Hans Theys ist Philosoph und Kunsthistoriker des 20. Jahrhunderts. Er schrieb und gestaltete fünzig Bücher über zeitgenössische Kunst und veröffentlichte zahlreiche Aufsätze, Interviews und Rezensionen in Büchern, Katalogen und Zeitschriften. 

Diese Plattform wurde von Evi Bert (M HKA : Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in Zusammenarbeit mit der Royal Academy of Fine Arts Antwerpen (Forschungsgruppe ArchiVolt), M HKA, Antwerpen und Koen Van der Auwera entwickelt. Vielen Dank an Fuchs von Neustadt, Idris Sevenans (HOR) und Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Anita Evenepoel - 2021- Serendipiteit, spel en plezier [NL, interview]
, 9 p.

 

______________

Hans Theys

 

 

Serendipiteit, spel en plezier 

Gesprek met Anita Evenepoel 

 

Anita Evenepoel (°1945) is ontwerpster van juwelen, kleding, danskostuums en decors. Ze werd verschillende keren bekroond. In 2012 kreeg ze de Vlaamse cultuurprijs voor vormgeving. Ze was jarenlang docente textiel aan de Antwerpse Modeacademie tot ze onlangs, zonder opgave van reden, werd ontslagen. Haar vak ‘Serendipity’, dat ze wél nog mag doceren, is de populairste bachelorclass van de Academie voor Schone Kunsten. Ze ontvangt de studenten in haar eigen atelier, waar ze hen laat kennismaken en experimenteren met allerlei vormen van textiel en enkele druk- en perstechnieken.  

Ik leerde deze dame kennen door de verhalen van modestudenten die haar op handen dragen. Haar werkwijze, die ze al veertig jaar toepast, is complementair aan de methode die wordt aangeleerd aan de Modeacademie en waarbij veel belang wordt gehecht aan concepten, die op basis van moodboards gestalte moeten krijgen in tekeningen, die nadien worden omgezet in patronen. Vertrekken van het materiaal of werken op een levend model is uit den boze. Het onderliggende idee, ook al blijft dit grotendeels onbewust en onuitgesproken, is de gedachte dat mode meer is dan het ontwerpen van kledingstukken en dat vernieuwing binnen de mode vaak voortkomt uit het gedeeltelijk en vaak oneigenlijk teruggrijpen naar oude vormen. Dit vergt een soort blik die geschiedenis, heden en een mogelijke toekomst in zich verenigt. Een andere manier van denken, echter, vertrekt van de mogelijkheden die worden geboden door nieuwe materialen en technieken. Nieuwe materialen maken nieuwe vormen mogelijk, bijvoorbeeld nieuwe manieren om volumes te genereren. Niets belet iemand die de geschiedenis van de mode kent om vertrekkend van een nieuw materiaal op zoek te gaan naar nieuwe vormen, die uitdrukking kunnen geven aan een nieuw wereldbeeld. Uiteindelijk, immers, is het raakpunt tussen mode en kunst dit: dat bijzondere mensen zich op een afwijkende manier verhouden tot de wereld, de andere mensen, de dingen, de dieren en de planten. Een kunstenaar dwingt het recht af te zijn wie hij, zij of hen wenst te zijn, hier en nu. Mode is één manier om dit te doen. Het toont een beeld van de wereld waarin de ontwerper wil leven. De walgelijke kledingindustrie teert op dit werk, maar heeft er verder niets mee te maken. 

 

Gesprek 

- Waar ben je geboren? 

Anita Evenepoel: In Ternat. Ik heb school gelopen in Regina Caeli. 

- In Dilbeek. 

Evenepoel: Ja. Ik heb mijn jeugd doorgebracht in het Brusselse. Mijn ouders hadden niets met kunst, maar op school werden we aangemoedigd naar het theater te gaan en tentoonstellingen te bezoeken. Mijn ouders lieten mij begaan. Ik mocht bijvoorbeeld op mijn eentje naar Expo 58. Als kind vergezelde ik mijn mama vaak naar Parijs om daar stoffen te kopen om zelf kleren te maken. Vanaf mijn veertiende mocht ik dat, samen met mijn zus van twaalf, op eigen houtje doen. 

Na de middelbare school wilde ik biologie studeren, maar dat kon niet, omdat ik geen Latijn kende. Ik heb dan regentaat wiskunde gevolgd en vijf jaar wiskundeles gegeven in het Gentse. In Gent heb ik mijn latere man leren kennen, de architect Lou Jansen, die tien jaar ouder was dan ik. Na onze eerste ontmoeting heeft hij zes maand gewacht om opnieuw contact te zoeken. Hij vertelde dat hij een leven wilde opbouwen met een onafhankelijke vrouw. Dat beviel mij wel. De meeste mannen leken een vrouw te zoeken om zich te laten verzorgen. 

Ik was vrijgevochten. Als achttienjarige had ik kennisgemaakt met The Experiment in International Living, dat was een naoorlogse vredesorganisatie die het mogelijk maakte dat je drie maanden in een ander land ging wonen. In mijn geval was dat de Verenigde Staten. Je deed dat in groep. Later werd ik leidster van zo’n groepje. Ik huurde een Ford Galaxy en we trokken door het land. Dit vond plaats toen ik al lesgaf, tijdens de zomer. De schooldirectrice gaf mij toestemming om een maand langer weg te blijven. Later hebben mijn kinderen dit ook gedaan. Op hun elfde hebben ze allebei deelgenomen aan het CISV, zoals het vandaag heet. Alleen is het systeem nu veranderd. Je reist niet meer rond met mensen uit je eigen land, je wordt samengebracht met mensen die afkomstig zijn uit andere landen. Dat is veel boeiender natuurlijk. 

- Een beetje zoals de studenten aan de Antwerpse Academie, die afkomstig zijn uit de hele wereld. Ik zou het prachtig vinden als we een systeem konden opzetten waardoor ze elkaar les kunnen geven of tenminste hun eigen vorming organiseren, waarbij ze indien nodig een beroep kunnen doen op de ervaring en het adresboek van de docenten. Het bestaan van een plek waar zoveel briljante mensen uit de hele wereld samenkomen is uniek. Een goudmijn die niet ontgonnen wordt. 

Evenepoel: Ik heb altijd hetzelfde gedacht. 

- Je man heeft de vrijgevochten, onafhankelijke vrouw gevonden waar hij naar op zoek was. 

Evenepoel: Ik was dol op hem. Het enige nadeel was dat hij pas de Oranjemolen in Turnhout had gekocht. Ik vond Turnhout te afgelegen en de molen te donker. We leefden op de begane grond. Dat is eigenlijk een achttien meter lange gang waar vroeger de karren door reden, met aan elk uiteinde een raam van drie meter breed. Niet zo aangenaam om te werken. Daarom huur ik al 37 jaar lang ateliers. 

- Ik zag dat de vloer van kasseien gemaakt was. 

Evenepoel: Met daaronder vloerverwarming. Toen al. 

- Zou je het werk van je man in één zin kunnen typeren? 

Evenepoel: Hij hield van het modernisme. Strakke ruimtes met veel licht. Alles moest zo clean mogelijk zijn. Hij werkte met de nieuwste materialen. Zijn begrafenisplechtigheid vond plaats in een kerk die hij in 1967 zelf had gebouwd, met een dak dat werd gesteund door driehoekige betonnen welfsels. Ongelooflijk dat ze hem dat toen hebben laten maken.  

- Als jullie allebei van veel licht hielden, waarom gingen jullie dan in een molen wonen? 

Evenepoel: Architecten kunnen moeilijk in een zelfontworpen huis gaan wonen, omdat ze dan met dat huis geïdentificeerd worden. Het belet je verdere ontwikkeling, omdat klanten dan een huis willen dat op het jouwe lijkt. Verder kan je het ook vergelijken met kledingstukken of juwelen, denk ik. Je draagt niet je hele leven een stuk dat je op je twintigste hebt ontworpen. Toen ik hem leerde kennen, had Lou de molen pas gekocht, omdat die stond te verkommeren. Hij ontwierp heel mooie huizen. Ik heb het altijd jammer gevonden dat we niet in zo’n huis konden wonen en werken. Hij had er niet veel van terechtgebracht op de middelbare school, maar als architectuurstudent was hij ineens de beste. In zijn derde jaar mocht hij, net als de beste studenten van andere richtingen aan de universiteit, voor drie maanden naar Congo. Dat was toen een fantastische plek voor architecten, er werd veel uitgeprobeerd. 

- Werkten jullie samen? 

Evenepoel: Neen. Lou vertelde eens dat zijn grootste angst was getrouwd te zijn met een kunstenares die slecht werk maakte. Daarom had hij het veiliger gevonden met een lerares wiskunde te trouwen. Toen ik dan dingen begon te maken, liet ik hem niets zien. 

- Vorige week ben je verhuisd naar een nieuw appartement in Antwerpen, dat je vanuit je atelier kan zien. Een nieuwe fase in je leven. 

Evenepoel: Het is prachtig! Ik heb een fantastisch uitzicht! En er is heel veel licht! Ik heb ook een nieuw zitmeubel gekocht, een sofa van Ligne Roset, eigenlijk een bed met verstelbare kussens, zodat ik kan kiezen of ik naar de televisie kijk of naar de stad. Want vroeger hebben we nooit fauteuils gehad. Lou had zelf een tafel ontworpen, die we gebruikten met Pantonstoelen. En dan was er een cirkelvormige zithoek van drie meter doorsnede met zitzakken, een televisie en een geluidsinstallatie. 

- Zou je willen vertellen wat er bijzonder is aan Pantonstoelen? 

Evenepoel: Hun vorm komt voort uit het materiaal. Ze zijn gemaakt uit een kunststof die niet sterk genoeg is om een gewone stoel met vier poten te maken. Maar deze vorm is wel stevig. Tegelijk is de vorm ook heel vrij, omdat plastic oorspronkelijk vloeibaar is. Bovendien zorgen de eigenschappen van het materiaal ervoor dat de stoel een beetje soepel blijft, het plastic veert een beetje mee. Het zijn goede stoelen. 

- Zodra je in Turnhout woonde, ben je gestopt met lesgeven. 

Evenepoel: De verplaatsingen waren te omslachtig. En ik had ook veel andere dingen te doen. Eerst miste ik het culturele leven van Gent, dat toen rijker was dan in Antwerpen. Maar er gebeurden ook mooie dingen in Turnhout, onder andere in de Warande, die van 1972 tot 1988 werd geleid door Eric Antonis. We reisden veel om naar tentoonstellingen te gaan kijken of theatervoorstellingen bij te wonen. Soms reden we naar Keulen om films te kunnen zien die hier verboden waren, zoals de films van Warhol. 

- Welke film heeft je het meest gemarkeerd? 

Evenepoel: Sissi, op mijn dertiende. Er hingen posters van Romy Schneider in mijn slaapkamer. Heel romantisch. Trouwen is altijd een beetje prinses spelen. Dat zie je ook aan de trouwkleren. Het is toch vreemd dat er nog altijd geen moderne trouwkleren bestaan? 

- Als jongedame maakte je je eigen kleren? 

Evenepoel: Dat was niet uitzonderlijk. Iedereen deed dat. Er bestonden nog geen ‘boetieks’ zoals vandaag. Wie iets nodig had, ging naar een naaister. Maar dat was duur. Daarom maakte je je kleren zelf. Ik hield van een smalle taille, hoge hakken, puntborsten en gecrepeerd haar, wat toen in de mode was. Nogal uitdagend, eigenlijk. Maar daar stond ik niet bij stil. Op school droeg ik daar de verplichte schort over. 

- En toen kwamen er kinderen. Maar je bleef zelf kleren maken? 

Evenepoel: ‘Koop kinderen, dan weet ge wat gedaan’, werd toen in Turnhout gezegd. In 1971 kreeg ik een dochter, in 1972 een zoon. Tegelijk bleef ik maar prutsen en van alles maken voor de kinderen. De meeste vrouwen werkten toen niet. Dat kunnen we ons vandaag niet meer voorstellen. 

- Dat is de vooruitgang. Vandaag mogen vrouwen ook loonslaven zijn … In 1980 kwam er een kentering? 

Evenepoel: Mijn man had in het Nederlandse Roosendaal een huis gebouwd voor de zus van Willem Jan Neutelings. Ineens verscheen er een artikel in Casa Vogue, geschreven door Monica Zerboni, een dame die tijdelijk in Nederland woonde en reportages voor de Italiaanse Vogue maakte, onder meer over hedendaagse juwelen. Ik leerde haar kennen en samen verkenden we de stand van zaken in België, die ondermaats was. Er bestonden bijvoorbeeld nog geen juwelen die gemaakt waren met waardeloze materialen, wat wel al bestond in Engeland. Ik wist dat, omdat ik vaak tentoonstellingen had bezocht in Galerie Ra in Amsterdam. 

Meteen na mijn kennismaking met Monica ben ik rubber en plexiglas gaan kopen. Op de draaibank van een vriend heb ik groefjes geslepen in plexiglazen buisjes om er een armband en een collier van te maken. Een schuimen dichtring, die een kleine holte had in de lengterichting, versterkte ik met een metalen draad, zodat ik er een spiraalvorm van kon maken, en voorzag ik van twee doppen die ik in Canal Street heb gevonden. Daar waren winkels waar ik alles vond wat ik nodig had. Ik sneed een zilverkleurige placemat in halve cirkels die ik met een papierklem samenhield om er een brede collier van te maken. In een ovalen lap rubber sneed ik twee ronde openingen om er een armband van te maken. In een grotere, cirkelvormige lap rubber maakte ik met een grote passer, die ik had voorzien van een cuttermes, concentrische insnijdingen, zodat er een uitwaaierende capevorm ontstond, als een soort van halssnoer-sjaal. Je kon toen prachtig rubber vinden, heel mooi glanzend, met aan de achterzijde een soort van stoffen afdruk, maar later werd die kwaliteit onvindbaar. 

Die dingen liet ik zien aan de voorloper van Design Vlaanderen, die mij in contact brachten met Paul Derrez van Galerie Ra. Derrez herkende mij meteen, omdat hij mij eens een zelfgemaakte jas had zien dragen, die hem was opgevallen. Het was een glanzende, mauve jas met grote bubbels en onberekenbare plooien, die ik had gemaakt door onderbroekelastieken in de stof te stikken. 

Daarna had je Design Vlaanderen, waar ontwerpers hun werk konden tonen aan andere mensen uit het vak. Daar heb ik bijvoorbeeld Nedda El-Asmar leren kennen, die mij later uitnodigde om les te geven in de afdeling Juweelontwerp aan de Antwerpse Academie. Galerie Ra wilde mijn werk meteen tentoonstellen en ik maakte de grote, rubberen sieraden. Algauw ben ik echter ook experimentele kleren gaan maken, wat niet zo slim was, omdat die niet thuishoorden in de galerie, maar mij wel veel vreugde schonken. 

- Waarom verkopen galerieën geen kledingstukken? 

Evenepoel: Omdat die in veel verschillende maten nodig zijn, wat onhandig is. Ooit kocht een vrouw een jurk bij galerie Ra, maar dan gaf ze het stuk terug omdat ze het niet aanpassend genoeg vond. Maar ik weigerde nepen te maken. Ik hou niet van stiksels, zomen en de klassieke afwerking van kleren. Daarom gebruik ik het liefst materialen en stoffen die niet rafelen, bijvoorbeeld omdat ze voorzien zijn van een coating. Zo heb ik veel gewerkt met gecoate stoffen die zijn voortgevloeid uit de zoektocht naar imitatieleer. Oorspronkelijk werd dat ontwikkeld om goedkope koffertjes te maken. Het moest dus in de eerste plaats op leer lijken. Maar nadien werden varianten gemaakt waarbij het rubber voorzien werd van strepen, ribbels of noppen, waardoor je er heel mooie dingen mee kon maken. Vaak ontstaan materialen als een goedkope variant van iets dat al bestaat, maar later blijkt dat ze onvoorziene eigenschappen hebben die onbedoelde, nieuwe vormen en toepassingen mogelijk maken, waardoor ze een eigen leven gaan leiden. Daarom heeft het zin met nieuwe materialen te experimenteren.  

                   Ik werk bijvoorbeeld graag met dun plastic, bijvoorbeeld om delen van het lichaam zichtbaar te maken. Zulk materiaal moet je herhaaldelijk kunnen plooien zonder dat het barst. Of je moet het kunnen naaien zonder dat het scheurt. Zo heb ik in Londen grote vellen dun plastic gevonden dat gebruikt wordt als filter voor theaterlampen en dat niet scheurt omdat het uit twee lagen bestaat. 

- Je maakte onder andere een gestreepte jurk die wordt opgehouden door één schouderband die in de vorm van een gesteven wrong achter de nek fladdert als een sjaaltje, net als het bijbehorende, geknoopte en fladderende armbandje. Hoe heb je dat gemaakt? 

Evenepoel: Met een soort van doorzichtige polyesterverf die ik bij Vosschemie had gevonden. Eerst werd dat geel, maar nadien hebben ze een variant gecreëerd die niet meer verkleurde. 

- Je hebt ook vaak voor het theater gewerkt. 

Evenepoel: Toen de Warande vroeg of ik kleren wilde tonen, heb ik een dansvoorstelling gemaakt met Eric Raeves. Ik vond een gewone show niet boeiend genoeg. Die voorstelling heeft gereisd. Ze heette Stof tot bewegen. En dit vooraleer Jean-Paul Gaultier kleren door dansers liet presenteren. 

- Een titel zoals ‘Prêt à partir’, de naam voor je latere jassencollectie. 

Evenepoel: De modewereld is vreselijk moeilijk. Als je geen show wil doen, kan je alleen maar terecht in salons waar je een stand kan huren. Maar die salons worden altijd gerund door mensen die hun eigen keuzes maken. Soms vroegen ze om stukken op te sturen, die je natuurlijk nooit terugzag. Als je dan toch een stand krijgt en ze zien dat er veel volk komt kijken, dan komen ze je werk kopiëren. Ik heb in Parijs eens per ongeluk twee rijen jassen van fausse fourrure zien hangen, met een bijzondere sluiting met riempje, die ik het jaar voordien had ontworpen. Ze hadden de jas tot in de kleinste details nagemaakt. 

- Het gebeurt ook dat docenten dingen van hun studenten stelen. 

Evenepoel: Ja, maar er is een verschil tussen ideeën pikken en een ontwerp volledig kopiëren. 

- Ben je het ermee eens dat mode een kunstvorm kan zijn waarmee iemand zijn wereldbeeld kan uitdrukken? 

Evenepoel: Ik heb altijd bijzondere stukken gedragen, van veel verschillende ontwerpers. Als ik door Parijs liep, werd ik aangesproken door boeiende mensen. Vaak architecten. Daaruit kan je afleiden dat bijzondere kleren een taal spreken. Ze bepalen met wie je in contact komt. 

- Sommige studenten komen in je atelier ‘sublimeren’: polyester bedrukken. 

Evenepoel: Aan de academie wordt het gebruik van kunststoffen afgeraden. Er wordt op neergekeken. Waarom weet ik niet. Kijk eens naar deze elastische stof! Ze is van gebreid polyester. De steken zijn zo klein dat je ze met het blote oog niet kan zien. Ongelooflijk! De stof is zo fijn gebreid dat ze uit twee lagen bestaat om haar wat op te dikken. Katoen kan je niet lasercutten of zelf printen, alleen zeefdrukken of kleuren. Wat is er tegen kunststof? We zijn met te veel mensen op de wereld. Om katoen te produceren, heb je veel water, meststoffen en goedkope arbeiders nodig. Polyester kan gerecycleerd worden zonder dat je inboet aan kwaliteit. Ik heb hier al heel mooie effecten bereikt door polyester te bedrukken. Voel eens, dit is het lichtste polyester ter wereld, fijner dan zijde, afkomstig uit Japan. Omdat het een kunststof is, kan je de vezels steeds dunner maken. Met natuurlijke vezels gaat dat niet. 

(Ze laat vanuit de hoogte een gefronst lapje stof in mijn hand vallen. Het schommelt heel traag naar beneden. Ik voel het niet landen, zo licht is het.) 

Evenepoel: In theorie moeten de studenten eerst een ontwerp maken, het uitvoeren in baalkatoen, en dan omzetten in een andere soort textiel. Vaak lukt dat niet, omdat ze niet vertrokken zijn van de eigenschappen van de uiteindelijke stof. Die kan heel stug zijn, of juist heel dun. 

- Je hebt ook veel dingen gemaakt met neopreen (de stof waaruit surfpakken worden gemaakt). 

Evenepoel: Dat is ontzettend sterk materiaal. Het gaat nooit kapot. Ik heb ook eens een jurk gemaakt van namaak-neopreen. Maar dat materiaal is niet zo stabiel. Het schuim vergaat. Toen ik in 2011 de Cultuurprijs kreeg, was ik net aan het verhuizen. Omdat de schrijnwerker per ongeluk rekken had gemaakt die te klein waren voor mijn dozen, moest ik alles overhevelen. Zo stuitte ik op een oude jurk van namaak-neopreen, die ik heb gedragen op de prijsuitreiking. Net op tijd, want enkele weken later viel ze uit elkaar. 

- Hier danst iemand die verbonden is met een endeldarmvormige, transparante vorm. 

Evenepoel: Onder die darmvormige staart bevindt zich een ventilator, die het ding opblaast. De vorm wordt bepaald door onderbroekelastieken die in de naden gestikt zijn en uitrekken als de vorm met lucht gevuld wordt. Ik ben dol op ventilatoren. Ik heb ze vaak gebruikt. Dit stuk had geen enkele functie, ik heb het gewoon voor de lol gemaakt. Een choreograaf vroeg mij wel eens of ik een kostuum kon maken dat kon groeien. Dat is gelukt. Onderaan het kostuum hingen enkele pomponachtige ballen, waar lood in verborgen zat, hangend aan elastieken. Als de danser ronddraaide, werd het kostuum steeds groter. 

- Je hebt ook verschillende decors gemaakt, bijvoorbeeld met horizontale, witte ondoorzichtige en zwarte transparante stroken, die wit werden als je het achterliggende licht aandeed. 

Evenepoel: De stroken werden naar boven toe telkens één centimeter smaller. De dansers droegen ook zwart-witte kostuums, die samenvielen met de achtergrond als ze een bepaalde houding aannamen. 

- Je hebt ook kostuums ontworpen die de dansers telkens anders konden dragen of gebruiken om in bepaalde posities de vreemdste vormen te creëren. (Op een van de foto’s herkende ik de latere choreograaf Thierry Smits.) 

Evenepoel: In het beste geval vertrokken de choreografen van mijn kostuums of decors, die zij dan op hun beurt als materiaal konden gebruiken om tot nieuwe vormen te komen, net zoals ik tot de kostuums en de decors was gekomen, vertrekkend van materialen. 

- Een ander bekend werk is een wit tafellaken dat naadloos overloopt in slabben die gedragen kunnen worden door de disgenoten. Eigenlijk heeft het laken een golvende rand, waarbij je in elke uitstulping een insnede hebt gemaakt, waar de eters het hoofd kunnen doorsteken. De naar beneden vallende flap vormt een extra slab. 

Evenepoel: Veel dingen heb ik gewoon voor het plezier gemaakt. Van 2002 tot 2010 heb ik aan Sint-Lukas Brussel lesgegeven bij de interieurvormgeving. Ik heb mij daar rot geamuseerd. We hebben eens een hele verdieping van de Trade Mart onder handen genomen met spullen die we vonden in de containers, weggegooid door de handelaren. Ook in het huis van Alfons Hoppenbrouwers konden we onze gang gaan. De toenmalige directeur van Sint-Lukas noemde mij puberaal. Ik was al over de zestig. Maar hij had gelijk, natuurlijk. Ik heb alles al spelend gedaan. Daarom heb ik mijn masterclass ‘Serendipity’ genoemd. Als aanvulling van een curriculum dat studenten uitsluitend aanmoedigt te vertrekken van een concept. Ik begrijp niet waarom studenten niet mogen spelen met materialen en technieken. Hoe wil je dan dat ze iets nieuws ontdekken? Er zijn toch meerdere wegen naar goed werk? 

 

Montagne de Miel, 8 april 2021