Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Emilio López-Menchero - 2015 - The Painter as Eternal Youth [EN, essay]
Tekst , 4 p.




__________

Hans Theys


De schilder als eeuwige jongeling
Over het werk van Emilio López-Menchero


Emilio López-Menchero (1960) is een zachtaardig, geestdriftig man. Als een bevlogen ambassadeur van zichzelf dompelt hij je onder in zijn wereld, die zich als een maalstroom afspeelt rond een zoektocht naar een tastbare of zichtbare identiteit. Meestal vertrekt hij daarbij tegelijk vanuit de architectuur en de plastische kunst. Zijn werk is veelvormig. Hij creëert ruimtelijke interventies, verzorgt performances, maakt foto’s van zichzelf vermomd als beroemd persoon, hij schildert en hij tekent.
López-Menchero’s vorming als architect beïnvloedt zijn volledige oeuvre, maar niet vooraleer zijn leermeester Jean Glibert hem ervan overtuigde ‘dat je met de schilderkunst buiten de lijst kon treden en ingrijpen in het stedelijke weefsel’ (Hans Theys, Focus, Snoeck, 2012, p. 157). Een centraal gegeven in zijn werk is het handboek Bauentwurfslehre van de architect Ernst Neufert, dat gebaseerd is op het idee van een ‘standaardman’ op wiens afmetingen alle maten voor meubels en huizen gebaseerd kunnen worden. In het werk van López-Menchero keert deze ‘standaardman’ terug in steeds wisselende gedaanten, waaronder de gezichtsloze reuzenpop M. Le Géant, die gemaakt werd voor de stad Ath. ‘Ik wilde graag meelopen met de officiële stoet,’ vertelt López-Menchero, ‘maar dat kon niet omdat mijn pop “geen geschiedenis had”, zo vertelden ze mij. “En bovendien is het een Spaanse pop”, voegden ze eraan toe. Ah, mijn pop heeft dan toch een geschiedenis! merkte ik op. Maar ik mocht niet meedoen.’
Emilio López-Menchero is geboren in Mol. Zijn ouders kwamen uit Spanje. Wanneer het gezin naar Wenen verhuist, vervolgt hij zijn studie aan het Lycée français. Vandaag spreekt López-Menchero vijf talen, ‘maar allemaal slecht’, zegt hij lachend. Het thema van de identiteit, waaraan zijn gehele oeuvre is gewijd, is niet gebaseerd op een intellectuele pose, maar op een dagelijks ervaren werkelijkheid.


Cabezudo (2014) en Pasionaria (2006)

Onlangs werd López-Menchero uitgenodigd om samen met de anders denkende residenten van vier instellingen een artistiek project vorm te geven. Terugdenkend aan de reus die hij voor Ath maakte, stelde hij voor grote hoofden te maken. Hij liet zich daarbij inspireren door de Spaanse traditie van de ‘cabezudo’, de ‘grote hoofden’ die in bepaalde streken tot de folklore behoren. Op dit ogenblik zijn de hoofden klaar en werd er al een optocht georganiseerd. Het maken van deze hoofden was een avontuur. Eerst probeerde López-Menchero de deelnemers een beetje vrijer te maken. Zo werd er bijvoorbeeld gewerkt in een tent in de tuin in plaats van in de gebruikelijke, vensterloze ruimten. Er waren ook veel mensen die elkaar voor het eerst zagen, omdat ze normaal gezien gescheiden worden door verschillende dagindelingen. Er werden bakstenen en anderhalve ton klei aangevoerd. De bakstenen werden opgestapeld en bekleed met klei. De klei werd geboetseerd tot masker. De maskers werden beplakt met papier, dat nadien losgetornd werd en voorzien werd van een draagstructuur die op de schouders rust. Eén vrouw maakte een overtuigend zelfportret, een andere liet vreemde vormen uit de oren van haar masker komen, bij een derde persoon kwam er een duivelskop tevoorschijn uit een voorhoofd. Zo ontstonden er twintig verschillende hoofden. ‘Het is dubbel,’ vertelt Christine Tossens, ‘door de maskers worden de verschillen tussen de verschillende deelnemers uitvergroot, maar omdat de maskers hen verbergen, worden alle deelnemers weer gelijk.’ ‘Omdat je hen niet kan zien, kunnen ze om het even wie zijn,’ voegt López-Menchero eraan toe. ‘Het mooiste aan de optocht die we al hebben gehouden, was het besef dat deze mensen zich trots en zonder gêne in het middelpunt van de belangstelling konden plaatsen. Dat was een fijn gevoel.’

Ik haal dit avontuur hier aan, omdat we zo meteen kennismaken met alle ingrediënten van López-Menchero’s werk: het thema van de identiteit, dat verknoopt zit in de vorm van het zowel onthullende als verhullende masker, het thema van de openbare ruimte (de samenwerking met anders denkende mensen in een tent en het organiseren van een optocht), het belang van architectuur (de schaal van de poppen), het plastische element (het boetseren en beschilderen van de maskers) en het sociale (de samenwerking met de anders denkende mensen, die in de openbare ruimte in contact worden gebracht met een publiek). In dit boek kunnen we zien hoe López-Menchero sinds 1990 onafgebroken interventies heeft bedacht en vormgegeven waarin deze elementen terugkeren. Zijn dubbele vorming als architect en plastisch kunstenaar vormt de sleutel voor een adequate reactie op de wereld. Als hij aan het Brusselse Zuidstation een reusachtige, metalen megafoon plaatst, als herinnering aan de betogingen die daar vroeger van start gingen, dan doet hij dit op een schaal die kan wedijveren met de monumentaliteit van de voorbij denderende treinen. Het verband tussen beide is associatief (treinen hebben luide claxons), maar efficiënt. De breuklijn in het Brusselse stadsweefsel die werd gecreëerd door de aanleg van de Noord-Zuidverbinding wordt een symbool voor sociale of politieke breuklijnen. De toeschouwer kan met een betonnen trap tot bij het mondstuk van de toeter. Ook voor hem of haar is er plaats. De enkeling krijgt een plaats in het geheel, dat hem voordien dreigde te zullen verpletteren.


Verbanden

Telkens weer krijgen we een confrontatie tussen de kleine en de grote schaal. Dit is het geval als hij aan de slag gaat met tram- of treinrails, bijvoorbeeld als hij een fictieve tramhalte creëert in Polen, een beeld projecteert in een Berlijnse spoorwegtunnel, of op wieltjes rustende rails probeert te verplaatsen doorheen het Brusselse stadscentrum. Maar het is ook het geval als hij zijn eigen relatief kleine gestalte (1,68 meter) in verband brengt met zijn basketbal spelende vader, de standaardman van Neufert of de ideale lengte van een mannelijk model (1,86 meter). We herkennen deze thematiek ook in het transport en het tentoonstellen van zoemende Tseetseevliegen, het hoorbaar maken van fluitende handelaars, het in een hele stad laten horen van de kreet van Tarzan, het zichtbaar maken van het aantal ‘staanplaatsen’ in de laadruimte van een vrachtwagen of het uitvergroten van frieten (honderd keer), schoenzolen (twintig keer) of een kinderbox (drie keer, omdat zijn zoon toen drie keer kleiner was dan hijzelf).

Op thematisch vlak treft het oeuvre van López-Menchero ons door de talloze verbanden die zijn verschillende interventies en kunstwerken met elkaar verbinden. Telkens weer komen verschillende thema’s tegelijk aan bod. Een commentaar op het versmachten van Semira Adamu (1978-1998) krijgt de vorm van een monumentale wolk die uit hoofdkussens bestaat en tegelijk een klankwerk is (zwakjes horen we het veeltalige ‘welkom’ uit de film Cabaret). Alle klankwerken verwijzen naar elkaar. Schaalverschuivingen verwijzen naar architectuur en de plaats van de mens in de wereld. Het sociale en politieke ontmoet de wereld van de kunst. Het toeval en de anekdote (bijvoorbeeld de grootte van de vader en de zoon) krijgen hun plaats naast de theorie (Neufert en Glibert). Het mooie is dat López-Menchero ook zo denkt. Als hij over zichzelf of zijn werk spreekt, heeft hij alle moeite van de wereld om al die verschillende niveaus tegelijk aanschouwelijk te maken. Hij moet je bijvoorbeeld een beetje architectuurtheorie uitleggen, een jeugdherinnering over hollende Cabezudo’s vertellen, verwijzen naar drie andere werken van hemzelf en het geheel spiegelen aan een opmerking van een collega-kunstenaar. De kracht van López-Menchero’s werk komt voort uit zijn bewustzijn van al deze verbanden en uit de gelijktijdigheid van al deze verschillende niveau’s. In die zin is zijn werk literair en schilderkunstig. Het herinnert aan de manier waarop literatoren en schilders de wereld kunnen duiden door het kleine te schetsen en gelijktijdig het kleine een plaats kunnen geven door grote kaders te creëren. Het herinnert aan de veelgelaagdheid en de complexe verbanden in het oeuvre van Marcel Broodthaers.
 

Schilderkunst

Hoe meer ik naar het oeuvre van López-Menchero kijk, hoe minder ik mij aan de indruk kan onttrekken dat hij in de eerste plaats een tekenaar en een schilder is, die zichzelf tot omwegen heeft gedwongen omdat zijn vroege schilderijen hem teleurstelden. Dit is niet in tegenspraak met mijn appreciatie voor de complexiteit en de veelgelaagdheid van zijn werk. Het gaat om een soort van ziel waarvan zijn gehele oeuvre doortrokken is. Zou het mogelijk zijn op deze ziel te wijzen zonder zijn werk ertoe te reduceren? Toen hij in 2003 zijn eerste reeks tekeningen toonde in de Fondation pour l’architecture in Brussel werd ik hiervan op de hoogte gebracht door de kunstenaar Ann Veronica Janssens, die de tekeningen subliem vond. Meteen waren ze daar in al hun pracht: trefzeker en sensueel, vertrekkend van en uitmondend in beelden die verbonden waren met al zijn thema’s. Wie vandaag sommige schilderkunstig uitvergrote tekeningen ziet (zoals de knielende man met de twee boodschappentassen) of gewoonweg de meeste van zijn schilderijen, beseft echter dat deze man altijd al schilder is geweest, maar eerst genoeg geleefd en gewerkt moest hebben om zichzelf ook toe te staan schilderijen te maken. Vreemd genoeg waren het waarschijnlijk juist zijn foto’s die uiteindelijk voor een doorbraak hebben gezorgd.
In een documentaire die onlangs in Brussel te zien was en waarin we López-Menchero zien poseren voor het fotografische portret/zelfportret van een drugsbaron die zelf poseert als een Mexicaanse vrijbuiter, zien we hoe de kunstenaar keer op keer zijn gezicht verstrakt en zijn ogen naar binnen laat draaien of dood laat lijken. Ik weet niet hoe ik zijn gedaanteverwisseling moet omschrijven, maar het is indrukwekkend. De man schildert met zijn gezicht, door texturen te creëren die bij de toeschouwer andere beelden oproepen. Eenzelfde kracht vinden we terug in zijn schilderijen van ogen, die zowel zijn ogen voorstellen als de ogen van de uitgebeelde personages. En het werkt! We zien twee beelden tegelijk.
Nog indrukwekkender is het spektakel dat we zien als we met hem in gesprek zijn. Als een driedimensionaal, beweeglijk projectiescherm tovert zijn gezicht onafgebroken nieuwe beelden te voorschijn. Het verandert van gedaante. Plots wordt het heel vrouwelijk en zien we het driekwart profiel van Rrose Sélavy verschijnen, dan verschijnen Frida Kahlo, Balzac of Picasso. Zijn gezicht is mannelijk en vrouwelijk tegelijk, het is fluïde, het is veelvormig, het roept onophoudelijk emoties op, het valt uit elkaar en dan stolt het weer. Zijn gezicht is als een levend schilderij. Door vijfentwintig jaar lang beeldend te reflecteren over identiteit en uiterlijk lijkt hij uiteindelijk een droom te hebben verwezenlijkt: hij is iedereen tegelijk. Of, met andere woorden, zijn kwetsbare uiterlijk is ongrijpbaar geworden. We weten niet meer hoe groot hij is of hoe hij eruit ziet. Door ons zoveel kanten van zichzelf te tonen, plaatst hij ons fysiek in de onmogelijkheid te zien wie hij zogezegd zou zijn. We zijn zelf schilders geworden, bewust van het vlietende karakter van de werkelijkheid, van de kleurloze wemeling van atomen die schuilgaat achter gezichten (en die we al kenden van Giacometti) en van het wonderlijke, projecterende vermogen van ons brein. Dààrom is hij in de eerste plaats schilder, maar dan wel zoals Flaubert of Bosch, die in de groeven van een notendop de wereld en ons brein tevoorschijn toveren. Of zoals Dorian Gray, die zijn hele leven mooi en jong bleef, omdat een geschilderd portret in zijn plaats verouderde en de tekenen van zijn kwade karakter droeg. Zo zet López-Menchero  de zwarigheden van een bewust bestaan in deze wereld om in talloze interventies en wordt hij zelf altijd jonger, beweeglijker en lichter.


Montagne de Miel, 3 maart 2015