Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Paul Casaer - 2010 - Stille getuigen [NL, interview]
, 4 p.




__________

Hans Theys


Stille getuigen
Een gesprek met Paul Casaer



Paul Casaer (°1967) werd opgeleid tot schilder aan Sint-Lukas Brussel en studeerde aan de Rijksacademie in Amsterdam. Hij maakte ruimtelijk werk sinds het eind van de jaren tachtig, maar concentreerde zich nadien enkele jaren op de fotografie. Sinds 2005 wijdt hij zich weer voornamelijk aan het maken van ruimtelijk werk. In deze tentoonstelling ontmoeten we een aantal boeiende werken die, als de stille getuigen van een uitgeraasd feest, waardige bestanddelen van een ongrijpbaar verhaal proberen te zijn.

We lopen door de galerie en treffen links en rechts, als aan de kant geschoven overblijfselen, tegelijk compacte en verbrokkelde iconen aan die onze wandeling lijken te ritmeren als een statieweg. Wat zien we? Zeven verchroomde broden die elk op een krant rusten. Twee op de grond rustende toonkastjes. Het eerste bevat enkele replica's van verzaagde botten, aan een draad geregen als een halssnoer, een amulet of een feestelijke versiering. Het tweede bevat enkele takken (waaronder takken van rozelaars) waaraan met verschillende soorten elastiekjes roze geschilderde balletjes bevestigd zijn, twee aan twee. We denken aan de haartooi van meisjes, aan tweelingkersen, maar ook aan de bloesems van de Japanse kerselaar, die het beeld van een snelle, felle jeugd en de onvermijdelijke vergankelijkheid oproepen. We zien grote, cirkelvormige voorwerpen die een fluokleurige schaduw op de achterliggende muur werpen. En we zien een reusachtige, gebroken en gespalkte blokfluit. De werken lijken zo compact mogelijk te willen worden en tegelijk zoveel mogelijk verhalen te willen oproepen, als de verdwaalde componenten van een weggegomde wereld.

'Het graan dat sterft, zal leven.' Zoals we in de Calvariediptiek van Rogier Van der Weyden aan de voet van het kruis de schedel van Adam aantreffen, als herinnering aan de zondeval, maar ook aan het prille, onbezoedelde, onschuldige begin van alle tijden, zo vinden we aan de voet van Paul Casaers Rainbow uit 2007 enkele houten replica's van verzaagde kniebogen van runderen, die op hun eigen heldere manier doen denken aan de overblijfselen van een feestmaal. De dood van de vleesgeworden God is een beeld dat we op talloze manieren kunnen lezen: als overblijfsel van een maatschappelijk gebruik, als sociaal en politiek document, als poëtische opstand tegen onze sterfelijkheid, als erotisch icoon. De dood van Christus betekent een nieuw begin. "Dankzij de dood," schrijft Marcus Aurelius, "blijft de wereld eeuwig fris en jong."

- Bestaat er een verband tussen je huidige sculpturen en de foto's die je vroeger maakte?

Paul Casaer: Aanvankelijk waren mijn foto's bedoeld als documentatie voor mijn ruimtelijk werk, dat gebaseerd was op plantaardige en dierlijke vormen en dat vertrok van voorwerpen die je gezicht belemmeren in een landschap, maar algauw gingen de foto's een eigen leven leiden. Ik maakte foto's van urbane situaties en objecten in landschappen. Maar in 2002 heb ik beslist geen landschappen meer te fotograferen. Ik ging op zoek naar manieren om met mijn foto's een narratief verloop te suggereren zonder een verhaal te vertellen, bijvoorbeeld door een soort van tijdsverloop op te roepen. Altijd heb ik mijn fotografische passie als een soort van overgangsperiode beschouwd, onder meer omdat ik geen vrede kon vinden met het fotografische kunstobject als eindresultaat. Ik hield er wel van als foto's gepubliceerd werden, bijvoorbeeld in een boek of in de vorm van een prentbriefkaart, maar niet als ze op zich een kunstobject moesten vormen. Ik ben vooral geboeid door het tactiele: door de maat, de schaal en het gewicht van een ding. Toen ik in 2005 besloten heb mij in het atelier opnieuw toe te spitsen op het eigenhandig maken van sculpturen, hebben mijn foto's mij wel veel geholpen, omdat ik vaak sporen fotografeerde van handelingen die tot een bepaald ding hadden geleid. Toen ik nog foto's maakte, liep ik rond en liet ik mij overvallen door markante plekken, door situaties, door rare samenkomsten van dingen, ingrepen en lichtinvallen die ervoor zorgden dat concrete dingen hun banaliteit leken te overstijgen. Mijn foto's toonden bijvoorbeeld een plek waar iets was gebeurd, waar iemand nadien een voorwerp aan toe had gevoegd, dat vervolgens vergaan en nadien werd hersteld was. In mijn sculpturen probeer ik zo'n maakprocessen te tonen of te laten voelen.

- De tentoonstelling heet 'The Vanity Fair'.

Casaer: Elke sculptuur stelt een onderdeel van een Vanitas-schilderij voor, maar zonder dat je de betekenis door de strot geduwd krijgt, zoals in de meeste van die schilderijen. Elk verval kan bijvoorbeeld ook een herstel inluiden, zoals jij opmerkte tijdens je bezoek aan het atelier.

- Je maakt voorwerpen die meerduidig willen zijn, die een meerduidig verhaal willen oproepen.

Casaer: Elke zomer bezoek ik in Frankrijk dezelfde plek. Op weg naar de bakker loop ik altijd voorbij een groene deur, waarop iemand twee gele driehoeken heeft geschilderd. Het paneel van de deur is samengesteld uit vier driehoeken, maar iemand heeft besloten slechts twee ervan geel te schilderen. Die deur straalt een magnetische kracht uit, die de eigen trivialiteit overstijgt. Het beeld bevat een onverklaarbare, retinale spanning, die niet alleen de deur meer aanwezig maakt, maar ook de beslissing van de persoon die haar heeft geschilderd. Ik probeer sculpturen te maken die vertrekken van een triviaal beeld, van een anekdote, van een private situatie, maar ook berichten over de kunstwereld, over een omgang met beelden of over het leven in het algemeen. Je ziet de lokale toestand, maar je denkt ook aan het werk van Ellsworth Kelly en aan de vlaggetjes waarmee dorpsfeesten versierd worden. Ineens ontstaat er iets waardoor je aan al die dingen tegelijk gaat denken en je gedachten in een stroomversnelling geraken, alsof je hoofd een flipperkast is waarbij een afgeschoten knikker allerlei referenties aantikt. Zo ontstaat soms een roes, die ik met mijn werk zou willen oproepen.

- Voor deze tentoonstelling maakte je een vier meter lange replica van een barokblokfluit. De dag voor de opening van de tentoonstelling heb je de fluit in twee gebroken en gespalkt met aluminium onderdelen van een vroegere sculptuur.

Casaer: Ik probeer situaties te bedenken en uit te voeren waarbij het constructieve aspect wordt hernomen, waardoor er iets in het voorwerp kan glippen dat het concrete overstijgt. De meest magische en betoverende situaties zijn vaak de meest simpele. Een complex beeld kan ons betoveren omdat we nooit klaar raken met de lectuur ervan, maar een eenvoudig, overzichtelijk beeld dat erin slaagt ons te betoveren, reikt veel verder. Toen de fluit af was, deed ze denken aan de voorstelling van een fluit: het voorwerp leek nog niet onderhevig aan de zwaartekracht. Het had nog geen ziel. Ik heb de fluit dan door struiken geduwd, om de huid te krassen. Daarna heb ik haar geplamuurd en proberen te herstellen. Elke keer als je zo'n stap zet, voel je dat het ding een leven achter de rug heeft en zijn onschuld verliest. Uiteindelijk heb ik haar kapot gegooid en gespalkt met materiaal dat beschikbaar was, zoals de twee zwarte spanriemen die toevallig in mijn wagen lagen. Ik dacht: ik maak haar kapot en repareer haar met de middelen die ik heb, om niet opnieuw in een soort van kunstzinnigheid te vervallen.

- De voorzijde van de hoepels is in dégradé beschilderd met een gele of roze kleur. De achterkanten kregen een fluo-versie van dezelfde tint, die op de muur afstraalt, als een oplichtende schaduw. De voorwerpen lijken daardoor transparant te worden. Of omgekeerd: hun vergankelijkheid lijkt tastbaar te worden.

Casaer: Die hoola hoops zijn voortgekomen uit plastieken voorwerpen die je soms vindt op het strand. Hun buitenkant is verbleekt, maar binnenin bezitten ze nog hun oorspronkelijke kleur. Als ze beschenen worden door de zon, werpen ze daarom felgekleurde schaduwen. Als ik zo'n voorwerp maak, denk ik natuurlijk aan het werk van Dan Flavin, maar niet zonder te beseffen dat Dan Flavin nooit een hoola hoop zou maken. Ik hou van de connotaties van dat voorwerp: het vertier, het onbenullige, het onbezorgde, de dans, het meisjesachtige, het pop-achtige. Eerst heb ik de kleur voor de achterzijde bepaald en die ik heb ik verzacht en in de vorm van een dégradé hernomen aan de voorzijde van de hoepels, zodat ze doen denken aan slecht afgedrukte foto's, alsof de kleur op de muur is losgekomen van het object. Het zijn eenvoudige, minimale voorwerpen, die door een kleine toevoeging een soort van rijkdom krijgen.

- Soms doe je dat ook met je titels.

Casaer: Mijn onderkoelde voorwerpen zijn formeel gezien schatplichtig aan het minimalisme, maar ik schep er genoegen in om ze titels mee te geven die eerder bij een rococo-schilder als Fragonard zouden horen.

- Wat ben je nu van plan?

Casaer: Eigenlijk wilde ik voor deze tentoonstelling een guirlande van betonnen vlaggetjes van 1,2 meter hoog maken, maar dat is niet doorgegaan. Nu ben ik bezig met de voorbereiding van een betonnen beeld van een vlam of een vuur. Een 'concrete fire'. Een metaforische vuurhaard. We zien wel waar dat ons brengt.


Montagne de Miel, 28 januari 2010