Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

xpo - 2010 - Flesgeesten [NL, gallery text], 2010
Text , 13 p.




__________

Hans Theys


Flesgeesten!
Zaaltekst voor een tentoonstelling in Project Space 1646



Waarin zou de zin kunnen schuilen van dit soort kleine groepstentoonstellingen? Het nadeel van een groepstentoonstelling is vaak dat de oorspronkelijke context van de tentoongestelde werken verloren gaat. In eerdere tentoonstellingen probeerde ik dit nadeel te ondervangen door elke kunstenaar uit te nodigen ook schetsen, maquettes, documenten of archiefmateriaal te tonen. Daarvoor hebben we hier niet genoeg plaats. Waarom doen we dit dan wel? Om dat het altijd zin heeft werk in het echt te zien. Dit is een bescheiden poging een beetje bijzonder werk tot bij u te brengen, omdat u op het internet of in een geïllustreerd tijdschrift niet echt kan zien ‘wat het is’. In dat opzicht is het prachtig dat we wél met een groepstentoonstelling te maken hebben, want anders had u maar één soort werk van dichtbij kunnen bekijken! De optische effecten van de drie werken van Ann Veronica Janssens zijn onmogelijk te fotograferen, omdat ze plaatsvinden in onze hersenen. De aarzelend samengestelde witte lijnen van Raoul De Keyser… De was en het schuim van Berlinde De Bruyckere… De lijnen van Bart Lodewijks, ‘Black Rumba’ van Tamara Van San, de gaatjes in de tekening van Elly Strik… Eigenlijk zou ik hier alle werken kunnen opnoemen. We hebben ze naar Den Haag gebracht opdat u ze in het echt zou kunnen zien.

Het zogenaamde thema van de tentoonstelling bestaat in het voorstel naar de werken te kijken alsof het monsters of spoken zijn: vormen die lijken op te doemen uit texturen of vormen die de kunstenaar over de (zich soms monsterlijk voordoende) werkelijkheid drapeert.

De tentoonstelling werd opgebouwd vanuit de rijkdom van het zwart-wit en het grijs. Een zwarte aquarel van Damien De Lepeleire (‘Het knaapje Hercules vecht met slangen’), de kronkels van ‘Black Rumba’ van Tamara Van San, de niet getoonde zwart-wit foto’s van Dirk Braeckman, de tekeningen van Elly Strik, ‘Objet hyperbolique’ van Ann Veronica Janssens, de grijze, cementen spoken van Rein Dufait, het donkere silhouet van ‘Bismarck’ van Bernd Lohaus, de vaag opdoemende, grijze silhouetten in de mistige tekeningen van Johan De Wilde enzovoort.

Ineens verschijnen vierkanten. In de ramen van de ruimte, in de diptiek van Raoul De Keyser, in het touwwerk van Bernd Lohaus (dat probeert een vierkant te zijn), in de uit spelborden samengestelde kubus van gerlach en koop, in ‘Cube d’air’ en ‘Objet hyperbolique’ van Ann Veronica Janssens en zelfs in de transportkist voor dit laatste werk (die we als sokkel gebruiken).

Flesgeesten zijn grijs en misschien ook een beetje geel of groen. Kleur verschijnt voorzichtig, om de vormen zo weinig mogelijk te verstoren en zoveel mogelijk met elkaar te laten praten. In het gemarmerde, plasticine indiaantje van Nadia Naveau domineren zwart en wit, met een tersluiks verschijnen van oranje. Dit oranje of geel keert terug in de foto van Dirk Braeckman, de was van Berlinde De Bruyckere, het doorschemerende schuim in ‘Black Rumba’ van Tamara Van San, de geperforeerde pingpongbat van Rein Dufait, het gele en oranje garen in de ‘Sculptures plates’ van Nathalie Guilmot.

Het groen duikt op in een ‘coudrage’ (een naaiwerkje) van Bernd Lohaus, de drie werken van Raoul De Keyser, een stiksel van Nathalie Guilmot, de als sokkel gebruikte transportkist enzovoort.

Er verschijnt ook een heel klein beetje roze en rood, als dwars antwoord op het groen, in de fluorescerend roze gespoten, gipsen sculptuen van Tamara Van San, in het portret van Ronald Ophuis, in de fotocollage van Julia Wlodkowski, in het schilderij van Walter Swennen.

En er zijn veel touwen: een bolletje wol, een in gips gedrenkt touw, een scheepstouw zonder einde en de coudrage van Bernd Lohaus, de stiksels van Nathalie Guilmot, de draadjes die vastzitten onder het deksel van de transportkist (omdat de verzamelaar die dit werk heeft verpakt een textielfabriek heeft en het werk heeft ingepakt met stalen van zijn fabriek) enzovoort.

Tot slot wijs ik er graag op dat we hier werk te zien krijgen van kunstenaars die soms dezelfde kunstenaars bewonderen. Zowel Elly Strik, Berlinde De Bruyckere als Kati Heck hebben mij verteld over hun bezoek aan het Issenheim-retabel van Mattias Grünewald. Ik vind het machtig te zien hoe de weerklank van zo’n werk verschillende vormen heeft gevonden om zich voort te zetten.


1. Bart Lodewijks-‘Het verjagen van de spoken van het plafond’, 2010.

Bart Lodewijks (Beuningen, 1972) bracht met zwart schoolbordkrijt een plafondschildering aan die doorloopt in een pand, aan de overzijde van de straat. Hij schreef mij hierover het volgende: ‘Dag Hans, De tekening is gebaseerd op een deel van de titel van de tentoonstelling: “… en andere scheve verschijningen.” Geen één lijn loopt recht. Het is een grote scheve verschijning, die nota bene recht aandoet... Een plafond is een vrij veld zonder referentie. Tekenen boven de ‘fysieke’ macht maakte dat ik scheef ging zien. Letterlijk was het tekenen bovenop de ladder met gestrekte armen boven je hoofd als het terrein binnentreden van de scheve verschijningen. Ik voelde me als de man die inplaats dan de wolken de fantomen op het plafond opmeet. Normaal genomen zou de titel droog luiden (omdat tekening voortgaat in woning aan overzijde straat): Boekhorststraat Drawing. Door mijn hoofd spookt echter: Chasing away phantoms on the archway ofwel: het verjagen van de spoken op het plafond.’
Eerder schreef ik over Lodewijks werk: ‘Bart Lodewijks begeeft zich per fiets naar een bepaalde bestemming en maakt daar, met behulp van wit krijt en een laddertje, lineaire, technisch aandoende tekeningen op een gevel. De tekeningen zijn gebaseerd op architecturale of urbanistische elementen uit de omgeving, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een rangeerstation. Lodewijks staat met de rug naar het publiek, weerloos. Voorbijgangers of bewoners spreken hem aan. Soms vragen ze hem niet op hun gevel te tekenen, soms nodigen ze hem juist uit. Soms vragen ze hem of hij ook binnen een tekening wil maken. Dat doet hij dan, met houtskool. Het maken van de tekeningen kan dagenlang of wekenlang doorgaan, waarbij de tekening gevel na gevel verovert. Zodra het begint te regenen, beginnen de tekeningen te vervagen.’

2. gerlach en koop, 2009 - ….

gerlach en koop werkten in 1997 voor het eerst samen en vormen sinds 2000 een collectief, een kunstenaarsgroep van twee personen. Ik ben een bewonderaar van hun werk, dat ik in 2007 als volgt omschreef : ‘Het werk van gerlach en koop is heel bijzonder: mooi, uitgekiend, geheimzinnig, teruggetrokken en op een verfijnde manier sensueel. Het is een evenwichtskunst, een trekken van fijne rimpels in het beeld dat we dagelijks over de werkelijkheid draperen, een vorm van oefenende aandacht. Het is werk dat schijnbaar alleen kon ontstaan op de grens van de zuidelijke en de noordelijke culturen: rationeel en zinnelijk, conceptueel en materieel, grappig en ernstig, literair geïnspireerd maar plastisch uitzonderlijk verzorgd. We stuiten hier op een ingehouden, tintelende plasticiteit, die als droesem is overgebleven van ingedikte gesprekken en andere avonturen.’
De kunstenaars over onderhavig werk, in een aan mij gerichte brief: ‘Dan is er als laatste suggestie, een werk getiteld: ‘gerectificeerde kleine stok’ dat we heel graag niet willen tentoonstellen. We hebben het al een eerder niet tentoongesteld (begin dit jaar in de Fabriek in Eindhoven) en zijn van plan het vaker niet tentoon te stellen. Iets niet tentoonstellen kan op veel manieren. 1646 heeft een heel grote etalage en die kunnen we daarvoor gebruiken. We laten de titel gerectificeerde kleine stok in negatief uit plakfolie snijden (wit waarschijnlijk, en niet groot). Negatief, dus binnen plakbaar en buiten op straat leesbaar. Van binnen is die tekst dan doorgestreept met een zwarte stift, en eronder staat geschreven: rechtgezet, niet tentoongesteld. Deze toevoeging is dus alleen leesbaar als je binnen bent.’ (Dit werk bevindt zich naast een schilderij van Walter Swennen, waarvan de titel gelezen kan worden als je binnen bent.)

3. Ronald Ophuis-‘Civilian, Iraq 2007’, 2009.Olie op linnen, 50 x 40 cm.

Ik bezocht de Nederlandse schilder Ronald Ophuis (Hengelo, 1968) voor het eerst in zijn atelier in juli 1998. Ik was blij kennis te maken met deze zachte, open man. Zijn werk maakte een harde indruk. Niet zozeer omwille van de geladen onderwerpen (een miskraam, een verkrachting in een kleedkamer voor voetballers, een arme man met een geweer), maar wel omwille van de rijke structuur van zijn schilderijen, die toen ongebruikelijk was.

4. Tamara Van San-Zonder titel (Bolletje wol), 2010.

Het werk van Tamara Van San (Antwerpen, 1982) ensceneert een eeuwig opdoemen van het beeld uit de materie. Hier zien we hoe vormen andere vormen kunnen voortbrengen en op een zwijgende manier gedachten en gevoelens in ons kunnen oproepen, bijvoorbeeld gedachten over wat het betekent beeldhouwwerken te maken. Met polyurethaanschuim gevulde ballonnen barsten open en tonen een fragiel opwellend groen plantje. Amorfe of niet thuis te brengen stapelingen, bespoten of overgoten met felgekleurde verf, verschijnen als nieuwe koraalsoorten, bergkristallen, vissen die op vogels lijken of Moorse potloodtorentjes. Hier maken we kennis met de échte poëzie, zoals die wordt opgevat door kunstenaars als Panamarenko en Tarkovski: een irreguliere samenstelling van ongehoorde, onbegrepen vormen, kleuren, materialen, texturen, rasters, ritmes en andere onzichtbare zaken die samen een ervaring oproepen die de onstuimige of stugge gang van de grote werkelijkheid op een ontroerende en beklijvende manier in herinnering brengt.

5. Tamara Van San-Zonder titel (Vod), 2010.

Tamara Van San vergelijkt haar werken met trofeeën. Thuisgekomen na de zoektocht, het eeuwige kijken, het eeuwige wachten en het eindeloze gepruts en het gebroddel, hangt de jager een reliek op in de schoonste kamer. Na enkele uren blijkt de trofee nog iets tekort te schieten en drijft de oude onrust de jager opnieuw op pad. (Maar geen dode dieren zien wij hier, maar levende dingen die zonder woorden tot ons spreken.)

6. Ann Veronica Janssens-‘Objet hyperbolique’, 1998. Zwart plexiglas, 100,5 x 100,5 cm.

Dit werk van Ann Veronica Janssens (Folkestone, 1956) bekijk je in drie stappen. Eerst zie je het voorwerp (in de ruimte), dan de omgekeerde reflectie en dan, als je recht voor het werk staat, op drie meter afstand en een beetje of focus kijkend, zie je een piramidevormig voorwerp met stompe punt voor je opdoemen. We hebben dit heel bijzondere werk geleend van een verzamelaar om het hier te kunnen tonen.

7. Walter Swennen-Zonder titel (hoed), 1994.

Walter Swennen (Brussel, 1949) maakt schilderijen waarin een picturale (niet perspectivische) diepte wordt opgeroepen. Deze hoed gebruikte hij bij het vervaardigen van het schilderij ‘Châpeau’ in 1994.

8. Bernd Lohaus ‘Bismarck’, 1964.

Lohaus (Düsseldorf, 1940) maakte dit werk in 1964 aan de academie in Düsseldorf, waar hij leerling was van Beuys. Hij nam ermee deel aan een sculptuurwedstrijd. Het werk werd meteen gediskwalificeerd. Tot voor enkele jaren bestond het werk enkel in gips. De bronzen versie is recent en werd voor het eerst door mij getoond in 2007 in het Herman Teirlinckhuis in Beersel. Elders in de tentoonstelling bevindt zich een andere vroege gipsen sculptuur van Bernd Lohaus, die ontstond door het toevouwen van een plak klei. Lohaus was toen erg gesteld op het werk van Hans Arp.

9. Kati Heck-‘Bonzenspeck und Prollgehabe (Keine Zeit für Meisterwerke)’, 2009.

Reeks lino’s opgehoogd met pantonestiften.
Kati Heck (Düsseldorf, 1979) maakt prachtige olieverfschilderijen. Die komen heel traag tot stand. Bij gebrek aan schilderijen toont ze hier met ecoline opgehoogde houtsneden, die ze deze zomer is beginnen maken. Ook al is Hecks techniek verbluffend (ze combineert in haar werk een heel realistische en een gestileerde, karikaturale aanpak van de figuur), toch zijn haar schilderijen ondergeschikt aan de beelden die ze wil tonen, als een soort van tableaux vivants. In de houtsneden maken we kennis met deze beelden. Tegelijk ontstaat ook hier een specifieke vorm, door de combinatie van de lino’s met de frisse kleuren van de pantonestiften.

10. gerlach en koop-‘Een tot een halve kubus gevouwen Monopoly spelbord waarvan de rug is gebroken door tegendraads buigen en een eveneens tot een halve kubus gevouwen Trivial Pursuit spelbord waarvan de rug is gebroken door tegendraads buigen, ineengeschoven tot een hele kubus’, 2009.

11. Ronald Ophuis
-‘Skull, Iraq 2003’, 2009. Olie op linnen, 60 x 70 cm.

Ophuis over zijn werk, in een interview dat ik vorig jaar publiceerde : ‘De beelden die ons getoond worden in de pers, zien er vaak heel onschuldig uit. Zo’n ondergedoken dictator die ze met een volle baard uit een schuilput haalden: het was bijna een aandoenlijk beeld. Ik wil beelden maken waarbij je voelt dat er iets aan de hand is. Het is een strijd die ik aan wil gaan. Schilderkunst vs. cnn. Mediabeelden geven de informatie door, maar zijn nauwelijks in staat om gevoelens op te roepen, ze raken ons uiteindelijk niet, ze traumatiseren ons niet en wij geloven ze dus ook niet. De beeldtaal is stuk gekeken. Net zoals filosofische gedachten betekenisloos kunnen worden door het veelvuldige gebruik. Daar ligt de mogelijkheid voor de kunstenaar. Hij probeert het zich voor te stellen en is dan al veel dichterbij.’

12. Ann Veronica Janssens-‘Cube d’air’ (‘Kubus lucht’), 1999.

Twee precies boven elkaar geplaatste glazen plaatjes roepen de optische illusie op van een kubus lucht. Als je kijkt vanuit een hoek van de plaatjes, zie je een verticale rib en twee wanden verschijnen. (Probeer zonder scherp te stellen net naast de plaatjes te kijken, na ze eerst te hebben gefixeerd. De werken van Ann Veronica Janssens (Folkestone, 1956) zijn gebaseerd op het perifeer zicht of op een manier van ‘off focus’ kijken.) Ik heb dit werk voor het eerst getoond tijdens de tentoonstelling ‘Small Stuff II’ in Beersel. Toen heb ik de plaatjes getoond in een toonkast met metalen ribben en glazen wanden. De huidige, ietwat logge vorm kwam tot stand voor de recente tentoonstelling ‘Serendipity’ in Wiels, Brussel. Ik heb besloten deze logge variant toch te tonen, omdat de witte kubus, vooral van buitenaf gezien, uit de ruimte gesneden lijkt te zijn (door de gelijkenis met de twee achterligge,nde, vierlante ramen) én, rustend op de grijze vloer, een voorafschaduwing vormt van de white cube-achtige ruimte achterin.

13. Tamara Van San-Zonder titel, 2009.

14. Julia Wlodkowski
-Zonder titel, 2010. Fotocollage.

Kati Heck over Julia Wlodkowski (Polen, 1979): ‘Ze maakt mooie foto’s. Ze ensceneert taferelen die ze  met een oud fototoestel vastlegt in zwart-wit. Haar foto’s zien eruit als collages van bestaande foto’s, maar meestal treedt ze zelf op als protagonist.’

15. Johan De Wilde-‘Ecce Homo’, 2008.

Reeks van zestien tekeningen (hier twee getoond).
De Wilde maakt voorwerpen die beelden in ons oproepen. Die voorwerpen zijn tamelijk plat. Ze bestaan voornamelijk uit okerkleurig karton, potlood en grafiet. Het zijn mooie voorwerpen. De kunstenaar omschrijft ze als ‘mogelijkheden’, omdat hij zich moeilijk kan losmaken van de gedachte dat ze anders hadden kunnen zijn, maar vooral omdat ze beelden willen mogelijk maken, in plaats van ze op te dringen. In die zin is zijn werk verwant met dat van Ann Veronica Janssens, met wie ik in 2003 heb afgesproken haar werken te omschrijven als ‘sculpturale voorstellen’ om duidelijk te maken dat het niet gaat om gesloten, definitieve objecten, maar om uitnodigingen iets op een nieuwe manier te ervaren. () Een werk is voor Johan De Wilde pas af als het wordt vervolledigd door de kijker. Het werk is een ‘trigger’, die beelden in ons oproept. Bestaande beelden worden geïsoleerd, verwijderd uit hun context, en naakt geoffreerd aan de toeschouwer, die het losgerukte beeld in de nieuwe omgeving van de eigen verbeelding plaatst. () Elke tekening bestaat uit duizenden verticale en horizontale, witte potloodlijnen die met behulp van een lat op het okerkleurige karton worden aangebracht. Tussen de verschillende lagen die door deze lijnen worden gevormd, wordt grafiet gestrooid of wordt getekend, waardoor uit het dikke, mistige gordijn een silhouet lijkt op te doemen. Het beeld verschijnt en verdwijnt. Het wordt geboren. Het gaat ten onder. Het biedt weerstand. Het vervaagt. De tekening is als een raster, een fijnmazig net waarin grafietkorreltjes zijn blijven hangen, als dauwdruppels of stof in een spinnenweb. De tekening is als een matte spiegel, als een lijkwade, als een droom over vrijwel onzichtbare sporen die lijken op te doemen achter een neteldoek. Het witte potlood gaat heen en weer, minuscule deeltjes van de toegevoegde kleuren of het toegevoegde grafiet met zich mee sleurend. Ineens ontstaat er een vuil waas, dat zich als een sluier over de tekening legt. De tekening is af. Een nieuwe mogelijkheid heeft gestalte gekregen.
De Wilde over dit werk, in een aan mij gerichte brief: ‘Mijn “Ecce Homo” is niet ‘geïnspireerd’ (het woord) op de lijkwade van Turijn en evenmin op tekeningen van Ingres. Mijn ‘Ecce Homo’ verwijst ernaar in die zin dat de gedàchte aan de lijkwade (en bijgevolg de verdraaiing van de tot mythe geperste werkelijkheid () zou kunnen worden opgeroepen of dat je plots die ene tekening () van Ingres voor het geestesoog zou kunnen krijgen. Je ziet het: het meeste in de voorwaardelijke wijs, ik werk onder voorbehoud.’

16. Tamara Van San-‘Scovolone’, 2010.

17. Walter Swennen
-Zonder titel, 2010.

Het schilderij is een voorwerp, geen afbeelding of illustratie. Een ‘texturaal voorwerp’ (faktura) zoals Victor Sjklovski het noemde, dat is toegevoegd aan de werkelijkheid. Het beeldt de werkelijkheid niet uit. Enkel kan de textuur een picturale diepte oproepen (geen realistische). U ziet dit hier vooral in het zwarte vlak dat op een zo onrealistisch mogelijke wijze een overhangend dak oproept. Daar ontstaat het schilderij. Voor de rest gelooft Swennen niet in de toeschouwer. Het welslagen van een kunstwerk hangt niet af van de blik van de toeschouwer. Het is een kunstwerk, omdat het is gemaakt door een kunstenaar (Gilson). Achterop het schilderij werd de volgende zin aangebracht: ‘The cottage was haunted by the ghost of the painter Filip Denis’ (Collins) Het schilderij is een hommage aan de schilder Filip Denis (Namen, 1947) die vorig jaar onverwacht overleed en in de jaren zestig en zeventig werk maakte op basis van ‘Monsieur Chalet’: een figuur die een Zwitsers houten huisje als hoofd had. De opake verfpartijen herinneren ook aan de textuur van Denis’ werk.

18. Ann Veronica Janssens-‘Access to Hollywood’, 2009.

Dit is het meest recene werk van Ann Vernica Janssens, gemaakt voor de door Luc Tuymans en Ai Weiwei samengestelde tentoonstelling ‘The State of Things’ (Paleis voor Schone Kunsten, Brussel, December 2009). Ik zie het werk als de belichaming van een overbelicht gat in het beeld van de werkelijkheid, zoals je ook ziet op sommige felle dagen, wanneer het zonlicht weerkaatst wordt door eikelkleurige dakpannen. Ook hier kan je de lampjes proberen te zien en ze dan net niet zien. De zwarte tape werd eerder ook al vaak gebruikt. Hier werkt dit contrastversterkend. Het voegt ook iets onafs toe aan een werk dat niet te mooi wil zijn.

19. Dirk Braeckman-’w t #01’, 2007. ultrachrome inkjetprint on aluminium, 42 x 32 cm.

Dirk Braeckman (Eeklo, 1958) maakt prachtige, tedere foto’s, die onmogelijk beoordeeld kunnen worden op basis van reproducties op het internet of in boeken. De foto die we tonen heb ik uitgekozen omdat hij atypisch is door de kleur, maar tegelijk op een grappige manier verwijst naar Braeckmans waarmerk: de weerkaatsing van de flitslamp, die hier een oplichtende schemerlamp oproept. Alleen door de asymmetrische plaatsing van de lichtvlek weten, we dat het niet om een lamp gaat. Het effect was enkel mogelijk doordat een foto van een schemerlamp werd gefotografeerd.

20. Tamara Van San-Zonder titel, 2008. Plexi en plasticine.

21. Bernd Lohaus
-‘Große Korde’, 1968.

Lohaus (Düsseldorf, 1940) maakte tal van werken met touwen. Dit werk werd in 1968 gemaakt en in 1979 getoond tijdens een solotentoonstelling in het Van Abbemuseum in Eindhoven.

22. gerlach en koop, 2009.

Twee omgekeerde boekenplanken.

23. Raoul De Keyser-Zonder titel 1973 (acryl) en Zonder titel (Maaigem maart series, 1976, olie), 1976. Diptiek.

Raoul De Keyser (1930) maakte oorspronkelijk schilderijen met gestileerde figuratieve elementen. Halverwege de jaren zeventig maakte hij tabula rasa en kwam hij tot nieuw, verrassend fris en vrij abstract werk. De werken die u hier ziet dateren uit die periode. Het zijn scharnierwerken. Heel ontroerend dat wij ze hier mogen zien. Toen ik ze ging oppikken, op dinsdag 2 februari, vertelde hij: ‘Ik heb net een eind gemaakt aan mijn artistieke loopbaan. Ik wil alleen nog een paar aquarellen maken voor Luk. Voor zijn ruimte in Strombeek. Hij weet het wel nog niet. (Lacht.) Kom mee naar het atelier, dan toon ik het.’ In het atelier toonde hij mij oudere met aquarel ingekleurde etsen, een fotootje van zijn echtgenote, enkele prachtige, nieuwe aquarellen en een klein, stuurs schilderij. Hij toonde de achterkant, waarop ik las: ‘De voltooide onvoltooide’. En toen gingen we weer naar beneden.

24. Raoul De Keyser-Zonder titel (landschap), 1973. Met vermelding op de achterzijde: ‘Kwetsbaar’.

25. Rein Dufait
-Zonder titel (Geperforeerde pingpongbat), 2009.

Rein Dufait (Oostende, 1990) is de jongste deelnemende kunstenaar.

26. Damien De Lepeleire-Brons (Giacometti), 2009.

Damien De Lepeleire (Brussel, 1965) is in de eerste plaats schilder. In het algemeen vormt het werk van De Lepeleire een reflectie op het thema van het origineel en de reproductie, vertrekkend van het idee dat een ouderwetse, onhandige of anderszins onwennige reproductie waardevoller kan zijn dan een eigentijdse, modieuze of zogenaamd technisch perfecte. Om die reden verzamelt hij al jaren oude catalogi en boekjes over het werk van kunstenaars als Cézanne, Picasso of Matisse, die vaak tot stand zijn gekomen in nauwe samenwerking met de kunstenaar en daarom veel meer belangwekkende informatie bieden dan de eigentijdse catalogi met hun vandaag zogezegd perfecte, maar morgen alweer verouderde reproducties. Het thema van de reproductie wordt niet benaderd zoals in het werk van Magritte of Broodthaers, maar plaatst zich in het verlengde van - om in ons land te blijven - het werk van Walter Swennen, waarin telkens weer wordt gezocht naar onvermoede oplossingen om een beeld te laten kantelen in een schilderij. De grenzen van het schone worden hierbij voortdurend verschoven, op zoek naar genereuze, nieuwe schilderijen met nieuwe facturen en een nieuwe poëzie.

27. Nadia Navau Indiaantje-Plasticine sculptuur.

Dit werkje werd voor het eerst door mij getoond in Beersel in 2007 (Small Stuff Three) en later tijdens ‘The Moss Gathering Tumbleweed Experience’ in Milaan (2007). Het is een belangrijk werkje binnen het oeuvre van Nadia Naveau, omdat al het huidige werk eruit is voortgekomen. Door op kleinere schaal te werken, kwam ze tot een vrijere, meer speelse benadering van de sculptuur.
In mei van 2007 bezorgde Nadia Naveau mij een uit veelkleurig gelaagde plasticine geboetseerde sculptuur die een strijdlustige indiaan met verentooi voorstelde. Het was een prachtig werk, waarin de woestijnroos-structuur die in eerder werk al voorkwam, meer organisch geworden leek. Grappig namaakmarmer en een sculpturaal meesterschap dat vreugde uitstraalt. In september, tijdens het maken van een boek zag ik voor het eerst foto’s van haar werk ‘Le salon du plaisir’. Ik zat naast de kunstenares. ‘Ze is ontploft,’ dacht ik. We zwegen een beetje terwijl we keken naar de voorbij rollende beelden op het computerscherm. ‘Ik ben ontploft,’ zei ze. ‘Ik heb een vrijheid ontdekt die mij onbelemmerde mogelijkheden biedt.

28. Nadia Navau-Cowgirl. Porselein.

Dit werkje kwam in 2009 tot stand in het EKWC in Den Bosch, waar Nadia Naveau vorig jaar resideerde en monumentale keramische sculpturen creëerde. ‘Cowgirl’ was een eerste poging de speelse vorm van gemengde plasticine na te bootsen met een keramisch medium.
Over haar sculptuur ‘Shirley’s Temple’, in een gesprek met ondergetekende: ‘Ik vind het belangrijk dat een beeld vervreemding oproept. Ik hou van beelden die mij aantrekken, maar waarbij ik op het eerste gezicht niet weet wat ik ermee moet aanvangen, wat de bedoeling ervan is. Een beeld moet een beetje vreemd zijn, een beetje maf,’ vertelde Nadia Naveau. ‘Een goed beeld proef je, het heeft iets smakelijks, ik kan dat niet verwoorden, het is een mengsel dat werkt zonder dat je meteen kan lezen waar het zogezegd over gaat. Wat je zegt over Shirley’s Temple klopt wel. De logica van het beeld is puur esthetisch. Ik had zin om iets smakelijks, baroks en lelijks te maken. Ik wilde op een klassieke manier uitgaan van het idee in een park tentoon te stellen en ik dacht aan een soort troon met bovenop een monument. Ik dacht onder andere aan de Neptunus van de Antwerpse Marnixplaats, die ik prachtig vind. De vlammen zijn voortgekomen uit het boetseren zelf.’

29. Tamara Van San- ‘Black Rumba’, 2009.

Dit werk werd gemaakt  ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘Kunst & Zwalm’ in augustus 2009. Het is voor de tweede keer te zien. Van Tamara Van San (Antwerpen, 1982) kan u op dit ogenblik ook een prachtige, nieuwe, zwarte sculptuur zien in De Overslag in Eindhoven.
Tamara Van San wil kunstwerken maken die niet vertrekken van de geschiedenis (ook al is dat onmogelijk, weet ze) en die ons op een tijdloze manier raken. Kunstwerken die niet vertrekken van gedachten, maar ze wel bij ons oproepen. Als blinde zieners. Zoals de wind en de zee.  Of een boom… In een serre hangt een vier meter hoge sculptuur die bestaat uit met polyurethaan gevulde zwarte nylonkousen die samen een onherkenbaar, trosvormig kluwen vormen. Een fluokleurige, groengeel geverfde, niet opgeblazen en daardoor ingedeukte baseball wordt op de plaats van de deuk verrijkt met in paarse acryl gedrenkte piepschuimen bolletjes, die als pauselijke kaviaar lijken te parasiteren op een onfortuinlijk geblutst ei. In gips gedrenkte, met oranje lak bespoten wolstrengen vormen een booggewelf en druipen opwaarts als broze stalagmieten… Zoals elke taal bestaat uit betekenisloze klanken die pas een betekenis krijgen door hun schikking en gebruik, bouwt Tamara Van San aan een talloze verzen tellend heldendicht, draaiend, trekkend en duwend aan vormen die tot ons spreken zonder woorden, maar zich vol van gedachten verder zingen in de onbewaakte kamers van ons bestaan.

30. Rein Dufait-Zonder titel (Schoen en cement), 2009.

31. Rein Dufait
-Zonder titel (Sinaasappeldoosje en cement), 2009.

32. Elly Strik
-‘So as We Are’, 2008 (deel 1).

Elly Strik (Den Haag, 1961) is het bekendst omwille van drie meter hoge schilderijen of tekeningen, waarop zelfportretten of daarvan afgeleide beelden te zien zijn. Eind vorig jaar toonde ze in het Drawing Center in het Nederlandse Diepenheim echter nieuwe, kleinere tekeningen, die tot kleine reeksen gebundeld werden. De thema’s van Strik’s werk hebben te maken met identiteit, lichamelijkheid, seksualiteit en spiritualiteit. ‘Elke bruid die ik schilder is onzichtbaar,’ zegt ze, ‘pas aan het eind van het huwelijk toont ze haar gelaat.’ Tegelijk spreekt haar werk over de geboorte van het beeld in ons hoofd, wanneer wij naar de dingen rondom ons kijken, én over een leven temidden van kunstwerken, waarbij het eigen werk zich aansluit bij een eindeloze reeks getekende en geschilderde bespiegelingen van bewonderde kunstenaars als Fra Angelico, Cranach de Oude, James Ensor, Leon Spilliaert, Willam Degouve de Nuncques, Philip Guston en vele anderen.

33. Bernd Lohaus-Coudrage, 1965.

34. Elly Strik
-‘So as We Are’, 2008 (deel 2).

35. Tamara Van San
-Zonder titel (Geel tikkenei), 2006.

36. Damien De Lepeleire
-‘Bronzen uit de renaissance: Het knaapje Hercules vecht met slangen’, 2006.

Tijdens solotentoonstellingen in het Cultuurcentrum van Strombeek-Bever en het Kunstverein in Ahlen konden we kennis maken met aquarellen op basis van zwart-wit foto’s van bronzen sculpturen. Nadien liet De Lepeleire zich inspireren door kleine bronzen. Hij vertelde mij hierover het volgende: ‘De mogelijkheid tot het maken van kleine bronzen, gaf kunstenaars als Giambologna de gelegenheid dingen te doen die ze niet konden doen met de grote marmeren beeldhouwwerken. Het nieuwe medium maakte het ook mogelijk dat een nieuwe soort verzamelaars kunstwerken kon aankopen die anders altijd voorbehouden bleven voor de paus en de koningen. Deze kleine bronzen werden zo de ontmoetingsplek tussen twee nieuwe vormen van vrijheid. Het gebruik van de Griekse mythologie maakte het ook mogelijk dingen uit te beelden die door de godsdienst verboden werden. De kunstenaars uit de renaissance deinsden er niet voor terug zich te laten inspireren door het verleden om tot vernieuwend werk te komen. Ik tracht die les naar waarde te schatten.’

37. Berlinde De Bruyckere-Detail IV, 2009.

‘Beste Hans, Berlinde heeft net een aantal nieuwe Glassdomes gemaakt. Het zijn vijf fijne, kleinere werken, maar adembenemend mooi. Misschien zijn het die die je gezien hebt. Het werkje dat ze voor zichzelf zal houden, wil ze met plezier voor jouw project ter beschikking stellen. Het kan in geen geval verkocht worden. Ik stuur je een foto door. Hopelijk vind je het mooi en past het dus in het “concept“.’ Katrien

Berlinde De Bruyckere (Gent, 1964) maakt sinds enkele jaren monumentale wassen sculpturen. Ik heb daarover bericht in het boekje ‘Schmerzensmann V’.
Er zijn kunstenaars bij wie je onmogelijk over de vorm van hun werk kan spreken zonder ook te spreken over hun pogingen iets over de zwaarte van ons bestaan te zeggen. Berlinde De Bruyckere is zo’n kunstenaar. Haar werk is als een getuigenis. Een doorleven van de dingen. Een oproepen en overwinnen van de dingen. Een zichtbaar maken van het onzichtbare, het zwaar maken van de gedachte, het dik maken van de angst en de sympathie, het zacht maken van de woede, het slijmerig maken van het verlangen en het verdriet, het hard maken van het altijd aan de hopeloze buitenkant van de dingen staan. En niet alleen daarom is De Bruyckere een uitzonderlijk kunstenaar. Ook omdat ze als mens, als vrouw, op een uitzonderlijke manier zacht blijft, aanwezig, gehecht, oprecht, menselijk, aandachtig en op een zachte, volhardende manier moedig. Heel weinig bekende kunstenaars heb ik ontmoet die niet genadeloos egocentrisch zijn (die weet hebben van het bestaan van anderen en die met hun werk iets anders proberen te doen dan de eigen iele aanwezigheid opstijven en tot obstakel maken). Ecce homo. Hier staat een vrouw. En ze maakt prachtig, moedig werk.

38. Nathalie Guilmot-Sculpture plate n°1, 2009.

Over deze kunstenaar kan ik nog niet veel vertellen, omdat ik haar werk pas heb leren kennen.

39. Nathalie Guilmot-Sculpture plate n°2, 2009.

40. Nathalie Guilmot
-Sculpture plate n°3, 2009.

41. Tamara Van San
-Zonder titel (Roze touw), 2010.

42. Bernd Lohaus
-Kaspar ist tot, 1964.

Gipsen afgietsel van kleien vorm, bevestigd op bord. De titel van dit werk verwijst naar een gedicht van Hans Arp:

kaspar ist tot

weh unser guter kaspar ist tot
wer trägt nun die brennende fahne im wolkenzopf verborgen täglich zum schwarzen schnippchen schlagen
wer dreht nun die kaffeemühle im urfass
wer lockt nun das idyllische reh aus der versteinerten tüte
wer verwirrt nun auf dem meere die schiffe mit der anrede parapluie und die winde mit dem zuruf bienenvater ozonspindel euer hochwohlgeboren
weh weh weh unser guter kaspar ist tot. heiliger bimbam kaspar ist tot.
die heufische klappern herzzerreissend vor leid in den glockenscheunen wenn man seinen vornamen ausspricht. darum seufze ich weiter seinen familiennamen kaspar kaspar kaspar.
warum hast du uns verlassen. in welche gestalt ist nun deine schöne grosse seele gewandert. bis du ein stern geworden oder eine kette aus wasser an einem heissen wirbelwind oder ein euter aus schwarzem licht oder ein durchsichtiger ziegel an der stöhnenden trommel des felsigen wesens.
jetzt vertrocknen unsere scheitel und sohlen und die feen liegen halbverkohlt auf dem scheiterhaufen.
jetzt donnert hinter der sonne die schwarze kegelbahn und keiner zieht mehr die kompasse und die räder der schiebkarren auf.
wer isst nun mit der phosphoreszierenden ratte am einsamen barfüssigen tisch.
wer verjagt nun den sirokkoko teufel wenn er die pferde verführen will.
wer erklärt uns die monogramme in den sternen
seine büste wird die kamine aller wahrhaft edlen menschen zieren doch das ist kein trost und schnupftabak für einen totenkopf.

weggis 1912




Montagne de Miel, 6 februari 2010