Hans Theys ist Philosoph und Kunsthistoriker des 20. Jahrhunderts. Er schrieb und gestaltete fünzig Bücher über zeitgenössische Kunst und veröffentlichte zahlreiche Aufsätze, Interviews und Rezensionen in Büchern, Katalogen und Zeitschriften. 

Diese Plattform wurde von Evi Bert (M HKA : Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in Zusammenarbeit mit der Royal Academy of Fine Arts Antwerpen (Forschungsgruppe ArchiVolt), M HKA, Antwerpen und Koen Van der Auwera entwickelt. Vielen Dank an Fuchs von Neustadt, Idris Sevenans (HOR) und Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Werner Mannaers - 2008 - Platte schilderijen [NL, essay]
Text , 3 p.

 

__________

Hans Theys

 

Nog iets over platte schilderijen en een picturale ruimte

Enkele woorden over het werk van Werner Mannaers

 

Het eerst wat opvalt, als je Werner Mannaers ontmoet, is zijn gulle openhartigheid. Hij vertelt mij dat hij nog niet zo goed weet of hij bij elk schilderij de bijbehorend anekdote moet of mag vertellen. Wat denk ik dat het beste is? Ik stel voor over de werken zelf te praten en de anekdotes te bewaren voor talkshows en andere intellectueel verantwoorde diepte-interviews.

Het centrale werk van de tentoonstelling is een portret van zijn moeder, in profiel, dat hij heeft vervolledigd door er een uitgeknipte mond in vooraanzicht op te kleven. De mond zweeft boven de textuur van de onderschildering en keert zich naar de toeschouwer. Tegenover dit schilderij, tien meter verder, hangt een werk dat op een gelijksoortige wijze tot stand is gekomen, zij het schilderend. Oorspronkelijk was het verdeeld in twee vlakken, die elkaar ontmoetten in een schijndiagonaal: links bevond zich een pastelachtig blauwe ‘driehoek’ (eigenlijk een vierhoek, omdat de diagonaal niet in de hoek eindigt) en rechts een zachtroze driehoek. Dit werk werd uiteindelijk voltooid door toevoeging van een fluoroze, kleinere driehoek, uiterst rechts. Voorafgaand aan deze toevoeging was het schilderij ‘te mooi’. Het was eigenlijk nog geen schilderij. Pas door de toevoeging van de derde driehoek ontstaat er een picturale ruimte: een schijndiepte die voortvloeit uit het contrast tussen het zachte roze en het toegevoegde fluoroze. Tegelijk wordt het schilderij ‘lelijk’, zij het op een heel beheerste, economische manier.

De toevoeging van het fluoroze heeft dezelfde functie als de opgeplakte mond: het scheppen van een picturale ruimte. Bij Mannaers ontstaat deze ‘ruimte’ meestal door het combineren van vlakken die door de hoeveelheid verdunner waarmee ze zijn gemengd sneller of trager drogen en meer of minder textuur vertonen. Dun geschilderde vlakken met duidelijk zichtbare penseelstreek worden gedeeltelijk overlapt door vlakken die bestaan uit sneller drogende, dunnere verf, die zich op een plattere, meer dekkende manier over het doek leggen. Soms voegt hij aan het eind iets toe met krijt of pastel.

Twee andere schilderijen die ons kunnen helpen naar Mannaers’ werk te kijken, vormen een gelijksoortig koppel als het bovenstaande, omdat een ervan eveneens tot stand kwam door toevoeging van een opgekleefd stuk papier en het andere op een grappige, schilderkunstige manier. Het eerste schilderij werd zolas gezegd afgemaakt door het opkleven van een stuk bedrukt papier. Dit papier is bedrukt met rode bollen, die op een vreemde manier kleiner worden, alsof ze een volume suggereren. Ik vroeg Mannaers of het een detail was van een reproductie van een Lichtenstein-schilderij. ‘Dat klopt,’ zei hij, ‘en ik heb het vlak met opzet schuin uitgeknipt, zodat het ruimtelijke effect nog groter wordt.’ Als we dit schilderij kennen, zien we sneller wat er gebeurt in het Superman-schilderij: het gezicht van Superman is gespikkeld met grappig dunne, onhandig gezette, zwarte namaak-dots. Het wit van zijn gezicht is uitgespaard. Het vlekkerige wit op zijn pak is echter bovenop de zwarte ondergrond geschilderd, nat in nat.

In een ander schilderij zien we hoe een groen vlak, dat een vieze rand had omdat het te snel na het aangrenzende vlak werd geschilderd, een smalle overschildering krijgt om de vieze schaduw weg te werken. De kleur die gebruikt wordt voor de correctie is iets feller dan het andere groen. Op die plek ontstaat het schilderij.

In het schilderij ‘The Valley’ van Luc Tuymans gebeur iets gelijksoortigs: het gezicht van de afgebeelde jongen is geelachtig en wordt opgeroepen door de schaduwpartijen. Naast de schaduwen, op de gele vlakken, worden echter bijna onzichtbare, groenere partijen toegevoegd: ‘Om het beeld minder grafisch en statisch te maken’, vertelt Tuymans mij, ‘heb ik op het einde de iets groener-gele partijen aangebracht op de rand van de schaduwpartijen, bijvoorbeeld op de linkerkoon en op de neus, waardoor je de rand van de lichtergele vlakken herformuleert en het vlak een grovere dimensie geeft. Bij mij gaat het niet om de vluchtlijnen, maar om het definiëren van iets door middel van kleur.’

Elke oorspronkelijke schilder creëert zijn eigen ‘picturale ruimte’. Soms is het moeilijk te zien waarin het specifieke van de eigen picturale rumte schuilt. Bij Tuymans ontstaat die ruimte vaak door een onverwachte kleurtemperatuur en door de dunne, vlugge schildering, waarbij voorwerpen worden opgeroepen door hun uiteen brokkelende of schiftende schaduwen. Het werk van Mannaers leunt nauwer aan bij de schilderijen die we kennen van Walter Swennen en Raoul De Keyser. Met De Keyser heeft hij een vrijheid gemeen, die bij De Keyser echter radicaler lijkt. Soms lijken hun vormen verwant, maar bij De Keyser zijn ze dunner en herinneren ze tegelijk sterker aan bestaande voorwerpen, waar ze een bevend nabeeld va lijken te vormen. Met Swennen heeft Mannaers schijnbaar het gebruik van bestaande beelden gemeen, maar het gaat niet om dezelfde soort beelden en ze worden om andere redenen gekozen. Swennen citeert in zijn schilderijen afbeeldingen (meestal tekeningen of gouaches, bijvoorbeeld afkomstig van kaften van een vijfhonderdtal ‘Vlaamse Filmkes’ die ik hem eens heb geleend) die door hun foute factuur het ‘beeld’ in een schilderij laten kantelen: verkeerde verkortingen of andere onhandige oplossingen reveleren het geconstrueerde van de perspectivische ruimte en maken zo’n een grappig, vlak schilderij met een specifieke picturale ruimte mogelijk. Mannaers citeert beelden (bijvoorbeeld de kleptomaan van Géricault) bij wijze van eerbetoon, als reflectie op de kunstgeschiedenis of om anekdotische redenen die we hier niet bespreken.

Een ander verschil met de schilderijen van Swennen is dat die zijn schilderijen wenst in te snoeren: hij wenst te beletten dat ze uitdijen buiten de rand van het schilderij (vandaar de vaak voorkomende, anders gekleurde, smalle stroken op de rand van zijn schilderijen). Bij Mannaers is het net omgekeerd: hij streeft juist wel naar uitdijende beelden.

Afijn, duizendvoudig zijn de vormen die de schilderkunst en haar eigen picturale ruimte kan aannemen. En mooi zijn soms de werken of ontroerend. En prachtig zijn soms de tentoonstellingen. Soms maakt Mannaers superzotte schilderijen, die elke schilder zou hebben willen maken, zoals ‘Weeping for you’, met die prutserige typografie en die zotte, dikke, rode, doorzakkende vormen. Daar mag nog gelachen worden, dwars door de tranen. Dat geeft een goed gevoel.

 

Montagne de Miel, 27 oktober 2008