Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Moniek Bucquoye - 2021 - IdeeeĢˆnlust [Nl_interview]
Text , 7 p.

 

 

 

____________

Hans Theys

 

 

Ideeënlust

Gesprek met Moniek E. Bucquoye

 

Moniek E. Bucquoye (°1948) startte in 1970, na studies polymeertechnologie, bouwkunde en menselijke ecologie aan de Vrije Universiteit Brussel, als junior expert bij de UNIDO (United Nations Industrial Development Organisation). In de daaropvolgende jaren woonde ze eerst drie jaar in Chili en nadien in dertig andere landen om er lagenergiewoningen in composietmaterialen te introduceren bij de bevolking. Van 1981 tot 1995 bekleedde ze verschillende leidende functies bij de Biënnale Interieur en publiceerde ze onafgebroken over architectuur, wonen en design in Knack, Weekend Knack, Project & Interieur (Nederland) en Interni (Italië). Ze wijdde tal van boeken en tentoonstellingen aan design, lag mee aan de basis van de vzw Design Centrum Vlaanderen (de drijvende motor achter het Design Museum Gent, voordien Museum voor Sierkunst. Ze was acht jaar lang voorzitter van de Commissie Architectuur en Vormgeving van de Vlaamse Gemeenschap. Haar laatste avontuur heet Maison Éclectique: een uitgeverij van architectuurtekeningen.

Ze ontvangt mij in een prachtige, klare loft die ze onlangs heeft betrokken. Toen ze naar hier verhuisde vanuit een woning met een bewoonbare oppervlakte van 1200 vierkante meter, bezat ze 99 designstoelen. Zestig stuks heeft ze weggeschonken, onder meer aan het Design Museum Gent, zodat er maar veertig overblijven, die in strategische posities opgesteld staan. In het midden staat een lounge chair naar een ontwerp uit 1957 van Charles en Ray Eames, die om zijn as kan draaien, zodat een 360° gesprek mogelijk wordt met bezoekers die hebben plaatsgenomen op de andere stoelen. Ook rond de eettafel, die schuilgaat onder een Vichy-tafelkleed, staan acht verschillende stoelen. Verder zie ik overal bijzondere voorwerpen, boeken en kleine kunstwerken, over de ruimte verstrooid als fonkelende kleurvlakjes. Het gesprek duurt vier uur en heeft de vreemdste consistentie: het hangt heel losdradig aan elkaar, net als de transparante, in kleurvlakjes verdeelde ruimte rondom ons. Nooit eerder sprak ik met iemand die zo weinig de behoefte schijnt te voelen iets over zichzelf te berichten of een mogelijke beeldvorming over het eigen leven bij te stellen. Na ons gesprek herlees ik een artikel van journaliste Chris Meplon over Bucquoyes werk voor Interieur. Daar lees ik: ‘Je ontmoet zelden een vrouw die discreter is over haar carrière.’ Ik kan dit beamen. Als u onderstaand gesprek leest, nodig ik u uit de hiaten te ervaren als open stiltes, die vergezeld gaan van een warme glimlach. Ik heb deze stiltes niet doorbroken met impertinente vragen.

 

Vroege jaren

Moniek E. Bucquoye: Mijn papa was een avonturier, wiens plannen doorkruist werden door de Tweede Wereldoorlog. Hij was geboren in 1915. Hij is honderd jaar oud geworden. Zijn overlijden was alsnog onverwacht en heeft mij verslagen achtergelaten. (Stilte.) Zijn laatste wens was enkele dames de French cancan te zien dansen. Dat hebben we voor hem geregeld. (Lacht.) Mijn vader had al heel vroeg een auto, hij kocht de eerste kleurentelevisie enzovoort. Ik heb twee broers en een zus. Onze vader spoorde ons altijd aan tot ideeënlust: nieuwsgierigheid, reizen, ontdekken, zelfstandigheid, groepswerk. Mijn broers hebben geen legerdienst gedaan, maar burgerdienst in Congo. Eigenlijk zijn ze nooit echt teruggekeerd. Een van hen woont nog steeds deeltijds in Zuid-Afrika. Ik heb geen kinderen. Ik weet niet of dit relevant is. Het is een vaststelling.

- En uw moeder?

Bucquoye: Mijn moeder was een onderwijzeres, die op een passionele manier bezig was met haar vak. Ze was actief in het verenigingsleven en zong in een koor. Ze had een vrijgevochten achtergrond. Ze hield niet van koken. Als we ‘s zaterdags na school thuiskwamen, kregen we bouilli met een boterham. Mijn vader kreeg de mergpijp, want hij had de oorlog meegemaakt. (Lacht.) Koken interesseert mij vandaag nog altijd niet. Al wie bij mij op bezoek komt, krijgt al dertig jaar hetzelfde aangeboden: quiche met een slaatje. Dan hoef ik geen uren in de keuken te staan en kan ik bij de gasten zitten.

- Uitzonderlijk, een vrouw die na haar huwelijk aan het werk bleef. Uw moeder moet u ook geïnspireerd hebben door haar onafhankelijkheid.

Bucquoye: Tijdens mijn studies was ik de enige vrouw in het leslokaal. Om stoer te doen, koos ik als sport voor alpinisme. Dat was in 1968. Ik kreeg les van de enige Nederlandstalige instructeur bij de Club Alpin Belge. Zijn naam was Georges A. Patfoort. Hij was ingenieur en een generatie ouder dan ik. Hij is mijn man geworden. Hij is plotseling overleden in 1994, 71 jaar oud. (Stilte.) Hij was een zielsverwant. Een bijzondere man, een denker, een inspirator, iemand die vernieuwing ademde en extremen opzocht in zijn werk en vrije tijd. Hij had twintig patenten op zijn naam, onder meer voor een zelf uitgevonden materiaal MIP (Mineral Polymers) gecommercialiseerd onder de naam Vubonite. Ik heb pas de voorbije maanden de tijd en de kracht gevonden om zijn archief te ordenen. De universiteit vroeg daar al heel lang om, maar ik kon er niet van scheiden. Hij was de enige professor aan de VUB die tijdens zijn eigen professoraat al doctor honoris causa is geworden. Hoe kan ik hem het best omschrijven? Toen we in 1989 op de televisie zagen dat de Berlijnse muur gesloopt werd, zei hij: ‘Kom, we zijn weg.’ Enkele uren later waren we in Berlijn. We hebben er Mstislav Rostrópovich zien spelen. Wat en hoe mijn man dacht staat beschreven in zijn filosofisch testament Menu voor een bewoonde planeet

- Uit uw biografie leid ik af dat zijn overlijden u hard heeft geraakt, want u bent in datzelfde jaar gestopt met uw werk voor Interieur en Knack.

Bucquoye: Ja.

 

Biënnale Interieur

- Chris Meplon schrijft over uw jaren als curator van Interieur tussen 1981 en 1995 dat u meteen zoveel mogelijk winkels hebt geweerd en rechtstreeks ging samenwerken met de producenten van designproducten.

Bucquoye: Ja. Winkels presenteren een beperkte keuze uit het aanbod van fabrikanten, wat inging tegen de internationalisering van de biënnale, die een zo breed mogelijk aanbod beoogde. Rechtstreeks werken met fabrikanten had ook een nadeel, namelijk dat er soms maar één artikel in veel variaties geshowd werd, bijvoorbeeld stoelen. Dan stonden de bezoekers te tobben, vertwijfeld over de vraag welke tafel ze bij die stoelen moesten kiezen. (Lacht.)

- Chris Meplon schrijft ook dat uw selectie heel breed was, waardoor vanzelf diversiteit ontstond. Wàt dan uw criteria waren, kan ze echter niet uit uw keuzes afleiden. Wat ze bedoelt, denk ik, is dat uit uw keuzes geen definitie van ‘goed’ design kan worden afgeleid. Waarop baseerde u uw selecties?

Bucquoye: Ik besliste niet alleen. Ik werkte vaak met adviseurs. Ik werk graag samen. Als ik met iemand voor 50% akkoord ben, ben ik akkoord. Soms ging het er heftig aan toe. Ik herinner mij een tafereel met Alessandro Mendini (1931-2019), een Italiaans designer, architect en hoofdredacteur van het tijdschrift Domus, die in ‘82 eregast was op de biënnale. Hij wilde per se dat een gehaakt doek, dat met een soort hars verstevigd was om een autonoom tafeltje te vormen, geselecteerd werd, maar hij vond geen medestanders. ‘Si vous ne trouvez pas cela beau, vous n’avez pas de goût!’ riep hij.

Maar schoonheid is niet het enige criterium, natuurlijk. Mijn criteria voor goed design staan dicht bij de Bauhaus-idealen. Ik heb altijd gevonden dat een ontwerp industrieel vervaardigd moet kunnen worden, omdat ik geloof dat iedereen recht heeft op kwalitatieve, goed gemaakte, mooie en comfortabele woningen, meubels, toestellen… Ook kijk ik meteen naar de materiaalkeuze, de productietechnologie, de verbindingen, het afwerkingsdetail, de mogelijke duurzaamheid van een voorwerp. Kan het beter of eleganter? Kloppen vorm en inhoud? Vandaag zijn veel ontwerpers geen makers meer of zijn ze niet vertrouwd met de ambachtelijke of industriële technologieën. Ik hou meer van stukken die ontworpen zijn vanuit een nieuw materiaal, een bepaald productieproces of een nieuwe nood. Vormen moeten beantwoorden aan hun functie (form follows function) en de productiewijze aan de nieuwe inzichten rond duurzaamheid. Maarten Van Severen (1956-2005) was een zeer geïnspireerd meubelontwerper, omdat hij zelf meubels kon maken. In de rug van zijn bekendste stoel .02 zit bijvoorbeeld een bladveer uit de auto-industrie. Prachtig! Vandaag worden meer en meer unieke designobjecten aangeboden die hun plaats zoeken tussen kunst en design, in between. Ze zijn vaak een inspiratie voor verdere productontwikkeling, maar ze worden niet gedacht vanuit een behoefte aan massaproductie.

- Allicht houdt u ook van de Panton-stoel.

Bucquoye: Ik heb er hier eentje. (Ze haalt een witte Panton-stoel uit een belendend vertrek.) Verner Panton was geniaal. Hij kwam uit Denemarken. Hij besefte dat een stoel geen vier poten moet hebben, dat je ook op een steen of een gebreide bol kan zitten. Hij had ook genoeg van die eeuwige beuk en teak. Hij heeft tien jaar aan deze stoel gewerkt, van 1957 tot 1967. De eerste exemplaren scheurden hier (ze toont het midden van de achterzijde van de voet). Daar werd de stoel verstevigd. De eerste exemplaren waren gemaakt van met glasvezel versterkt polyester, later van polyurethaan en ABS. Nu worden ze met één shot (6 kilo) geïnjecteerd. Peanuts! Het gebruikte materiaal is polypropyleen met kleine stukjes glasvezel om zowel soepelheid als stevigheid te garanderen. Er bestaan ook kopieën. Ik heb mensen al vaak laten raden welke stoel de echte en welke de kopie was door hen uit te nodigen er eens op te gaan zitten. Ze halen de echte er altijd uit.

 

Designmusea

- Eergisteren bezocht ik het Designmuseum in München, dat samen met het grafisch museum, het architectuurmuseum en het museum voor moderne en hedendaagse kunst is ondergebracht in de Pinakothek der Moderne, een prachtig gebouw gemaakt van marmerglad beton. Op min één vond ik een mooie presentatie van enkele auto’s, op scheefhangende, witgeschilderde, metalen draagstructuren die doen denken aan de grote opleggers waarmee auto’s vervoerd worden. De auto’s zelf zweven enkele centimeters boven de sokkel, omhooggehouden door onzichtbare, dunne steunen. Alles dynamisch, licht en transparant. (Ik toon foto’s.)

Bucquoye: Mmm. De Citroën DS. Prachtig model. Heel moedig ook. Als je naar Mercedes kijkt, zie je dat elk nieuw model nog net iets in zich draagt van het vorige. Maar de DS had niets te maken met de Citroën 2PK. Hij was totaal nieuw en onverwacht. Fijn dat ze auto’s tonen in München. In Gent tonen ze alleen maar meubels, alsof er nooit broodroosters, tractoren of machines ontworpen zijn. De organisatie van de metro is ook design, of de stuurcabine van een vrachtwagen, met knopjes voor mannen met grote handen en dikke vingers. Vroeger kon je in Gent kennismaken met de geschiedenis van de Belgische vormgeving, maar dat is nu ook gedaan. Alle tijdsperiodes staan nu door elkaar, nationaal en internationaal, gerangschikt op basis van esthetische maatstaven. Heb je trouwens al gemerkt dat je zelden bedden of keukens ziet in designmusea? Dat lijkt wel een taboe.

- Wat voor bed hebt u?

Bucquoye: Mijn bed is maar zeventig centimeter breed. Als alpiniste heb ik geleerd roerloos op rotswanden te slapen.

- Op de eerste verdieping van de Pinakothek der Moderne zag ik topwerken van Louise Bourgeois, Matisse, Moore, Hans Arp, Picasso, Bacon, Stan Douglas, Wolfgang Tillmans, Sol Lewitt, Dan Flavin, Joseph Beuys, Baselitz en vele anderen, subliem samengebracht in zowel poëtische als leerrijke constellaties. In het grafisch museum waren drie grijze spiegels en tekeningen van Gerhard Richter te zien. In het architectuurmuseum liep een tentoonstelling over architectuur en computers, met drie vitrines die gevuld waren met verschillende computermuizen. Waarschijnlijk hadden ze die mogen lenen van het Designmuseum dat onder hetzelfde dak gevestigd is. Waarom denk u dat zoiets in België niet mogelijk is?

Bucquoye: Alles is versnipperd hier. Er zijn geen cross-overs tussen de musea. Samenwerkingen zijn zeldzaam. Jammer.

- Wat denkt u van deze uitspraken: Een nieuwe stoel kan zich alleen onderscheiden door zijn vorm. Ontwikkelingen in kunst en design zijn niet afleesbaar van de thema’s, maar van de vormen. In de kunst bestaan maar drie thema’s: liefde, dood en werk (kunst).

Bucquoye: Dood en liefde maken voor mij deel uit van de beschaving. En kunst is cultuur.

- Wat bedoelt u?

Bucquoye: Beschaving heeft te maken met gebonden tijd, met de normale dingen des levens die je doormaakt van geboorte tot dood. Cultuur is de vrije tijd. Het denken, de vooruitgang vindt plaats in de niet-gebonden tijd. De Verlichting is er gekomen omdat mensen meer tijd kregen om te denken. Ik hecht veel belang aan tijd en vrijheid. Ik heb voor mijn werk nooit een contract afgesloten. Ik heb altijd kunnen doen wat ik graag wilde doen. Ik heb geen minuut tegen mijn zin gewerkt. Het werk werd mij aangeboden of ontstond vanuit een idee of goesting. Ik noem mijzelf soms een ‘aannemer’ of ook nog een ‘bedenker’ van werk.

 

Ingenieur

- Hoe bent u op het idee gekomen ingenieursstudies te doen?

Bucquoye: Als adolescent, in ’64 of ’65, heb ik eens een voordracht bijgewoond over nieuwe soorten textiel. Dat sprak mij aan. Eerst heb ik mij bekwaamd in de polymeertechnologie, later ook in de bouwkunde en de menselijke ecologie. Dat laatste vak volgde ik samen met mijn man. We deden dat voor de sport. Hij kende alle profs. Het was een mooi avontuur. Met veel van wat ik toen heb geleerd, heb ik later geen professionele activiteit ontwikkeld, maar het heeft mij wel gemaakt tot wie ik ben en mijn creativiteit en beoordelingsvermogen aangescherpt. Ik probeer tunnelvisies te ontwijken en zet mijn groothoeklens altijd open.

In 1970, toen ik pas afgestudeerd was, zocht de UU.NN naar vrouwen met een diploma. 25% van hun medewerkers moest vrouwelijk zijn. Toen al. Ik ben op 7 juli afgestudeerd en op 10 juli zat ik al in Chili. Ik was juniorexpert, mijn man was expert. Samen hebben we vijftien jaar voor de UNIDO gewerkt. Mijn man had een systeem ontworpen om mensen zelf modulaire huizen te laten bouwen. Het heette Habipat. Ze konden glasvezels of lokale vezels, die eerst in polyester gedrenkt werden, rond een mal wikkelen. Na het drogen kon je de mal kleiner maken en de afgewerkte woonmodule wegnemen. Deze ringvormige modules konden door middel van tussenstukken aan elkaar geschakeld worden en ze konden voorzien worden van flenzen met deuren of ramen. Constructies zijn altijd zwak op de plekken waar twee materialen samenkomen, bijvoorbeeld waar je een raam in een muur plaatst. Zulke plekken hadden deze units niet. De huizen waren handig voor gebieden die getroffen werden door natuurrampen. Je kon ze zelf verplaatsen. Had je een goede plek gevonden, dan kon je ze met aarde en stenen verzwaren in de restruimte onder de vlakke vloer. Ik was een 68-er, het was de bedoeling dat de mensen hun eigen huis konden bouwen. De wooneenheden hadden geen hoeken. Wie wil er hoeken? Bij mannen en vrouwen houden we toch ook van rondingen? Hoeken zijn stofnesten. (Lacht.) Maar wie een rechthoekige kast in zijn unit wilde plaatsen, was ook weer gauw ontevreden. (Lacht.) Le Corbusier zei het al: ‘De rechte lijn is er niet voor de mens. Hij is er zo gauw rond.’ Wist je dat Le Corbusier geen architectuurstudies heeft gedaan?

- Hebt u de moord op Allende meegemaakt?

Bucquoye: We hadden het lumineuze idee gehad tegenover zijn persoonlijke woning te gaan wonen. Gelukkig niet tegenover het paleis. Op de dag van de staatsgreep zei mijn man: ‘We moeten het bad met water vullen, want straks zal er geen water meer zijn’. Mijn moeder belde ons op en zei dat ze in het nieuws had gehoord dat de Río Mapocho rood zag van het bloed, maar we dachten dat ze overdreef. Als je in het midden van zo’n crisis zit, kan je het gevaar niet inschatten.

- Maurice De Wilde was ook daar.

Bucquoye: Ja, we hebben hem ontmoet.

- Hoe is het afgelopen?

Bucquoye: Ze hebben ons het land uitgezet.

- Ik las dat u een uitgeversbedrijf bent opgestart om beperkte edities uit te geven op basis van architectuurtekeningen?

Bucquoye: Vorig jaar is de architect Christian Kieckens, een goede vriend van mij, stiekem overleden. Toen ik voor Knack over architectuur schreef, was hij vaak mijn toetssteen. Hij kon supergoed tekenen. Zo kwam ik op het idee een deeltje van zijn archief te activeren door een paar tekeningen om te zetten in print-edities. Ik kreeg de toestemming van zijn familie, maar niet van het Vlaams Architectuurinstituut. ‘Het archief was geschonken ter studie, niet ter publicatie,’ lieten ze mij weten. Jammer. Intussen heb ik andere tekeningen en ontwerpen van nog levende en al overleden architecten opgespoord. De edities worden professioneel gedrukt in Parijs, waar ook alles ingekaderd, verpakt en wereldwijd verzonden wordt om de CO2 voetafdruk minimaal te houden. Ik werk samen met de kleindochter van Henri Cartier-Bresson, waardoor we een internationaal publiek bereiken.

- Op het aanrecht herkende ik de messen van ontwerpster Nedda El-Asmar.

Bucquoye: Ik omring mij graag met Belgisch design, bijvoorbeeld het bestek van Nedda. Ik ontmoette haar toevallig op de Royal College in Londen. Ik was er op jurybezoek toen ik achter mij opeens iemand Nederlands hoorde spreken. (Lacht.) Mag ik jou ook iets vragen?

- Natuurlijk.

Bucquoye: Ik las dat je ooit hetzelfde foto- en tekstmateriaal hebt bezorgd aan twee verschillende ontwerpers om twee verschillende boeken over Walter Swennen te laten maken, zonder dat ze elkaars werk zagen. Wat was het resultaat? Zou ik dat eens mogen zien?

- Het was de eerste keer dat ik over een budget beschikte dat groot genoeg was om een boek niet zelf te moeten vormgeven. Er zouden twee boeken komen. Eentje werd uitgegeven door de uitgever Zonder titel, in het Nederlands en het Frans. Het andere zou uitgegeven worden door Xavier Hufkens, in het Engels. Ik vermoedde dat wie beide boeken tegelijk zou lezen, meer zou zien door de verschillende plaatsing en behandeling van hetzelfde beeld- en tekstmateriaal. Maar er gebeurden ook onvoorspelbare dingen. Eén ontwerper (Joris Dockx) werkte met kleur, de andere (Ron Reuman) zette alle documentaire beelden om in een duotoon. In het eerste boek zag je daardoor dat Swennen een ventilator had beschilderd met verschillende kleuren (om te kijken of ze zouden samensmelten tot wit als de ventilator draaide). In het tweede boek zag je vooral de vorm van de ventilator, die voor Swennen even belangrijk is.

Bucquoye: Je geeft ook les aan de Antwerpse Modeacademie, waar ze allemaal kleine Beirendonckjes produceren?

- Soms komt er toch iets anders tevoorschijn.

Bucquoye: Gelukkig. (Stilte.) Wat denk je van een quiche met een slaatje?

 

 

Montagne de Miel, 19 mei 2021

 

 

Legende: Moniek Bucquoie toont beelden van Habipat, het modulaire bouwsysteem van Georges A. Patfoort. Foto: Hans Theys