Hans Theys est un philosophe du XXe siècle, agissant comme critique d’art et commissaire d'exposition pour apprendre plus sur la pratique artistique. Il a écrit des dizaines de livres sur l'art contemporain et a publié des centaines d’essais, d’interviews et de critiques dans des livres, des catalogues et des magazines. Toutes ses publications sont basées sur des collaborations et des conversations avec les artistes en question.

Cette plateforme a été créée par Evi Bert (Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) en collaboration avec l'Académie royale des Beaux-Arts à Anvers (Groupe de Recherche ArchiVolt), M HKA, Anvers et Koen Van der Auwera. Nous remercions vivement Idris Sevenans (HOR) et Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Cel Crabeels - 2002 - Pauw komt [NL, essay]
Texte , 5 p.

 

______________________________________

Hans Theys


Pauw komt

Naar aanleiding van een werk van Cel Crabeels


Ik luister naar een reeks geluidsfragmenten die mij bezorgd zijn door Cel Crabeels. Ze horen bij een videowerk dat hij nog niet heeft gemonteerd. Het zijn de geluiden die gepaard gingen met de opnames.

Het eerste geluid is het wringende schuren van over elkaar wrijvende stoffen dat mij terugbrengt naar een judozaal op de zolder van een vijftien meter hoog katholiek gebouw, dertig jaar geleden, waar kinderen en jonge mannen, onder begeleiding van meester Erik en meester Raes, stil schuifelend bewegingen inoefenden. Het was er stil. Je hoorde alleen het hijgen, het vallen, het slepen van de voeten en het schuren van de kimono's. Meester Raes had een imposant, rood lichaam dat naar dieren rook. Hij was bijna veertig. Toen ik bij hem in de klas zat, nodigde hij de hele klas uit bij hem thuis, waar hij ons toonde hoe je met één karateslag een konijn kon doodmeppen.

Het tweede geluid dat mij trof was een vreemde, terugkerende klap. Eerst dacht ik aan de sluiter van een Hasselblad, maar toen herinnerde ik mij de luide klap van grote flitslichten. Ik heb eens een jaar lang met een fotograaf sculpturen gefotografeerd bij rijke mensen die kunst verzamelden. Meestal moesten we de sculptuur bevrijden uit een krappe, plexiglazen doos, een groot vertrek van het huis leeg maken en verduisteren voor een kleurechte foto en de sculptuur zo opstellen dat we een goede foto konden maken. Op een dag probeerden we zo een grote ballon op te hangen in het midden van een grote kamer, terwijl de nerveuze vrouw des huizes alles rondom ons voortdurend opruimde. Zowel mijn balpen als mijn duimstok verdwenen. Gelukkig was er nog haar man, een huisarts op rust, die in onze aanwezigheid een legale aanleiding zag om zich als aperitief een grote whisky in te schenken. Hij zorgde ervoor dat spullen terugkwamen. De ballon was uitgerust met enkele heel dun geschuurde, balsahouten propellertjes, waarvan er een afbrak. Door Gods genade gebeurde dit net op een ogenblik dat de vrouw des huizes het vertrek had verlaten om haar opgeruimde buit ergens te gaan deponeren. Terwijl de fotograaf meteen vertrok om secondelijm te zoeken, zette ik de pimpelende huisarts ons probleem uiteen. (Allicht zat ik tegen dan zelf ook al aan de whisky.) 'Geen probleem,' zei hij, en voor de rest van die voormiddag ging hij bij elke passage van zijn vrouw voor het beschadigde kunstwerk staan.

In de meeste huizen van rijke collectioneurs is het erg stil en proper. Het zijn huizen van de dood. Elke bruuske beweging kan fataal zijn voor een investering. De bedienden maken geen lawaai. De kostwinner is het huis uit om nog meer geld te verdienen. Alles staat in het teken van te voorkomen verlies. Maar niemand heeft iets, niemand zit echt in de tijd, niemand is. Er wordt verzameld en bewaard. Uit angst voor het vergaan durft niemand te leven. De levensangst leidt tot een gecamoufleerde verheerlijking van de dood.

Het geluid van vallende sneeuw is een dof zoemen dat alle andere geluiden wegdrukt.

In de film La Dolce Vita komt een passage voor waarin de gasten van een gearriveerd man per ongeluk te weten komen dat hij vroeger natuurgeluiden opnam. Eerst schaamt hij zich hiervoor, maar na enig aandringen laat hij zijn gasten luisteren naar het geluid van een storm, de zee en fluitende vogels. De scène wordt afgebroken door het verschijnen van twee kleine kinderen, die wakker geworden zijn door het lawaai van de opgenomen storm. Misschien probeerde Fellini te tonen hoe de bourgeois in een afgeschermde wereld leeft, misschien wilde hij laten voelen dat de gearriveerde bourgeois alleen nog contact had met het leven of met de aarde door middel van enkele stukjes klankband.
Bij mij riep de scène het verlangen op naar een film waarvan de klankband als een autonoom voortwoekerend gezwel de hele film zou overnemen. Ik dacht aan Erraserhead, waarin dit is gebeurd, en aan de latere films van David Lynch, bijvoorbeeld Wild at Heart, die lijken geboren te worden uit de klankband, alsof Lynch films maakt over het feit dat wij in een klankband leven. Films die teveel op een soundtrack steunen zijn vaak zwakke films, films met weinig zeggende beelden, zodat de sfeer aangegeven moet worden met muziek. Toch kan je ook films maken die juist vanuit dit gegeven vertrekken.

Ik heb ooit geacteerd in een film die uitsluitend uit klank bestond. De film werd geregisseerd door de kunstenaar Pierre Bismuth. Mijn tegenspeelster was een mooie Hongaarse actrice en zangeres, die waarschijnlijk een relatie had met de regisseur. Ik herinner mij opnames in een restaurant waar lekkere slaatjes geserveerd werden. Er waren ook opnames in een bescheiden gezinswagen (de rammelende Renault van de regisseur) en in het Brusselse stadscentrum. Ik denk dat de film verschillende keren vertoond is, waarbij de toeschouwers een blauw beeld te zien kregen. In diezelfde periode had Bismuth een typiste gevraagd naar de klankband van een film te luisteren en op te schrijven wat ze hoorde. Later kon je de film bekijken met als ondertitels de beschrijvingen van de typiste. Ik herinner me dat ze vaak een trein hoorde, terwijl er in de hele film geen trein voorkwam. Ze had een compleet nieuwe film verzonnen, die weinig te maken had met het origineel.

De laatste maanden heeft mijn twee en een half jaar oude zoon Maurice een tiental langspeelfilms leren kennen, die hij nu uit het hoofd kent. Zodra een film van start is gegaan laat hij zich van de zitbank glijden en begint hij overal in huis te werken, waarbij hij het verloop van de film luisterend volgt. Soms vestigt hij onze aandacht op een bepaalde passage, soms rent hij naar het toestel om een aankomende passage rustig te kunnen bekijken.

Mijn echtgenote is een fantastische danseres. Ik heb ooit gezien hoe een Braziliaans danser haar tijdens het voltrekken van een abstracte paardans ondersteboven bovenop zijn hoofd plaatste, waarbij zij ineenvouwde tot het comfortabele formaat van een groot paasei. Toen ik haar voor het eerst ontmoette had ik pas een oud Popeyefilmpje gezien. In een poging indruk op haar te maken vertelde ik haar dat het gebabbel van Popeye en Olive een ideale score voor een choreografie zou zijn. Ze antwoordde dat ze altijd had willen dansen op de muziek van een Tom en Jerry-filmpje, omwille van de vele ritmewisselingen en de zotte klankcascades en cadansen. 

Een van de voorvallen die het hoofdpersonage van de Recherche een moment uit het verleden opnieuw laten beleven is het geluid van een lepeltje dat tegen een kopje tikt.

Toen ik klein was hoorde ik het verschil tussen mijn vader en mijn moeder die de trap op- of afliepen aan het klepperen van hun pantoffels, net zoals bosjesmannen de voetsporen van hun stamgenoten herkennen.

Arno vertelt op de radio dat hij getroffen was door Janis Joplins verschijning in de Monterey-film, omdat hij nog nooit een vrouw zo had zien zingen, maar ook omdat ze een soort pantoffels droeg en elke keer als ze alles gaf, ging ze in haar pantoffels op haar tenen staan, terwijl de zolen op de grond bleven. Arno vertelt ook dat hij van Josephine Baker houdt omdat ze zingt alsof ze tegelijk aan het stofzuigen is.

We weten dat veel geluiden die we in films horen nagemaakte geluiden zijn, die door vaklui geproduceerd worden in een studio. Ze gebruiken daarbij vooral kokosnoten, plastic zakken en kattenbakken.

De geluiden die ik hoor op de Crabeels-tapes kunnen op veel geheime handelingen geplakt worden. Misschien maakt hij een abstracte pornofilm, waarbij de protagonisten elkaar volplakken met tape, tussen aluminium ladders klemmen en zwijgend inspecteren. Nu kruipt iemand op een ladder. Er wordt met de ladder geschoven. De initiële piep van een videocamera weerklinkt. Het flappende gewrijf van judo-kimono's. Een lage vrouwenstem. Crabeels die zegt: 'I think it is for my new baby'. Een andere man die onverstaanbaar mompelt. Engels met een onbekend accent. Take six. Een luide klap. Iemand hoest of verschuift een sinaasappelkist. Kimono's. 'Can you do that again?' Een flitslamp die zich fluitend oplaadt. 

Mijn moeder was aan het stofzuigen. Het geloei van de machine overstemde haar zang.

Op een dag tijdens de maand maart van het jaar 1994 was ik aan het stofzuigen toen iemand mij opbelde en vertelde dat een goede vriendin overleden was. Ze hadden haar moeten vastbinden aan het hospitaalbed, want ze wilde niet sterven. Ik legde de hoorn neer en ging verder met stofzuigen. Ineens begreep ik waar al dat stof vandaan kwam.

De beste manier om stof te verzamelen, als je geen stofzuiger hebt, is een matras rechtop zetten en vervolgens op de grond laten neervallen. Hoe groter de matras, hoe beter. Het stof vliegt dan alle kanten op en vormt vanzelf stofmuizen die zich aan de rand van de kamer tegen de plinten schurken. Je hoeft ze enkel te vangen en op te sluiten in een tupperware doos.

Papa komt! (De vader van Tarzan gooit zich tussen de poten van voorbijstormende olifanten om een baby te redden.) Hondjes wechten! Papa spoelen! (Lady wordt belaagd door kwade hinden, die worden verdreven door Vagebond.) Leeuw komt! (Een poema wordt door een hond met de stem van Michael Pas in een rivier gekatapulteerd.) Papa komt! (De leeuwenkoning verschijnt in de wolken.) Oofantjes komt! (Beide parades in Junglebook.) Waar is Jammerson? (Winnie de Poeh zoekt Janneman Robinson.) Papa komt! (Bambi is alleen.)

Ik had een Lenco platendraaier gekocht, maar moest daarna nog een jaar sparen voor een versterker en luidsprekers. Ik luisterde een jaar lang naar Space Oddity met mijn oor naast de zingende naald.

Ik kijk naar Le silence van Bergman en ik hoor de dag in dag uit zoemende grasmachine van onze buurman, die op enkele meters van mijn slaapkamer twintig jaar lang aan een Engels grasperk heeft gewerkt. Er waren ook vogels, toen, die geluiden maakten toen ik van school naar huis liep. Ik zag overal vogelnesten. Ik wist wanneer het fruit rijp was in de omliggende boomgaarden. Zondagavond om half negen begon Mannix, maar dan moest ik al in bed liggen. Op een dag probeerde ik de avonturen van Mannix te overstemmen met mijn gehuil, maar het lukte niet. Ik las de avonturen van de Vijf Detectives. Ik had een klein, metalen nachtlampje dat een transformator als sokkel had en waarvan het kapje bekleed was met vilt.

En toen streek een pauw neer op de hoge sneeuwmuren.



Montagne de Miel, 14 december 2002