Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Ann Veronica Janssens - 2018 - Het trage zwemmen [NL, review]
, 3 p.




__________

Hans Theys


Het trage zwemmen
Over een tentoonstelling van Ann Veronica Janssens

 

Momenteel kan u in De Pont in Tilburg terecht voor de eerste museale tentoonstelling met werk van Ann Veronica Janssens (°1956) in Nederland. We zien verschillende bekende werken, waaronder het magistrale, meterslange I-profiel dat aan de bovenzijde gepolierd is; een veelkleurige mist-installatie waar je doorheen kan wandelen, enkele ‘aquaria’ met schijnbaar zwevende kleurplaat en enkele gekleurde glasplaten die van kleur veranderen als je zelf van standpunt verandert. Mooie werken.
              Ik ontmoette Janssens voor het eerst in 1991. Tussen 1993 en 2007 hebben we vaak samengewerkt, onder meer voor het maken van enkele catalogi en bij de opbouw van tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Wie haar werk nog nooit heeft gezien, moet zich natuurlijk naar Tilburg reppen, maar voor wie haar werk al kent, zou ik graag enkele bedenkingen verwoorden naar aanleiding van dit Tilburgse avontuur. Tot 1999 toonde Ann Veronica Janssens nooit meer dan één werk of één interventie per tentoonstelling (de enige uitzondering was een galerietentoonstelling in Parijs, denk ik). Tot vandaag heb ik nooit echt begrepen waarom. Deze tentoonstelling maakt dit echter duidelijk.
              Het werk van Janssens komt voort uit lectuur, experimenten en haar persoonlijke, visuele ervaringen, die voortvloeien uit een specifieke, minder gangbare manier van kijken, verwant aan een fundamentele ervaring van Giacometti die hij verschillende keren heeft beschreven: tijdens een bezoek aan een filmvoorstelling in 1945, zag hij op het scherm plotseling alleen nog zwarte en witte vlekken, waardoor de beelden ‘betekenisloos’ werden en als hij naar de andere bioscoopbezoekers keek, zag hij een ‘volkomen onbekend spektakel’. Met haar werken, probeert Janssens gelijksoortige ervaringen op te roepen bij de toeschouwer. Het best is dit tot nu toe gelukt in Bern in 2003, in Leverkusen in 2007 en vooral in Villeurbanne in 2017, waar het volledige museum werd ingenomen door haar werken en het gesloten circuit een snoer van stille ervaringen mogelijk maakte. (Je hoefde ook niet terug te lopen, waardoor alles er ineens ontwaard kan uitzien.) Marseille was prachtig. Wiels was radicaal en intens, maar ruimtelijk overladen. In het S.M.A.K. was de ervaring verbrokkeld en verstoord. In Tilburg ook.
          Ik ben dol op De Pont in Tilburg omdat er enkele prachtige werken te zien zijn in optimale omstandigheden. Het museum heeft drie prachtige schilderijen van Tuymans, een mooie Jeff Wall, een fors werk van Howard Hodgkin, twee vroege sculpturen van Thierry De Cordier, een klassiek werk van James Turrel en deze keer zag ik ook een belangrijke installatie van Michel François, met hangende gedroogde paardenbloemen en een plattegrond van een gevangeniscel (getekend door een tapijt te scheren) en de mooie film ‘Sunrise’ van David Claerbout. Het museum slaagt het best in haar opzet wanneer ze deze werken een eigen hoek of plek kan geven, zodat je ze op een rustige manier kan ervaren. Wat gebeurt er echter met de werken van Janssens?
De allereerste mistsculptuur werd in februari 1997 bedacht voor het M HKA, dat toen nog witte muren, plafonds en vloeren had. Om dit nulliteits-effect te versterken, vulde Janssens twee zalen met verdampte olie, die zich voordeed als mist. In de Kunsthalle in Bern vulde ze eveneens drie grote zalen, die je in een boog kon doorlopen, om uiteindelijk opnieuw in de inkomhal te belanden. De mist werd daar gekleurd door folie op de ramen te kleven. Voor een tentoonstelling in de Nationalgalerie in Berlijn (in 2001), werd besloten de tentoonstellingsruimte zo leeg mogelijk te maken, zodat de architectuur van Mies van der Rohe zichtbaar werd. De mistsculptuur werd daarom getoond in een container die zich buiten op de esplanade bevond. Vandaag zien we een tussenoplossing: een container-achtige constructie die in het museum werd geplaatst. Dat is een halfslachtige oplossing die oneer doet aan Janssens’ werk.
Haar andere werken gaan eruitzien als kunstwerken: voorwerpen die je kan opmeten, verpakken, verzekeren en verkopen. Je staat ervoor, maar je weet niet waarom. Achter je valt de ruimte dood, als in een winkelcentrum. De ruimte voelt rommelig aan. Niet poëtisch irregulier, zoals in een bos, maar rommelig, zoals in Vlaamse musea. (Telkens weer laat ik de bevoegde personen in dit land weten dat ze, bij het bouwen of inrichten van een museum, raad moeten vragen aan kunstenaars met een uitgebreide internationale tentoonstellingservaring. Ze doen dat nooit echt. Het is om te janken, eigenlijk.)
Na het bekijken van de werken van Janssens, heb ik mij laten verrassen door enkele werken van Anne en Patrick Poirier (de papieren afdrukken van gedeelten van een kathedraal) en de sensuele schilderijen van Michael de Kok. Daarna heb ik mij voor de zoveelste keer onderworpen aan de weldadige vertraging van de film ‘Sunrise’ van David Claerbout en, uiteindelijk, mezelf nog eens getrakteerd op de lichtsculptuur van James Turrel. Maar alleen bij die laatste twee werken overkwam het mij verlost te raken van het gevoel dat ik door een winkel liep, waar je niet te lang mag treuzelen omdat anderen aanschuiven voor een tijdelijke verlichting van hun koopneurose.
De vraag is wat er dan eigenlijk gebeurt, natuurlijk. De Nederlandse kunsthistorica Mieke Bal schreef over Janssens’ mist-sculpturen dat die haar onderdompelden in een stroperige tijd. Het voornaamste verschil met de sculptuur van Turrell is dat Janssens denkt vanuit de beweging. De toeschouwer moet kunnen bewegen om de in elkaar overgaande kleuren te kunnen waarnemen. Eigenlijk nodigt ze ons uit tot een traag zwemmen. Turrel en Claerbout laten ons zitten. Dat is gemakkelijker voor mij.  Zouden er daarom ook banken staan in het Louvre? Zittend kom ik tot rust. Ik kijk naar de lichtsculptuur van Turrel en ik vergeet mezelf. Het licht wordt voorwerp, ikzelf word voorwerp. Geen consumptieproduct, geen consument, gewoon een ding. Een wezen. Ik stop met denken en ik word louter oog, louter waarneming. Ik word zelf licht. Ik ben heel even vrij, en tegelijk verbonden met de wereld. Ik hoef geen nieuw paar sokken meer te kopen. Ik ben eindelijk compleet.
              Na het schrijven van voorafgaand stuk vraag ik Ann Veronica Janssens wat ze hier zelf van denkt. ‘De directeur wilde alleen welbepaalde, bestaande werken tonen,’ vertelt ze, ‘zodat ik geen werk kon maken dat was aangepast aan de ruimte. Dit leidde meteen tot problemen, omdat hij zowel daglicht- als kunstlichtwerken had gekozen, waardoor de tentoonstelling verbrokkelde. Het mistpaviljoen, bijvoorbeeld, is gebouwd tussen twee muren die eigenlijk een vaste sculptuur van Mario Merz verbergen. Het bouwen van een soort container in de museumruimte is een vreemd compromis, binnen mijn werk, maar er was geen andere oplossing. Jammer, want ik had verschillende goeie ideeën. Gelukkig heb ik gelijktijdig een tentoonstelling in Finland, waar ik wel vrij kon handelen, en volgend jaar komt er een grote tentoonstelling in Kopenhagen, waar ik zowel oud als nieuw werk mag tonen. Daar kijk ik naar uit.’


Montagne de Miel, 5 december 2018