Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Philip Janssens - 2006 - Een hardnekkig thema wandelend in een spiegelpaleis [NL, essay]
Tekst , 4 p.




__________

Hans Theys


Een hardnekkig thema wandelend in een spiegelpaleis
Enkele woorden over het werk van Philip Janssens



Een van de eerste mooie werken van Philip Janssens die ik heb ervaren was een strakke, maar overrompelende gitaarpartij die de hoofdklank uitmaakte van een steeds sneller en luider gespeeld muziekstuk, waaraan een vijftal muzikanten deelnamen. De klank was scherp en schijnbaar repetitief, zoals zoveel andere hedendaagse kunstwerken. Het muziekstuk had niets vervelends. Het was meeslepend en passioneel. Geboeid liet ik mij door de jonge gitarist in vervoering brengen en meevoeren naar een nog altijd genietbare, maar harde climax.

Omstreeks diezelfde tijd (de herfst van 2002) zag ik zijn eerste, overtuigende sculptuur en een boeiende reeks tekeningen. Later maakte ik kennis met composities, korte filmpjes, collages en sculpturale voorstellen.

De eerste sculptuur die mij heeft getroffen was een collage-achtige compositie die bestond uit een met wit zand gevulde, trapeziumvormige, zinken teil waarin een polsdikke, houten paal was geplant die op anderhalve meter hoogte uitmondde in een houten schijf met een doorsnede van ongeveer twintig centimeter. Op dit kleine tafelblad, dat dus rustte op één, dikke poot, lag een bruin. Het geheel stond op een verhuizersplank met vier wieltjes, die perfect aansloot op het grondoppervlak van de zinken teil. Een mooie stapeling in precair evenwicht. Ik was getroffen door het gevoel voor materiaal, textuur en kleur dat uit deze schijnbaar eenvoudige sculptuur sprak. Het werk had de overtuigingskracht van de collages van Beuys en Schwitters, zonder dat de jonge kunstenaar ooit werk van deze kunstenaars had gezien.

Vandaag, bijna vier jaar later, verrast Philip Janssens keer op keer met prachtige, sculpturale voorstellen, waarvan ik er hier enkele aan u voorstel.

Allereerst zijn er de wonderlijke collages op basis van reproducties van meesterwerken uit de kunstgeschiedenis, waarbij, bijvoorbeeld, twee kruisafnemingen door elkaar gevlochten worden. Het resulterende beeld ziet er op het eerste zich niet ongewoon uit. De toeschouwer registreert het alsof het om een gewoon schilderij gaat. Pas na een tweede, meer onderzoekende blik, gaan we vreemde zaken opmerken zoals een derde been voor Christus, een dubbele kroon, vreemde personages met vier armen of zonder hoofd. Het drama van de kruisafneming wordt versterkt. Het beeld gaat voor onze ogen schiften en wordt tegelijk ongrijpbaarder en dynamischer, indrukwekkender. Doch pas na een tweede, nauwkeuriger blik. Het gaat om economisch gedachte, minimale wijzigingen of toevoegingen.

Deze werken zijn voortgekomen uit collages met oude, zwart-witte familiefoto’s, waaraan bijna onmerkbaar hier en daar een hoofd of een extra personage werd toegevoegd én uit collages op basis van foto’s van gebouwen, die door elkaar werden gevlochten en prachtige rasters en dieptewerkingen of onzekere oppervlakken opleverden. De familiebeelden versterkten de nostalgische dromerijen en de verschrikking van het verlies dat gepaard gaat met het maken, bewaren en af en toe consulteren van deze foto’s. De collages met de gebouwen toonden nieuwe architecturale mogelijkheden, maar ook onzeker geworden constructies, weifelende gevels, een werkelijkheid met een onzeker, trillend oppervlak.

Een variant van deze werken werd gemaakt in 2003, als ingreep tijdens de tentoonstelling Sensor in het Antwerpse theater Hetpaleis: bovenop het grijze, kamerbrede tapijt aan de ingang van de toneelzaal had Janssens een tweede tapijt geplaatst, zwart, waaruit de omtrekken van danspassen waren gesneden. De verdubbeling van het tapijt had iets subtiel pervers. Er ontstond een dansend, trillend beeld, en wel door het louter verwijderen van enkele dunne strookjes uit het bovenste tapijt. Een mooi grafisch werk, maar ook een heel mooie, zichzelf terugtrekkende sculptuur.

Deze werken kregen een vervolg in het voorstel om in een Hogeschool in Antwerpen warme lucht te laten opstijgen uit kelderroosters, zodat de achterliggende gevels bibberend aangetast werden en leken op te lossen in een fata morgana.

Later vloeide hieruit het voorstel voort om in het museum in Herford twee grote ramen te vervangen door warmeluchtgordijnen, zoals je die aantreft aan de ingang van grote winkels. Het sculpturale effect op de ruimte, met de twee volledig verwijderde ramen, zou prachtig geweest zijn. Het voorstel heeft ook iets grappigs en architecturaal elegants. (Het werd nog niet uitgevoerd.)

Voor een tentoonstelling in een ruimte met een dubbele raampartij (een beetje te vergelijken met de Weense, dubbele ramen), vulde hij de ruimte tussen de ramen met mist (verdampte olie).

Voor een tentoonstelling in een tijdelijk buitgemaakt huis op de Antwerpse Keyserlei, in oktober 2005, opende hij de twee vleugels van een openzwaaiend raam, maar dichtte hij de zo ontstane opening met een schoongemaakte glasruit. De ingreep was vrijwel onzichtbaar. Alleen door de elegante bevestiging van de glasruit, met vier spijkertjes die normaal gebruikt worden om een ruit te klemmen vooraleer de stopverf wordt aangebracht, hoorde je de toegevoegde ruit zachtjes rammelen als je voorbijliep over de oude, doorbuigende, planken vloer. Opnieuw waren we getuige van een trillend beeld, dat verrijkt werd met onverwachte reflecties in de toegevoegde ruit.

Als ingreep op een fabrieksterrein stelde hij voor de glazen wanden van een van de ‘rookhuisjes’ (op bushokjes gelijkende ruimtes waar door de arbeiders gerookt mag worden) te vervangen door spiegelglas waar je, bij een bepaalde lichtinval, doorheen kan kijken. (Het spiegelglas dat wordt gebruikt door de politie om ongezien te kunnen bespieden.) Door de lichtsterkte in de hokjes aan te passen konden de wanden doorzichtiger gemaakt worden. De spiegelende zijde zou aan de binnenkant terechtkomen, zodat een aanwezige roker eindeloos weerspiegeld zou worden. Het verschil met een gangbare eindeloze spiegeling, had er echter in bestaan dat ze van buitenaf zichtbaar was! De sigarettenrook van de gebruikers zou een extra sfeer en lichteffect aan de sculptuur hebben toegevoegd.

Voor een ingreep in een industriële ruimte waarin Philip Janssens in de lente van 2006, met de hulp van enkele bevriende kunstenaars, een drie maand durende, wisselende tentoonstelling en een reeks concerten organiseerde, maakte hij op ooghoogte een rechthoekige opening in een bakstenen muur die een perfect symmetrische ruimte met zuilen exact in tweeën verdeelde. Vervolgens voorzag hij de rechthoekige opening van een venster in ‘politieglas’. De weerspiegelde ruimte (achter de toeschouwer) en de ruimte die zichtbaar werd achter het glas vielen bijna naadloos samen. (Opnieuw een rillend beeld.)

Als ingreep in een metrostation met vier ondergrondse, gespiegelde verdiepingen, stelde Janssens voor op één verdieping een samengestelde, klassieke beeldengroep te plaatsen (de op zijn linker elleboog leunende, zittende Dionysus, en de drie hoofdloze vrouwenfiguren met prachtig gedrapeerde gewaden van het oostelijke timpaan van het Parthenon) en op de onderliggende verdieping gespiegelde kopieën van dezelfde beelden.

Deze ingreep doet denken aan de sculptuur TheEtruscan (1976) van de jonge Michelangelo Pistoletto, die een klassiek beeld met opgeven arm zijn spiegelbeeld laat groeten, maar vooral aan enkele sculpturen van Giulio Paolini, bijvoorbeeld Mimesis uit 1975, waarbij twee kopieën van de Medici Venus tegenover elkaar werden geplaatst. Het idee een gespiegelde versie te maken van het eigenlijke beeld roept echter heel andere connotaties op. De jonge Pistoletto boog zich over het statuut van de schilderkunst en de sculptuur. Paolini, als erfgenaam van het symbolisme en De Chirico, was geboeid door het mysterie. Philip Janssens maakt onze waarneming onzekerder en rijker.

Voor een andere tentoonstelling nodigde hij een dertigtal eeneiige tweelingen uit om zich, op dezelfde manier gekleed, elk op te houden in de andere helft van de tentoonstellingsruimte. Deze ingreep deed denken aan een tentoonstelling van Koen Theys, die tachtig tweelingen uitnodigde bij elkaar te blijven tijdens een vernissage. De bedoeling was de gangbare vervreemding om te keren, en personen die geen tweelingbroer of –zus hadden zich ongewoon en naakt te laten voelen. Het werk van Janssens lijkt meer op het sculpturale voorstel Die Familie Schneider van Gregor Schneider, waarbij hij identieke tweelingen in twee identieke, Londense rijhuizen, exact dezelfde handelingen liet uitvoeren. De toeschouwer kreeg twee sleutels en kon beide huizen bezoeken. Het mooie aan Janssens’ ingreep is echter dat de tweelingen, voor zover ze in hun helft van de ruimte bleven, konden doen wat ze wilden, waardoor er soortgelijke, zij het altijd lichtjes verschillende groepjes van mensen ontstonden, als een zichzelf organiserend, maar verstoord spiegelbeeld.

Wat het meest opvalt aan de sculpturale voorstellen en ingrepen van Philip Janssens zijn de precisie, de economie, de humor en het vermogen van materiaal en techniek te wisselen zonder inconsequent of onleesbaar te worden. De opeenvolgende werken laten zich lezen als een gedicht met wisselende klanken, maar met eenzelfde grondtoon. Een schijnbaar repetitief gedicht, waarvan de letters plotseling iets anders zeggen dan we achten, zodat we gaan vermoeden dat ze van een moment van onoplettendheid gebruik hebben gemaakt om van plaats te wisselen. Tot we zien dat er niet één gedicht staat, maar twee of drie verschillende gedichten: een zichzelf eeuwig herschikkende cut up van Burroughs die zich voordoet als een strak, klassiek sonnet.


Montagne de Miel, 9 juli 2006