Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Berlinde De Bruyckere - 2019 - Uitblijvend antwoord [NL, interview]
Interview , Tekst, 2 p.

______________

Hans Theys

 

 

Een soort van uitblijvend antwoord

Gesprek met Berlinde De Bruyckere

 

Momenteel vindt in het Mechelse Museum Hof van Busleyden een van de best gemaakte tentoonstellingen plaats die ik in ons land ooit heb gezien. Uitleggen waarom de tentoonstelling zo bijzonder is, is niet zo eenvoudig. Het wonder speelt zich af in een betonnen kelder, waarin hoge wanden werden geplaatst die aan hun uiteinden de vorm hebben van stalen I-profielen, waardoor ze lichter worden en er functioneler gaan uitzien. De buitenste wanden werden op ongeveer anderhalve meter van de betonnen keldermuren geplaatst, zodat je die muren nog kan zien en de plaatsing van de wanden kan lezen als een sculpturale ingreep in plaats van als een ongeïnspireerde, decoratieve toevoeging. Wie de ruimte achter deze wanden verkent, ontdekt een geheime ruimte, met een bijzonder door De Bruyckere gemaakt stilleven, dat vergezeld gaat van een hoog rek met gerestaureerde en gerepertorieerde onderdeeltjes van 16de-eeuwse, door kloosterzusters vervaardigde, permanent aangevulde, bijgewerkte en onderhouden Besloten Hofjes: voornamelijk uit handwerk bestaande voorstellingen van het Aards Paradijs.

 

De opstelling

Vooraleer dieper in te gaan op de tentoongestelde werken, wil ik nog even doorgaan over de opstelling. Die is asymmetrisch. De structuur van de tentoonstelling is overzichtelijk en uitnodigend, maar onbegrijpelijk. Daardoor komt ze tot leven, zoals een mooie tuin. Tegelijk is het een labyrint, maar dan alleen als aanzet, als suggestie. Eigenlijk bevinden we ons in een besloten hof. De asymmetrie wordt versterkt door de contrapuntisch neergezette zitbanken, die de ruimte niet domineren, maar verrijken, bijvoorbeeld door een uitzicht te bieden op de achterzijde van een monumentale sculptuur. Door deze achterzijde zo in het licht te plaatsen, belet de kunstenaar dat we de tentoongestelde werken als louter ‘prentjes’ gaan zien die iets moeten betekenen. Ze verschijnen aan ons als voorwerpen, als bomen, als dingen die we denken te herkennen maar niet begrijpen.

 

Lichtgevend en hoopvol

De tentoonstelling is opgebouwd rond de presentatie van zeven pas gerestaureerde Besloten Hofjes, die verwerkt werden in de toegevoegde wanden, die daardoor de functie krijgen van grote lijsten of toonkasten. Soms is ook de achterzijde van de Hofjes zichtbaar, waardoor ze een andere, echtere, toegevoegde werkelijkheid krijgen die hun loutere ‘beeldwaarde’ overstijgt, net zoals de in de ruimte geplaatste sculpturen van De Bruyckere.

 Een criticus omschrijft deze tentoonstelling en de daarin opgenomen sculpturale taferelen van De Bruyckere als duister en hopeloos. Ik zie eerder het omgekeerde. Niet alleen in de werken zelf, maar ook in hun opstelling.

 Wat De Bruyckere ziet in de Besloten Hofjes, vermoed ik, is niet alleen de vlijt en de toewijding van de gelovige kloosterzusters, en ook niet alleen het verfijnde, aandachtige handwerk en de voelbare tijd die nodig is geweest om deze uit veel kleine onderdeeltjes zorgvuldig opgebouwde kunstwerken te vervaardigen, en ook niet alleen de geheime wijze waarop de verlangens van het lichaam hier gestalte krijgen of worden gesublimeerd, maar ook, en dat is het voornaamste denk ik, de beeldende kracht die van dit alles uitgaat. En daarmee bedoel ik niet wat je kan zien, maar wat er opdoemt in je hoofd en hart wanneer je ze beschouwt: de wensen, dromen en fantasieën van deze kloosterzusters (en de mens in het algemeen) én het besef dat zij, door deze dingen te maken, gestalte gaven aan hun wereldbeeld en zelfs aan een vorm van zijn, van handelen, van omgaan met het leven.

 Op gelijke wijze lijkt het alsof de bas-reliëfs van De Bruyckere in de schemer aan ons verschijnen. Geheime verlangens lijken zich te tonen. Erotiek, dood, denken en voelen verstrengelen zich. Maar ook de ‘beelden’ zelf, namelijk het visuele effect van de samengebrachte materialen, verschijnen aan ons als een soort van zingeving, een soort van bezieling van de dingen en het leven, net zoals een religieuze voorstelling dat in de Middeleeuwen kan hebben gedaan voor gelovigen. En op mij maakt dit gebeuren geen hopeloze, maar juist een hoopvolle en bevrijdende indruk, al was het maar door het besef niet helemaal alleen te zijn.

 Tot slot zou ik het nog eens willen zeggen: wat onze sombere criticus ziet en leest, zijn tekens die hij meent te herkennen en wenst te interpreteren. Wat ik zie is een sculpturaal en beeldend gebeuren, dat op een geheime, maar krachtige manier spreekt over ons bestaan en dat net zomin een ‘interpretatie’ van node heeft als een boom.

 

Gesprek

Ik heb met de kunstenaar niet over deze tentoonstelling gesproken. Maar nu ik toch aan het schrijven ben, zou ik van de gelegenheid gebruik willen maken om een paar woorden op schrift te stellen die we zes maand geleden, in juni, met elkaar hebben gewisseld.

 Eerst keken we naar gouddraad, waarvan ze ergens in Frankrijk een heel stalletje had gekocht. En dan bezochten we de ateliers en keken we naar nieuwe, prachtige werken die bijna uitsluitend bestonden uit dekens die over elkaar gehangen waren. Ook liepen we door de tuin, waar honderden dekens lagen te verkleuren en beschimmelen, aangevreten door tal van diertjes. Sommige dekens vertoonden gaten, andere waren gaan vervilten en nog andere vertoonden kringvormige patronen die we bijvoorbeeld kennen van de huid van sommige katachtigen, waardoor zichtbaar werd hoe de werking van bacteriën het toevalspel van de genen kan imiteren, omdat chemische en natuurkundige wetten maar een beperkt aantal patronen mogelijk maken.

 In de sculpturen die ik toen zag, kregen deze patronen en het verviltingsproces een functie, omdat ze de wollen dekens lieten terugkeren naar hun oorsprong en op dierenhuiden deden gelijken. De gaten, op hun beurt, zorgden voor schaduwen, diepte en een samengaan van verschillende lagen en kleuren, zoals we dat ook kennen van de schilderkunst. En net zoals het dooreen weven van lagen of kleurvlakken in de schilderkunst de illusie van een ruimtelijke figuur tot stand kan brengen, zo leken hier aan ons gedaanten te verschijnen, maar dan op een tegelijk schilderkunstige als sculpturale manier.

 

- Hoe ben je tot deze nieuwe vorm gekomen?

Berlinde De Bruyckere: Ik heb vroeger een werk gemaakt dat bestond uit een kar die gevuld was met honderden boven elkaar gestapelde dekens. Veel van die dekens zijn stuk gegaan. Ik heb het werk uit elkaar genomen en heb alle dekens stuk voor stuk laten schoonmaken met een hogedrukreiniger en in de tuin laten drogen. Verder had ik mijn assistenten gevraagd om ze in het atelier op te hangen om te zien of ik er nog iets mee kon doen. Toen hebben ze besloten de dekens niet naast elkaar te hangen, maar bovenop elkaar, zonder na te denken over kleur of compositie. En toen ik binnenkwam ontdekte ik drie onbewust gemaakte bijna-sculpturen, waarmee ik aan de slag ben gegaan.

 Vroeger had ik al eens een werk gemaakt met geperforeerde dekens, met mooi uitgeknipte uitsparingen, maar hier zag ik dat de gaten die door de natuur in de dekens waren gemaakt, veel meer aansloten bij mijn huidige manier van werken. Daardoor ben ik opnieuw gaan nadenken over de mogelijke betekenis van het werken met dekens.

 Tegelijk ben ik donkerrood behangselpapier gaan gebruiken dat ik heb laten verwijderen van de muren van een woning. Niet om sculpturen mee te maken, maar om de woning terug te brengen tot haar oorspronkelijke staat. Het papier heb ik echter bewaard. Net zoals de loden elektriciteitsleidingen met de spijkertjes.

 

- Die in sommige recente sculpturen aan doornenkronen of littekens doen denken.

De Bruyckere: Ja. Maar ook dat behangselpapier is toevallig in mijn atelier terechtgekomen. Eigenlijk wilde ik grote tekeningen maken en herinnerde ik mij dat ik die grote papiervellen van 3 × 2,5 meter had bewaard. Ik dacht dat ze door de sporen van hun verleden een mooie ondergrond konden vormen. Maar toen kwam de angst die mooie vellen kapot te maken door er iets aan toe te voegen en ook lukte het niet om met potlood mijn tekeningen naar dat formaat te vertalen. En toen kwamen die dekens binnen en herinnerde ik mij die loden leidingen en ineens kwam alles samen in het ontstaan van een soort van monumentale, sculpturale collage-tekeningen, in plaats van tekeningen enerzijds en zich in de ruimte bevindende sculpturen anderzijds.

 Sommige dekens deden mij aan de geschilderde monnikspijen van Zurbarán denken en zo ben ik opnieuw naar diens werk gaan kijken. Als ik naar die monniken kijk, dan lijkt het daar te gaan over de essentie. Alle ballast is verwijderd. Op een vergelijkbare manier is mijn werk opnieuw abstracter geworden. De figuren zijn verdwenen, ook al blijven ze aanwezig. Die monniken van Zurbarán hebben de ogen gericht op God. Eigenlijk hebben ze leren leven met een soort van uitblijvend antwoord. Dat vind ik een mooie manier om invulling te geven aan je bestaan.


 

Montagne de Miel, 3 februari 2019