of mengen. Helaas verkoopt mijn leverancier nu alleen nog kleine flesjes. Ik meng die inkten soms met acryl om ze een massa te geven, zodat er weer andere toetsen mogelijk worden en ik ook nat in nat kan werken.

- In dit schilderij heb je wel een witte ondergrond gebruikt.

Ceulemans: Ja, maar ik heb er wel maanden over gedaan. Het wit zorgt voor een soort van frisheid.

- Hoe heb je deze veeg gemaakt?

Ceulemans: Voor dat soort veeg ga ik 500 keer heen en weer met een vrij harde, varkensharen borstel. Vaak zit er een dégradé in, die ik schilder met een zachter, synthetisch penseel. Het zijn pogingen te schilderen zoals iemand die niet kan schilderen.

- Ik heb de indruk dat je je schilderijen soms neerlegt om te schilderen. Anders zouden er veel meer druipende partijen op te zien zijn. (Omdat je zo vloeibaar schildert.)

Ceulemans: Dat klopt. Ik schilder vaak op liggende doeken. Liggende doeken bieden een ander overzicht. Je verhoudt je anders tot het schilderij. Soms kom je daardoor wel voor verrassingen te staan als je het doek ophangt, maar die spanning hoort erbij.

- Hier gebruik je een vleeskleur voor een abstracte partij.

Ceulemans: Ik denk niet dat ik vleeskleur zou gebruiken om afbeeldingen van mensen te schilderen, maar voor een achtergrond is het heel geschikt.

- Waarom werk je vaak met onbestemde kleuren, met kleuren die geen associaties oproepen?

Ceulemans: Ik wil geen puur werk maken. Ik hou niet van pure ideeën en ook niet van pure uitvoeringen. Mijn werk tracht commentaar te leveren op het werk zelf. Het komt dan misschien over als te dubbel of te compleet, maar ik vind die ambiguïteit noodzakelijk. De wereld doet zich zo aan mij voor en zo zoek ik haar: het te volle is gewild.

- Hoe zou je deze kleur omschrijven?

Ceulemans: Het is oker met een puntje blauwe inkt onder gemengd, waardoor de oker vergroent, verblauwt. Maar eigenlijk is een kleur op zich moeilijk te bepalen. Dit vlak is bijvoorbeeld heel opaak geschilderd, veel meer dekkend dan de andere vlakken. De kleur lijkt er anders door te worden. Bovendien wordt een kleur altijd beïnvloed door de omliggende kleuren en de manier waarop ze zijn aangebracht.

- Je schilderijen bevatten vaak accenten of zelfs zwaartepunten die zich aan de rand bevinden.

Ceulemans: Ga je tot tegen de rand, stop je er vlak voor of ga je erover? Ik wil die keuzes voelbaar maken, niet omwille van de compositie op zich, maar als vorm voor een zichtbaar denken over het schilderen.

- Ik hou van de schijnbare restanten van een onderste laag, aan de randen van je schilderijen. Op het eerste gezicht lijken ze het gevolg van slordigheid, maar dan zie je dat ze nadien zijn aangebracht, op een grappig aandoende, stroeve manier.

Ceulemans: Mensen kijken eerst naar silhouetten en contouren en dan naar de invulling van een vorm. Ze stappen via de rand in het schilderij. Daarom is het prettig aan de rand iets te laten trillen, ontploffen of barsten.

- Het zijn elementen die lijken te fungeren als een soort van valse aanknopingspunten voor een eerste, oppervlakkige lectuur van het schilderij.

Ceulemans: De ontstaansgeschiedenis van een schilderij maakt deel uit van de totale opmaak ervan. Het is een eigenschap zoals kleur of vorm. Zo kwam ik op het idee de gestalte van een schilderij ook te beïnvloeden door het een valse geschiedenis te geven. Ik doe dat onder meer door aan de zijkant van sommige schilderijen een dikke laag verf aan te brengen die de indruk creëert dat er heel wat voorbereidende lagen schuilgaan onder het oppervlak.

- In dit schilderij heb je een roze partij overschilderd met een ander roze.

Ceulemans: Het schilderij was al af toen de kat erover wandelde. Het stond vol pootjes. Ineens was het schilderij dood. Ze was er niet op een gelukkige manier over gelopen. Na een tijdje heb ik besloten mij over die tegenslag heen te zetten en heb ik de roze partij op een zichtbare manier gecorrigeerd. Slordig weggemoffeld.
          Dé hoofdvraag die ik mezelf stel is: wat is het meest onwaarschijnlijke dat ik nu op dit doek kan doen zonder mij te verliezen in gimmicks? Want ik kan het doek natuurlijk ook in stukken snijden, maar dat interesseert mij niet. Hoe kan je van een schilderij een meta-schilderij maken? Daar gaat het om. In een louter figuratief schilderij heeft de kijker geen functie meer. Maar op basis van welke motieven maak je een abstract schilderij? Je ziet dat het nog iets nodig heeft, maar wat? Soms voel je pure wanhoop, omdat je geen oplossing ziet. Het schilderij dat je hier ziet, heb ik voltooid met een kalligrafisch element. Meestal lukt zoiets niet, omdat het hele schilderij dan rond zo’n geste begint te draaien. Maar hier is het in verhouding. Vaak gaat het om een zoektocht naar evenwicht: hoe kan je heel duidelijk een lijn op een doek zetten en die lijn toch nog iets laten suggereren?

- Door de lijn aan één kant scherp te maken en aan de andere kant rafelig te laten?

Ceulemans: Bijvoorbeeld.

- Hier gebruik je het silhouet van een auto als figuratief uitgangspunt.

Ceulemans: Ik heb een jaar productontwikkeling gestudeerd. Het is een producttekening. Het prototype als abstracte materie. Hier ontstaat de abstractie door het naast elkaar plaatsen van lijnen. De lijnen suggereren een onrealistische ruimte. De eerste keer dat ik dit doorhad was in 2008.

- Je hebt de neiging het avontuur van elk schilderij zo volledig mogelijk te benutten.

Ceulemans: Hoe volledig wil je zijn in één schilderij? Dat is een van de hoofdvragen. Pas sinds februari van dit jaar begrijp ik hoe dit kan marcheren; begrijp ik dat niet alles in één werk moet zitten. Dat mijn schilderijen samen een verhaal vertellen.

- Zou je een schilder willen noemen van wiens werk je houdt?

Ceulemans: Toevallig heb je zijn naam al genoemd. Ik hou van het werk van Joris Ghekiere als er geen frontale figuren op staan. Abstractie en figuratie krijgen in zijn werk een gelijkwaardigheid waarin ik mij kan vinden. Zijn zoektocht naar vreemde schilderkunstige oplossingen is inspirerend. Soms wordt zo’n zoektocht aandoenlijk, maar het blijft noodzakelijk… Een schilder die belangrijk is geweest voor mij, is Philip Guston. Hij is begonnen als cartoonist. Daarna heeft hij abstracte schilderijen gemaakt en nog later zijn er opnieuw figuratieve elementen tevoorschijn gekomen in zijn werk. Langzaam zijn er weer lijnen tevoorschijn gekomen en zijn de vormen harder en harder geworden… Schilders die hun hele leven hetzelfde doen, kunnen mij niet echt bekoren… 
          Ik ben opgeleid als illustrator en heb in die hoedanigheid gewerkt voor twee bekende weekbladen. Maar ik ben ermee gestopt… De daaropvolgende jaren heb ik vooral gelezen: Nietzsche, Montaigne, Bataille, Derrida, Deleuze, Heidegger, Adorno, Horkheimer, Peter Sloterdijk en Guy Debord die, meer dan een filosofie, een levenshouding te bieden had. Ik woonde in Gent vlak bij de bibliotheek. Ik ben blij dat ik toen zoveel heb gelezen, want nu gaat dat niet meer. Ik kan niet lezen en schilderen tegelijk.

- Heb je ook romans gelezen?

Ceulemans: De steen en het oorkussen, de enige roman van Christian Dotremont, vond ik heel mooi… Leven als ambacht van Cesare Pavese, Bekentenissen van een gemaskerde van Mishima, Thomas Bernhard… Het dertigste jaar van Ingeborg Bachmann, op een gegeven ogenblik de vriendin van Paul Celan, is mij ook altijd bijgebleven. Ook het Japanse boek The Woman in the Dunes vond ik prachtig: een paar figuren en verder enkel zand in al zijn gedaantes. Het woestijnzand wordt in die roman een echt personage, veel meer dan een decor. Sterk…

- Een beetje zoals een vleeskleurig achtergrond in een van jouw schilde-rijen?

Ceulemans: Zoiets ja. Een onverwachte, maar beklijvende omkering. Een dubbelzinnige wereld om in rond te wandelen.


Montagne de Miel, 31 december 2009