Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

xpo - 2011 - The Tiberius Principle [NL, concept text]
Tekst , 4 p.




__________

Hans Theys


The Tiberius Principle
Een tentoonstelling met werk van afstuderende kunstenaars



Het Middelheimmuseum in Antwerpen vroeg mij of ik wilde optreden als gastcurator voor een tentoonstelling met werk van pas afgestudeerde kunstenaars. Ik nodigde kunstenaar Koen Theys uit mij daarbij te helpen. Samen nodigden we alle nieuwe masters van Sint Lucas Antwerpen en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten uit een bijdrage voor te stellen. Uit deze inzendingen werd een beperkt aantal kunstenaars geselecteerd, zodat de deelnemers over een minimaal budget konden beschikken.

Niemand weet waarom sommige handelingen en voorwerpen kunst genoemd worden. De schrijver Émile Zola, een vriend van de schilder Manet, schreef dat de evocaties van een bloementuil en een zwarte kat in Olympia voorkomen, omdat de schilder op die plekken een beetje kleur en een zwarte vlek nodig had. Het niet-geschilderd zijn van de ‘kat’ (die uit weinig meer bestaat dan een paar vegen, zonder enige poging diepte te suggereren, zoals in een kindertekening) lijkt deze bewering te bevestigen. De schilder en schrijver Jacques-Émile Blanche, die als jongeman het atelier van Manet had bezocht, was het daar eerst niet mee eens. Maar later gaf hij wel toe dat het om een ‘belachelijke en verfijnde’ bloementuil gaat, ‘met zijn paradoxale blauwe bloemen’. Waarschijnlijk bedoelde hij daarmee dat het ging om een verzonnen bloementuil, die je niet in de winkel kon kopen: ‘door Manet uitgevonden omdat hij koude tonen nodig had naast de zalmkleurige jurk van de zwarte dame’. Maar er is niemand die het met zekerheid weet. Niemand kan op een heldere, eenduidige manier verklaren waarom Manet’s schilderijen zo bijzonder zijn. De miljarden pagina’s die geschreven worden over kunstwerken en over ‘de kunst’ geven in de eerste plaats op een grandioze manier uitdrukking aan de machteloosheid van de schrijvers.

Toch bestaan er scholen waar kunst wordt onderwezen. Wonderlijk, want niemand weet hoe je kunst dient te onderwijzen. En toch studeren er veel studenten af en toch zijn sommigen onder hen bijzondere kunstenaars. Niemand weet hoe het werkt. Allicht waren die mensen al kunstenaar voor ze naar school gingen. En allicht heeft de school kunnen helpen door hen tijd, ruimte, verwarming, elektriciteit en ontmoetingen met andere jonge kunstenaars en enkele docenten aan te bieden.

Thomas Grödal zal het befaamde Braem-paviljoen ombouwen tot een hybride ontmoeting tussen een institutionele en een private ruimte. Hij gebruikt daarvoor zelf vervaardigde meubelstukken en kunstwerken. Sommige van die werken heeft hij zelf gemaakt (schilderijen en sculpturen); sommige zijn afkomstig van de museumcollectie en andere werden gemaakt door collega’s zoals de fotografen Bieke Goovaerts en Ingrid Leonard. Bieke Goovaerts maakt indringende portretten van mensen uit haar onmiddellijke omgeving, of van zichzelf. Tijdens deze tentoonstelling toont ze een zelfportret samen met haar kind dat tijdens haar studies geboren werd. Ingrid Leonard maakt magische foto's die lijken op documentaire beelden, maar waarin telkens iets niet lijkt te kloppen omdat ze zo perfect in scène gezet lijken. We zien brandweeroefeningen, nagebouwde kazernes, ziekenhuizen of vreemdsoortige wetenschappelijke centra waarin mensen op een heel intense manier onbegrijpelijke absurde handelingen verrichten. Deze foto’s zullen te zien zijn in het Braempaviljoen. Met beelden die hij heeft gevonden op het internet, componeerde Michiel D'Hont een videocollage van futuristische stadszichten en droombeelden waarin een duistere toon overheerst. Dit werk werd van een knappe klankband voorzien door Matti Degueldre. Het wordt getoond in een container. An Sofie Guilbert maakte een prachtig werk op basis van de logo's van alle Vlaamse gemeenten. In verschillende stappen deconstrueert ze deze logo's op basis van kleur en vorm tot er allerlei abstracte composities ontstaan. Een nieuwe versie van dit werk wordt aangebracht op de glazen wanden van het nieuwe, nog nooit eerder gebruikte Körmelingpaviljoen, dat zal fungeren als een reusachtige lichtbak. Lien Huwels maakt ontwapenende fotos' van zichzelf, waarin referenties aan de kunstgeschiedenis doorschemeren die je wel vermoed, maar moeilijk aan kan wijzen. Ze neemt daarbij de positie in van het kunstenaarsmodel dat zich zo goed mogelijk aanpast aan de wensen van de kunstenaar, maar diens bedoelingen niet zo goed begrijpt. Speciaal voor deze tentoonstelling heeft ze nieuwe foto's gemaakt in het park. De meest beklijvende van deze foto’s transfigureert het Lieshout-paviljoen in een Amerikaanse trailer. Kim Le Bruyn maakt blow-ups van gevonden amateurfoto's , die ze in reeksen presenteert. Op basis van diezelfde foto's maakt ze ook videowerken waarin ze subtiele bewegingen toevoegt aan de stilstaande beelden. Thomas Verstraeten toont een video-installatie met 'gevonden performances' die hij in allerlei Antwerpse parken registreerde. Deze gefilmde acties roepen vaak herinneringen op aan bekende performances uit de kunstgeschiedenis, maar worden uitgevoerd door gewone parkbezoekers, die zich van niets bewust zijn. Dit werk wordt op verschillende schermen geprojecteerd in het Lieshout-paviljoen. Verder zal er van hem tijdens de opening een performance met ronddobberende muzikanten te zien zijn. Cristian Bors en Marius Ritiu doen humoristische, provocerende interventies in tentoonstellingen of in de stad en maken sculpturen. Een van die sculpturen, met foto’s beplakte, piepschuimen zelfportretten, waarbij ze als fietsende toeristen over de omheining van het Middelheimpark proberen te kijken, wordt zeker getoond. Daarnaast bereiden ze enkele nieuwe sculpturen voor die worden getoond in de loods.

Twee maanden na de selectie van deze kunstenaars, valt nog meer op wat hun werk gemeen heeft: telkens gaat het om beelden die een onbestaande werkelijkheid oproepen. Dingen die je niet kan vastpakken, bedoel ik, zoals dromen, ofwel dingen die echt lijken, maar eigenlijk een soort van decor zijn. In de schilderijen en sculpturen van Thomas Grödal voel je een machteloze blik op een onveranderlijke, ongrijpbare natuur, waargenomen door een geïsoleerde enkeling. Het ondergaande zonlicht, neergelegd in brede, sensuele toetsen, lijkt de toppen van de naaldbomen te beroeren of op te lossen. Noorse olie en verboden verlangens verstrengelen zich. In de woonkamer-achtige benadering van het Braempaviljoen zet deze evocatie van een belemmerde of verstoorde intimiteit zich op een beklemmende manier voort. Kim Le Bruyn brengt verloren en vergeten kiekjes van onbekende mensen tot een publiek bestaan. Lien Huwels en Bieke Goovaerts maken beelden van zichzelf die de gestalte aannemen van benauwende iconen. Cristian Bors en Marius Ritiu sculpteren zichzelf als buitenstaanders of maken met polyurethaanschuim en opgeplakte prints kopieën van bekende sculpturen. Ingrid Leonard evoceert plekken waar de werkelijkheid zich voordoet als een decor of waar decors zich voordoen als onwezenlijke, maar werkelijk bestaande plekken. Thomas Verstraeten filmt gewone mensen die onbewust beroemde performances re-enacten. Michiel D'Hont en Matti Degueldre creëren droombeelden met gevonden foto’s en An Sofie Guilbert schept een vindingrijke, ritmische, kleurrijke vormenwereld met fragmenten van stompzinnige logo’s.

Telkens treffen we iets aan dat tegelijk iets anders lijkt te zijn. Een voorwerp dat nieuwe beelden oproept. Die vreemde, dubbele werking van het beeld is fascinerend. In de poëzie of de muziek tref je haar misschien ook aan, maar anders. Ook daar worden beelden, verhalen, gedachten of gevoelens opgeroepen, maar die zijn niet zo manifest in tegenspraak met wat we lezen of horen. In de beeldende kunst wel. Daarom leende zij zich voor de Vlaamse Primitieven tot een ideale vorm om te tonen hoe God zich in de schepping toont door zich te verhullen of verhult door zich schijnbaar te tonen. De prachtige, onwerkelijke ruimtes van Van Eyck, Campin of Van der Weyden! De schijndiepte in de Kruisafneming van Rogier!

Kijkend naar Le Balcon van Manet, deze zomer in Parijs, overpeins ik de eerste zin van Blanche’s in 1924 gepubliceerde boek over deze schilder: ‘Als er een hachelijk schilderkunstig oeuvre is om over te spreken in deze tijden van theoretici en van intellectueel onderzoek, dan is het wel dat van Manet.’ In de linker benedenhoek van Le Balcon, zie ik, heeft hij een bleke vaas op een fabelachtige manier reliëf gegeven. Maar de spijlen van de balustrade zijn gewoon plat geschilderd, als strepen verf. Zonder schaduw of een illusie van reliëf. En de bollen van het smeedwerk zijn gewoon ronde vlakjes. Het is heel grappig. Heel indrukwekkend. En hoe weinig diep denkwerk was daarvoor nodig, bedenk je, tenzij een schilderend denken en het soort denken dat je nodig hebt om lef te verzamelen.

In 1865 had Zola het opgenomen voor Courbet, tegen diens inlijving door Proudhon, die Courbet beschouwde als een voorbeeldig strijder voor de vooruitgang van de beschaving. ‘Ik zou niet geprezen willen worden door Proudhon,’ schrijft Zola, ‘want de man prijst zichzelf wanneer hij een kunstenaar prijst, hij is al content met een idee of een onderwerp dat de eerste de beste kladschilder kan vinden en gebruiken. () Proudhon wil dat kunstwerken het product zijn van een natie, ik eis dat ze het product zijn van een individu. () Een kunstwerk is een hoekje van de schepping, gezien doorheen een temperament.’

En hierin schuilt het wonderlijke van ook deze tentoonstelling. Elke bijdrage voert de kracht van een dubbelzinnig beeld ten tonele, maar elke kunstenaar doet dit op zijn of haar eigen manier. Het thema is één, maar de vormen zijn oneindig.


Montagne de Miel, 2 oktober 2011