Hans Theys ist Philosoph und Kunsthistoriker des 20. Jahrhunderts. Er schrieb und gestaltete fünzig Bücher über zeitgenössische Kunst und veröffentlichte zahlreiche Aufsätze, Interviews und Rezensionen in Büchern, Katalogen und Zeitschriften. 

Diese Plattform wurde von Evi Bert (M HKA : Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in Zusammenarbeit mit der Royal Academy of Fine Arts Antwerpen (Forschungsgruppe ArchiVolt), M HKA, Antwerpen und Koen Van der Auwera entwickelt. Vielen Dank an Fuchs von Neustadt, Idris Sevenans (HOR) und Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Guy Rombouts - 2018 - Love is Bling [EN, interview]
, 4 p.




__________

Hans Theys


Liefde is bling
Een gesprek met Guy Rombouts



Guy Rombouts (°1949) staat naast mij. We kijken naar een opschrift op het raam van de galerie. Het opschrift is gesteld in het Azart, een zelf ontworpen alfabet waarvan elke letter door zijn vorm verwijst naar de beginklank van de naam van een gelijkvormig voorwerp. Zo heeft de letter die naar de klank ‘m’ verwijst de vorm van een meander, net zoals de l-klank in het Fenicisch de vorm had van een primitieve hak of ploeghaak (een tak met zijtak), die ‘lamed’ werd genoemd (allicht verwant met ons ‘lemmet’ en het Franse ‘lame’).  “Ons alfabet heeft zich langzaam losgezongen van de realiteit,” vertelt Rombouts, “en met het Azart ga ik er terug naartoe.” Omdat de letters van het Azart ook een eigen kleur hebben en aan elkaar geschreven worden, vormt het opschrift op het raam een veelkleurige figuur. De elegantie en gelijkmatigheid van de met vetkrijt aangebrachte letters verraden de vaste hand van een geoefend tekenaar of beeldhouwer. Het opschrift luidt: ‘Love is bling’.

Rombouts informeert naar de gesteldheid van mijn rechterarm, die tijdens onze vorige ontmoeting in het gips zat. Zo ontstaat een gesprek over verongelukte handen. Rombouts vertelt dat zijn vaders hand, wegens een loshangende manchet, eens bijna werd gegrepen door een drukpers. ‘Gelukkig kon hij met een van zijn voeten nog tot bij het bedieningspaneel…’ Heel even genieten we van de opluchting die verbonden is met deze herinnering.
‘In Gent was er vroeger een fabriek waar ze krantenpapier maakten,’ vertelt Rombouts dan. ‘Dat gebeurde in reusachtige, ronde kuipen waarin rondzwevende messen het hout tot pulp vermaalden. Op een dag is daar een werkgever in gevallen en vermalen. Maar ze hebben de productie niet stilgelegd. Hij was toch helemaal verdwenen, opgegaan in het papier. Weet je nog hoe er in krantenpapier vroeger van die splintertjes zaten, die je er soms uitkrabde? Elke keer als ik dat deed, heb ik aan die man teruggedacht…’
We zwijgen even. ‘Dat klinkt als een terugkerende nare droom,’ zeg ik, ‘of een stadslegende die je heeft aangesproken… Je bent in Gent typografie gaan studeren omdat je voorbestemd was de drukkerij en uitgeverij van je vader over te nemen.’ ‘De taal is vreemd,’ antwoordt hij. ‘De mensen die werk geven, noemen ze werknemers, en de mensen die het werk nemen, noemen ze werkgevers…’
We betreden de galerie en kijken naar een uitgestald alfabet dat bestaat uit voorwerpjes die een naam hebben die uit drie letters bestaat: aar, bel, col enzovoort. Voor de letter ‘f’ ligt er een bril, die door Rombouts’ vader nog een ‘fok’ werd genoemd, voor de ‘g’ ligt er een stuk git (dat Rombouts aan drukinkt doet denken), voor de ‘h’ het zooltje van een naaldhak en voor de ‘o’ een metalen gewichtje (een ons). Elk voorwerp roept associaties en droombeelden op, maar verrast ook door de eigen schoonheid, het patina, de onverwachte verschijning. Samen vormen ze een avontuurlijke sculpturale wandeling.
In het volgende vertrek treffen we een prachtige sculptuur aan: 26 zwarte stukken stof waar je een voorwerp in kan verbergen. Ze hangen aan een zwarte draad, waardoor ze op veel verschillende manieren kunnen worden opgehangen. Het werk is een voel-alfabet, dat in 1982 werd getoond in De Appel in Amsterdam. Sommige stukken stof zijn heel mooi bewerkt, bijvoorbeeld met knoopsgaten. Ik vraag Rombouts waar de stof vandaan komt en hoe de vormen tot stand zijn gekomen.

Rombouts: De hele sculptuur bestaat uit onderdelen van mijn vaders trouwkostuum. Ik heb het uit elkaar genomen met mijn moeder, die er zakken van maakte en ook de nieuwe zomen genaaid heeft.

- In 1982? Toen je al in Antwerpen woonde?

Rombouts: Ja.

- Je bent teruggekeerd naar het ouderlijk huis en je hebt daar met je moeder het trouwkostuum van je vader verknipt?

Rombouts: Ja.

- Vroeger heb je mij verteld dat je het als twintiger heel zwaar had, omdat je niet kon kiezen tussen het kunstenaarschap en het overnemen van de drukkerij en de lokale krant die je vader uitgaf. Het scheen mij toe dat het bedenken van het Azart-alfabet een onbewuste manier was om zowel kunstenaar te zijn als loyaal te blijven aan de droom van je vader.

Rombouts: Dat zou kunnen.

- Op bewust niveau is het Azart-alfabet voortgekomen uit mistevredenheid met betrekking tot de contingentie en de ontoereikendheid van de taal.

Rombouts: Dat klopt.

- Een van de dingen die je hebben gered, is je ontdekking van de Wide White Space, waar je onder meer het werk van Marcel Broodthaers hebt leren kennen. Door dat werk heb je ingezien dat dingen die je toen al met woorden deed, ook als kunst beschouwd konden worden… Ik begrijp dat pubers teleurgesteld kunnen zijn door de zogenaamde ontoereikendheid van de taal. Ten slotte moeten kinderen opgemerkt en begrepen worden door hun ouders als ze willen overleven. Maar een man als Broodthaers? Waarom wilde die persé begrepen worden?

Rombouts: Volgens mij is dat de kern van het dichterschap. Je wil iets zeggen, maar je bent geobsedeerd door de stilte die je daarvoor moet doorbreken. Je wees mij net op de bijzondere bloesems van een Cornus Aurora, die als waterlelies bovenop de kruin lijken te drijven. En dan hebben we in stilte naar die boom gekeken. Zo’n stil samen kijken is een vorm van communicatie die voorafgaat aan de taal, denk ik. En zo’n stilte vergt lezers die tussen de regels kunnen lezen. Een echte verstandhouding gaat vooraf aan de taal. De taal wordt er later op geplakt.

- Soms zijn onze overtuigingen geworteld in ervaringen die we vergeten zijn.

Rombouts: Zoals je weet ben ik opgegroeid in Geel, waar veel andersdenkende mensen inwoonden bij gewone gezinnen. Ook mensen uit Engeland of Nederland die door hun familie, tegen betaling, werden ondergebracht bij Vlaamse gezinnen.

- Dus als je iemand op straat ontmoette, wist je niet of hij of zij ‘normaal’ of ‘abnormaal’ was? En als je sommige van die mensen leerde kennen, verloren die termen misschien hun betekenis?

Rombouts: Dat denk ik wel.

- Je bent niet alleen gefascineerd door taal, je bent ook een begenadigd maker van beelden en sculpturen. Zou die gave ook terug te voeren zijn tot iets dat je in je jeugd hebt meegemaakt?

Rombouts: In de drukkerij gebruikten we voor de titels grote letters van kops gezaagd perenhout. Een eerste vorm van zichtbaar schrijven, is een achter elkaar plaatsen van die fraaie voorwerpen, denk ik… Maar ik vond het ook fijn mijn moeder te helpen bij het inrichten van de etalage.

- Je moeder dreef een winkel?

Rombouts: Ze verkocht papierwaren. En het door mijn vader uitgegeven Nieuwsblad van Geel, natuurlijk. Als er een nieuw nummer verscheen, stond er altijd een range rij klanten aan te schuiven om de advertenties als eerste te kunnen lezen.

- Had je een eigen plek in haar winkel?

Rombouts: Ik zat onder de toonbank, die een glazen voorzijde had. Vanuit dat aquarium kon ik alles zien en alle gesprekken met de klanten volgen. Mijn moeder schilderde ook. De kunstenaar Gerard Herman stuurde mij eens een reproductie van een Spaans stilleven, waarin hij meende Azart-letters te herkennen. Ik kende het schilderij, want mijn moeder had het gekopieerd en het hing in huis…

- Op het schilderij komt ook een sinaasappelschil voor. Een thema dat vaak terugkeert in je sculpturen.

Rombouts: Dat klopt.

- Bijna was je voor altijd vermalen en opgeslorpt door de krant, maar je moeder heeft je losgezongen.

Rombouts: Zo zou je het zeker kunnen samenvatten.


Montagne de Miel, 6 mei 2018