Hans Theys ist Philosoph und Kunsthistoriker des 20. Jahrhunderts. Er schrieb und gestaltete fünzig Bücher über zeitgenössische Kunst und veröffentlichte zahlreiche Aufsätze, Interviews und Rezensionen in Büchern, Katalogen und Zeitschriften. 

Diese Plattform wurde von Evi Bert (M HKA : Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in Zusammenarbeit mit der Royal Academy of Fine Arts Antwerpen (Forschungsgruppe ArchiVolt), M HKA, Antwerpen und Koen Van der Auwera entwickelt. Vielen Dank an Fuchs von Neustadt, Idris Sevenans (HOR) und Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Simon Delobel - 2013 - Kunstenaarsduo's [NL, review]
, 2 p.




__________

Hans Theys


Kunstenaarsduo’s
Een gesprek met curator Simon Delobel



Simon Delobel (Rijsel, °1981) studeerde kunstgeschiedenis en museologie aan de Parijse École du Louvre en werkte voor tal van musea in Frankrijk en België. Zijn vakgebied is de spreiding van de antieke, Indiase cultuur in Zuid-Oost Azië. Daarnaast heeft hij altijd de ontwikkelingen op het vlak van de hedendaagse kunst gevolgd.
Deze dubbele passie bracht hem in 2008 bij de Verbeke Foundation in Kemzeke, waar hij zijn museale kennis vier jaar lang kon combineren met zijn belangstelling voor hedendaagse kunst en zijn passie voor een fysieke omgang met kunstvoorwerpen, die is voortgevloeid uit zijn studies, die vrijwel altijd vertrokken vanuit specifieke objecten.
Zelf maakte ik voor het eerst kennis met Delobel tijdens een artist talk van het Roemeense kunstenaarsduo Cristian Bors en Marius Ritiu, waar videofilms werden getoond waarin te zien was hoe intens hij met hen heeft samengewerkt tijdens performances. Delobel spreekt vrijwel foutloos Nederlands.

Voor de huidige tentoonstelling in de galerie van Marion de Cannière nodigde hij twee kunstenaarsduo’s en een beginnend IJslands kunstenaar uit. Er is werk te zien van de Brusselse kunstenaars Aline Bouvy (°1974) en John Gillis (°1972), van het Nederlandse kunstenaarsduo WassinkLundgren en van de IJslandse kunstenares Jóhanna Kristbjörg Sigurðardóttir (°1982), die vanaf januari 2014 aan het HISK zal gaan studeren.
Aline Bouvy en John Gillis zijn onder meer bekend voor de hypperrealistische schilderijen die ze maken op basis van foto’s of collages. In deze tentoonstelling tonen ze echter geen schilderijen, maar drie foto’s van de reeks “Ingénierie sociale”. Deze foto’s, die werden afgedrukt op vrij in de ruimte staande projectieschermen, zijn gebaseerd op scans van beelden uit oude nummers van het architectuurtijdschrift Domus, die met Photoshop versmolten werden tot nieuwe, ogenschijnlijk abstracte beelden, die vanop afstand het idee van een kubistisch of surrealistisch portret oproepen.
Het duo WassinkLundgren bestaat uit de twee Nederlandse fotografen Thijs groot Wassink (°1981) en Ruben Lundgren (°1983). Thijs groot Wassink leeft en werkt in Londen en Ruben Lundgren in Beijing. Ze studeerden samen af in 2005 aan de afdeling Fotografie van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Van hen zien we enkele foto’s uit de reeks “Tokyo Tokyo”, een fotografisch project waarbij beide fotografen in Tokyo tegelijkertijd foto’s maakten van hetzelfde onderwerp. De foto’s worden getoond als diptieken, waarbij we telkens dezelfde gebeurtenis benaderd zien vanuit twee verschillende invalshoeken.

Delobel vertelt dat hij al langer gefascineerd is door het tamelijk recente fenomeen van het kunstenaarsduo, omdat traditionele thema’s zoals het narcisme van de kunstenaar erdoor op losse schroeven gezet worden. Hij is geboeid door de constante bevraging die kenmerkend is voor het werk van kunstenaars die samenwerken.
‘Eigenlijk is er sprake van een onafgebroken feedback die leidt tot een permanent vernietigingsproces,’ vertelt hij, “waardoor werk van kunstenaarsduo’s soms rijper lijkt dan het werk van mensen die alleen werken. Het werk van WassinkLundgren is voortgevloeid uit een opdracht van een tijdschrift, maar is uiteindelijk uitgemond in een prachtig kunstenaarsboek dat in Europa maar ook in Japan veel succes heeft gehad. Van de meer dan 300 foto’s van deze reeks tonen we twee grote diptieken en een twaalftal kleinere werken. Het fijne is dat er telkens wel twee foto’s te zien, maar dat we niet weten wie welke foto heeft gemaakt, waardoor het idee van de samenwerking en het opheffen van het narcisme zichtbaar wordt.
Bij Bouvy en Gillis is dit anders, omdat je uiteindelijk maar één beeld te zien krijgt. Ik dacht wel werken te ontwaren die meer mannelijk of meer vrouwelijk waren, maar volgens hen is dit toeval.
Het werk van Jóhanna Kristbjörg Sigurðardóttir heb ik voor het eerst gezien tijdens een jury aan de Gentse Academie voor Schone kunsten. Ze had een installatie-performance gemaakt met abstracte schilderijen, projecties, twee jongedames die op de juryleden spuwden en andere verwarrende elementen die in hun geheel deden denken aan het hoofdkwartier van een sekte, waarbij je moest denken aan sciencefiction, maar ook aan beeldmanipulatie en machtsmisbruik. Het geheel heette “(neo) constructiv-emotionalism” en vertrok inderdaad vanuit haar gevoelens. Mij deed het een beetje denken aan James Lee Byars, maar dan zonder diens soms kitscherige liefde voor goud en de rode kleur. Ik was getroffen door haar aandacht voor details, zoals een werkje dat een beetje voor de muur zweefde. Het geheel vloekte permanent, maar het bleef coherent. Het riep een vervreemdingseffect op dat ik heel hedendaags vind. Het werk is ook een spiegel voor het rituele aspect van de kunstwereld en kan gezien worden als een commentaar op al die regels die bestaan tussen de verschillende actoren van de kunst.’


Montagne de Miel, 23 augustus 2013