Hans Theys est un philosophe du XXe siècle, agissant comme critique d’art et commissaire d'exposition pour apprendre plus sur la pratique artistique. Il a écrit des dizaines de livres sur l'art contemporain et a publié des centaines d’essais, d’interviews et de critiques dans des livres, des catalogues et des magazines. Toutes ses publications sont basées sur des collaborations et des conversations avec les artistes en question.

Cette plateforme a été créée par Evi Bert (Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) en collaboration avec l'Académie royale des Beaux-Arts à Anvers (Groupe de Recherche ArchiVolt), M HKA, Anvers et Koen Van der Auwera. Nous remercions vivement Idris Sevenans (HOR) et Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Paul Hendrikse - 2004 - De droom van Bergotte [NL, essay]
Texte , 5 p.




__________

Hans Theys


De droom van Bergotte
Enkele woorden over het werk van Paul Hendrikse



Dit jaar was er in België werk van Paul Hendrikse te zien in Factor 44, Lokaal01, Nicc Freespace en het Herman Teirlinckhuis in Beersel. In een krantenartikel over die laatste tentoonstelling heeft Luk Lambrecht het over ‘het schitterende, seizoensgebonden werk Appelschraag van de onbekende Paul Hendrikse’. Wie is Paul Hendrikse? Hoe komt het dat een kunstenaar die zo’n voldragen werk maakt nog onbekend is?
    De verklaring schuilt hierin dat Hendrikse afkomstig is uit Nederland. Enkele jaren geleden verhuisde hij naar Antwerpen, van waaruit hij de hedendaagse, Belgische kunst op de voet volgt. Ik ken niet veel mensen die beter op de hoogte zijn dan Hendrikse. Zo was hij de eerste die mij over Vaast Colson sprak, wiens werk ik wel al had opgemerkt, maar nog niet met een naam, een gezicht of een oeuvre had verbonden. Hendrikse is een echt diplomaat, in de nobele zin van het woord: iemand die door zijn verplaatsingen en contacten bruggen slaat tussen verschillende gemeenschappen. Nadat hij mij aan het werk zag tijdens een lezing over het werk van Michel François (in het kader van de door Paul Ilegems georganiseerde Ponderabilia-lezingen aan de Antwerpse academie), nodigde hij mij uit de bezigheden van Kunststichting Artis in Den Bosch een jaar lang op te volgen.
    Hendrikse maakt daar deel uit van de zogenaamde ‘Denktank’: een groep kunstenaars die op verzoek van het bestuur van Artis de dagelijkse leiding van de Stichting op zich hebben genomen. Mijn ontmoetingen met de leden van deze denktank lieten mij vaak verbluft achter. Het was mijn eerste kennismaking met jonge kunstenaars die naar elkaar luisterden en hun kunstenaarsschap niet meenden te moeten kruiden met een pseudo-romantische, suicidaire levenswandel. Later heb ik ook in België vertegenwoordigers van deze wonderlijke, nieuwe soort kunstenaar leren kennen.
    Op voorstel van Hendrikse werd de mooie industriële ruimte van Artis (dat gevestigd is in een voormalige sigarenfabriek) in 2002 verrijkt met twee ‘paviljoens’, waarrond een jaar lang telkens twee gelijktijdige, door twee uitgenodigde kunstenaars opgezette tentoonstellingen werden georganiseerd. Dit ruimtelijke voorstel van Hendrikse geeft een idee van de precisie waarmee hij een ruimte kan laten openvouwen vanuit een afbakening.

In 2002 voert Hendrikse een performance uit op de binnenplaats van het Antwerpse filmmuseum. Tegen een van de muren van die binnenplaats hangt een groot filmscherm waarop een verlichte rechthoek wordt geprojecteerd met een 35 millimeter projector. De performance duurt veertig minuten en begint ongeveer twintig minuten voor zonsopgang. Op de binnenplaats staan twee duivenmanden die bij de aanvang van de performance opengemaakt worden door Hendrikse. Geleidelijk wordt de koker van de binnenplaats gevuld met het licht van de opkomende zon. De duiven verlaten de manden en scharrelen een beetje rond, zonder zich ver van de manden te verwijderen. Op een bepaald ogenblik is er genoeg zonlicht voor de duiven om te weten waar ze zijn en stijgen ze allemaal tegelijk op, een schaduwspel werpend op het filmscherm. De hele opzet kadert het secondenlange opfladderen van enkele duiven, die dankzij het toegenomen zonlicht de ruimte konden lezen.

Een zwarte poes met witte buik en sokjes ligt op haar zij te slapen op een plankenvloer. Ze ligt op de rand van een verlicht vierkant dat 45° gekanteld, op één hoek staand, de helft van het super 8 filmbeeld inneemt. Het licht valt door een dakvenster. Af en toe schuift er een half doorzichtige wolk voor de zon, zodat het licht afneemt en het vierkant oplost in een bredere lichtvlek. (2000)

In datzelfde jaar wordt in de toren van de beurs van Berlage in Amsterdam een verticaal geplaatste televisie gevat in een schuin oplopende, houten namaak dakconstructie. De toeschouwer denkt een dakvenster te zien. Het regent. De druppels lopen naar beneden over het ‘venster’. Op de achtergrond zijn het dak en de schouw van een tegenoverliggend gebouw te zien. Wie langs de dakconstructie loopt en een trap bestijgt arriveert op een balkon dat uitzicht biedt op de ‘werkelijke’ buitenwereld en van waaruit je de hele stad kan overzien.

Een vrijstaande woning in de Zeeuwse polders wordt overdag gefilmd van zonsopgang tot zonsondergang. Daarna worden de beelden over het huis geprojecteerd. Het huis staat zwart omringd in de nacht, maar de voorgevel baadt in het langzaam van kleur veranderende, geregistreerde zonlicht. (2002)

In het Rotterdamse miniatuurmuseum Van Nagsael projecteert Hendrikse met een zelfgebouwde diaprojector een reeks van rechts naar links rollende dia’s waarop je telkens dezelfde muur ziet die in de loop van één dag zestien keer werd gefotografeerd. De muur licht blauw, groen, geel, rood en oranje op. Soms tekenen er zich geometrische vlakken af. Het werk heet Any Day Now en werd gemaakt in 2002. Eigenlijk is het een lichte, strakker gekadreerde versie van de overdag gefilmde woning in de polders. Het doet ook denken aan het werk You and I Are Quickly Flattered, dat in 2004 gebouwd werd in het Antwerpse filiaal van Lokaal01: een soort van betreedbaar lichttheater met openschuifbare harmonicadeuren waarin het schuin invallende licht van twee dakvensters werd opgevangen.

Dit werk brengt ons bij een aantal meer recente verwezenlijkingen die niet rechtstreeks met licht te maken hebben. Soms bouwt Hendrikse immers installaties of zet hij voorwerpen ineen die iets te maken hebben met wat ik zou willen omschrijven als het kadreren van vluchtige momenten, maar dan niet door middel van een projectie, maar door het maken van ruimtelijk werk. Een echte tweedeling is er natuurlijk niet, maar het heeft misschien wel zin die voorwerpen hier even samen te bekijken. Een voorloper van deze werken is het filmpje Scène/muur, waarin het statische beeld volledig wordt ingenomen door de aanblik van een witte muur met deur. Na een tweetal minuten valt die muur achterover en kijken we uit over een polderlandschap. Deze minimale Buster Keaton film hangt samen met het even lang durende filmpje Scène met drie spelers, waarin we dezelfde scène opnieuw zien, maar gefilmd vanuit een dwars standpunt, zodat we achter het gebeuren, aan de horizon, een industriezone waarnemen, die een visuele en politieke tegenhanger vormt voor het idyllische landschap dat schuilging achter de valse muur. Zo blijkt ook het idyllische landschap een soort van valse muur of scène geweest te zijn.

Wat ons hier het meest interesseert is echter het ruimtelijke, voorwerp-matige aspect van de opstelling, die we ook al aantreffen in de namaak dakconstructie voor het Dakraam in Amsterdam, waar projectie en constructie gelijk bijdragen tot een trompe-l’oeil. Eerder dit jaar maakte Hendrikse voor Factor 44 de installatie Drifting Space met een continu veranderende wand, die bestaat in een traag zijwaarts rollend canvas dat voor de helft zwart en voor de helft wit is, zodat de wand een voortdurend wisselende zwart-witte vlakverdeling toont en om de drie minuten aan elke zijde helemaal zwart of wit is. In zekere zin herhaalt dit experiment de scène met de omvallende muur, maar op een formeel uitgekiende manier. In de huidige tentoonstelling in het Hessenhuis is als variant van deze verglijdende wand ook een filmpje te zien waarop een van links naar rechts voorbijtrekkende mistbank gaandeweg een hele berg aan het gezicht onttrekt.

Drifting Space is verwant met het werk Any Day Now. Drifting Space is een wand die het licht beurtelings of gelijktijdig opslorpt en weerkaatst, Any Day Now registreert de lichtreflectie op één muur.

Props (De Fabriek, Eindhoven, 2003): voor een raam wordt een houten vloer met wanden gebouwd. De wanden houden de reflectie van de lichten in de ruimte tegen, waardoor het mogelijk wordt door het raam naar buiten te kijken. (De tentoonstelling duurt 1 dag, de opening is ‘s avonds, buiten is het donker.)

Ook het werk Warpzone uit 2001 is gebaseerd op lichtreflectie. De camera staat stil en toont ons een geblokkeerd stadsbeeld (verre gebouwen, auto’s, containers en een hek dat doorgaans gebruikt wordt om bouwterreinen af te sluiten). Een rechtopstaand, rechthoekig paneel van multiplex sluit de doorgang tussen twee hekken af. Deze abstracte deur weerkaatst fluo-roze licht dat achter de camera opflakkert. (Je kan het niet zien, maar eigenlijk staat de cameraman met de rug naar een peepshow.) Het tafereel biedt een soort uitweg. Het licht voert ons weg uit de geblokkeerde, claustrofobische omgeving. Tegelijk voert het een gesprek met een oranjekleurig opgloeiende lichtvlek die rechtsboven in beeld door de ondergaande zon op de wand van een witte container geworpen wordt. Dit vlekje doet denken aan het geel oplichtende muurvlak dat de auteur en Vermeer-kenner Bergotte enkele seconden voor zijn dood voor de eerste keer waarneemt in het schilderij Zicht op Delft, waarbij hij betreurt dat zijn eigen werk zo weinig soortgelijke, bijna autonoom geworden schoonheidsmomenten bevat. In het werk van Hendrikse duiken deze vlakjes op als rustpunten of uitwegen.

Toen Hendrikse pas in België woonde, werd hij getroffen door de braakliggende terreinen die je hier vaak tussen twee rijhuizen aantreft. Twee jaar lang maakte hij dia’s van de evoluerende plantengroei en het zich opstapelende afval op enkele van deze vreemde, vaak door schuttingen afgebakende restruimtes. (Dit werk werd onder de naam Nieuwe biotopen in 2002 getoond in Artis.) Op een verwante manier bestaat de film Horizon (2003) uit een reeks zelf aaneengelaste filmscènes die elk afzonderlijk uitmonden in een zicht op zee. De geblokkeerde blik zoekt naar een zich uitbreidende of verdiepende ruimte of naar een verlossende, onpeilbaar verre horizonlijn.

Aan de ingang van het Hessenhuis heeft Hendrikse naast een van de steunberen een transparante blokkentoren gebouwd. Oorspronkelijk had hij voorgesteld een gedeelte van de houten wanden die de eigenlijke architectuur verbergen (een bakstenen muur met prachtige ramen) los te zagen en alleenstaand in de ruimte te plaatsen. Zonder nog letterlijk naar dit afgewezen voorstel te verwijzen, roept de gestapelde toren beelden op van een transparante, leefbare architectuur, maar misschien ook van voorwerpen die zich schuchter terugtrekken en bijna oplossen in het licht.

Voor de vier maanden durende tentoonstelling One By One in het Herman Teirlinckhuis in Beersel (2004) stelt Hendrikse voor een paviljoentje te bouwen waarin hij tachtig dia’s van blauwe hemels wilde projecteren. Tachtig verschillende monochromen. Een trap zou de toeschouwer toegang verlenen tot het dak van het paviljoentje waarop zich een achterover hellende zitbank zou bevinden, zodat de plaatsnemende toeschouwer automatisch naar de hemel zou kijken.
    Uiteindelijk wordt hij echter getroffen door de benauwende afrastering van een nabijgelegen wandelpad en stelde hij voor dit pad plotseling te laten splitsen en over de afsluiting heen te laten afzwenken tussen de kruinen van twee appelaars. Steeds hoger wordende, kruiselings opgestelde poten van blank hout vormen sierlijke schragen voor een twaalf meter lange, zwervende loopplank. Het is een prachtige, elegante constructie. Twee wijd uitstaande armleuningen beletten je te vallen. De wandelaar die de loopplank betreedt ontsnapt uit een benarde omgeving, terwijl hij tegelijk toegang krijgt tot het concrete van de appeldragende bomen en het onstoffelijke, voorwerploze uitzicht op een onbelemmerde hemel.

Weinig kunstenaars slagen erin te sculpteren met tijd. Wie tijd in een ruimte brengt, laat een ruimte openvouwen. De eerste zonnestralen in de donkere koker van een binnenplaats plooien een landkaart open in het brein van enkele rondscharrelende vogels. Het alleenstaande huis in het nachtelijke duister wordt niet zomaar verlicht: over de geheimzinnig oplichtende voorgevel vlieten de ontastbare strelingen van het langzaam van nuance tot nuance verglijdende daglicht. De beelden van Hendrikse laten zich meestal niet in één oogopslag vatten. Je moet er gedurende langere tijd naar kijken. Zo maken ze de verstrijkende tijd zichtbaar en voelbaar. De tijd krijgt een kleur. De tijd wordt dikker. Ze wordt dikker, maar ook vluchtiger. Elk geregistreerd moment wordt voelbaar in zijn stroperigheid, maar is ook niet meer dan een gedenkteken voor een gepasseerd moment, een vergane, unieke nuance. Dood en leven ontmoeten elkaar in korte, verpakte droompjes, in netjes uitgesneden lichtbeelden, die ons deelachtig maken aan de wondere aandacht van een man met voelende ogen.


Montagne de Miel, 14 november 2004