Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Reniere & Depla - 2013 - Het tweede licht [NL, essay]
Tekst , 2 p.




__________

Hans Theys


Het tweede licht
Over de tekeningen van Reniere en Depla



Het was in de nazomer, op een uitzonderlijke, windstille dag, dat we in de tuin bovenop de berg naar honderden tekeningen keken, gemaakt op allerlei soorten papier en met allerlei soorten inkt, verf, potlood, krijt, houtskool, speeksel, koffie, wijn en wijwater. Naargelang van hun ontstaansperiode doken prachtig getekende handen of voeten op, benen met leren kappen, silhouetten van figuren die zware lasten dragen, ontwerpen voor sculpturen, landschappen, huisjes, interieurs, ogenschijnlijk abstracte composities gebaseerd op zelf gemaakte foto’s. En hoe dichter we kwamen bij vandaag, hoe belangrijker het licht leek te worden, als hoofdpersoon, en de kleurvlakken, als dragers of verwekkers van het illusoire tweede licht, dat niet van de zon komt, maar uit de textuur van de tekeningen.

In The Whitsun Weddings schrijft Philip Larkin dat het spektakel van de zon hem blind maakt voor het gedoe van de mensen. Hij zit in een trein en ziet wel het unieke opflitsen van een serre, maar niet de reden van het tumult op het perron, tot hij in dit tumult de monochrome jurken en mantelpakjes opmerkt van de vrouwen. Zo verdwijnen hier de mensen op de achtergrond en verschijnt langzaam wat er naast hen te zien is, de sporen die ze achterlaten: hun rekwisieten; artefacten; toonkasten; glazen deuren die luchters weerspiegelen; scheve onderdelen van interieurs; plafonds die doorkruist worden door vreemde lichtstrepen; gordijnen die licht doorlaten, een opengeslagen boek achter een spiegelend etalageraam; een half rond de vlaggenstok gerolde, gerafelde vlag; de lege mantel van een Oosterse krijgsheer; een door de zon gedeeltelijk overbelicht, figuratief beschilderd keramisch bord; een fragment van een vergulde spiegel en zijn weerspiegeling; een aartsengel en een elektriciteitskabel: de hele santenkraam van onze decors, en alles gestreeld door het licht, en alles opnieuw opgeroepen in het tweede, gemaakte licht van de tekeningen.

Ergens beschrijft Sebald de lelijkheid van België, bijvoorbeeld in de vorm van een zware buffetkast waarop in twee glazen stolpen opgezette vogels, vastgekleefd op takken, naast papieren bloemen zitten, terwijl de kamer zelf verduisterd wordt door uit Congo ingevoerde, langs de muren en tegen het plafond kruipende kamerplanten met gevingerde bladeren (ik verzin maar wat, want ik heb het boek niet bij de hand) en wie de tekeningen en schilderijen van Reniere en Depla kent, kan vermoeden dat ze van oude voorwerpen houden, maar kan zich ook inbeelden hoe ze in Sebalds sombere kamer een vrijheid zouden vinden door de immer verglijdende weerkaatsing van de planten in het glas van de stolpen te fotograferen en nadien te schilderen, als schrijvers die hun lezers in vervoering brengen door het navertellen van euforische momenten of als musici die ons in een wereld van klanken lokken zonder dat we weten wie ze zijn of wat ze hebben beleefd, behalve dat ze hebben geloofd in de kracht van de muziek.


Montagne de Miel, 26 september 2013