Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Vincent Geyskens - 2012 - Crisisdenken [NL, interview]
Interview , 2 p.




__________

Hans Theys


Crisisdenken
Een gesprekje met Vincent Geyskens



Ik heb Vincent Geyskens (°1971) nog maar één keer ontmoet. Dit is wat hij vertelde:

‘Ik heb altijd getracht weg te gaan van het beeld, van het reducerende mechanisme dat ervoor zorgt dat schilderijen zich gaan tonen als beelden. Toen ik aan de academie studeerde, moest je de eerste drie jaar leren schilderen. Het vierde jaar was je vrij en ging iedereen met weidse gebaren schilderen op grote doeken. Ik niet. Ik heb een heel jaar lang clair-obscur schedeltjes van 80 bij 60 cm geschilderd. Als je op zoek bent naar vrijheid, naar licht, begeef je dan in het duister, dacht ik. Omarm niet wat op dit moment als vrijheid voorgesteld wordt. En wat je als onvrijheid herkent, probeer dat op een brutale manier te ondervragen.
    Sindsdien ben ik de schilderkunst blijven benaderen vanuit een soort crisisdenken en probeer ik mij nooit tevreden te stellen met het vinden van een bepaald beeld of een bepaalde taal waarin ik mij zou kunnen uitdrukken en waarmee ik mij zou kunnen verzoenen. Vandaag mag iedereen opnieuw schilderen en zich daarbij inbeelden dat hij of zij fundamenteel schilderwerk aflevert. Maar de problemen die eigenlijk aan de basis lagen van het modernisme worden niet meer aangepakt. Heb je een van de schilderijen van deze mensen gezien, dan kan je je de andere al inbeelden. En dat geldt niet alleen voor schilders, maar ook voor de schilders die in de jaren negentig zogenaamd slimmer waren en overgestapt zijn naar nieuwe media, mensen die blijven spreken over hun liefde voor de schilderkunst, maar dan wel voor de schilderkunst als een beeldengalerij, niet als een vorm van denken of op de proef stellen van het beeld.
    Ik begrijp niet hoe mensen zich kunnen inbeelden dat ze een definitieve taal hebben gevonden. Dat riekt naar een onwelvoeglijke gehoorzaamheid. Het is alsof ze zeggen: “Dit ben ik en binnen alles wat dit is heb ik mijn plek.” Dat impliceert toch een aanvaarding van hoe het is en wat er is? Dat is een negentiende-eeuwse vorm van denken. In het begin van de twintigste eeuw is dit al als problematisch erkend en dachten ze dat alleen een heel gereduceerde waarneming van de werkelijkheid de grenzen van een taal kon verpulveren, zodat je de werkelijkheid op een extreem complexe manier kon uitspreken en open houden.
    Ik denk dat ik daarom vaak om praktische redenen start met beelden die te maken hebben met fascistische propaganda, uit welke samenleving dan ook: beelden die dingen uitsluiten om andere dingen in te sluiten, gesloten beelden die duidelijk als functie hebben ons te overtuigen of te verleiden. De pornografie bestaat uit een gelijkaardig soort beelden: beelden die erop gericht zijn ons op te winden en onze waarneming zozeer te reduceren dat we enkel zien wat de makers willen dat we zien. Ik vertrek altijd van de notie dat geen enkel beeld onschuldig is en dat elk beeld een aantal zaken uitsluit én onze waarneming reduceert. Ik probeer de macht van beelden te doorbreken door ze in de wereld van de textuur te trekken.
    Een mooi voorbeeld zijn misschien de pornografische beelden die ik met het paletmes heb geschilderd. Het zijn heel expliciete pornobeelden, met felle kleuren, maar doordat ze met het paletmes geschilderd zijn – en heel overdreven geformuleerd – kan je je enkel bezighouden met het niveau van het schilderij: met de compositie, de kleur en de vorm. Door die voyeuristische beelden om te zetten in schilderijen die zich door hun kitscherige vorm aan ons tonen als geschilderd artefact, hoop ik een spanning op te wekken tussen twee vormen van waarneming.’


Montagne de Miel, 30 mei 2012