Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Flexboj & L.A - 2021 - Al. Voeding [NL, essay]
Text , 2 p.

 

 

 

______________

Hans Theys

 

 

Al. Voeding Al. Générale

Enige kanttekeningen bij het werk van Flexboj & L.A.

 

Op de overloop staan elf grote, tot barstens toe gevulde vuilniszakken en inderdaad, wanneer ik het honderd vierkante meter grote atelier betreed, kan ik de overkant zonder struikelen bereiken. De kunstenaars, Flexboj & L.A. (°1995), staan vanop een afstand toe te kijken. L.A. lijkt op een Poolse edelman. Hij is blond en cultiveert een erudiete snor. Flexboj lijkt op een Armeense prins die nog altijd aanspraak kan maken op de troon. Hij heeft zwart haar en een stoppelbaard. Op de vensterbank zit een houten hond die ze hebben geassembleerd op de zeepkistwijze die eerder doet denken aan de vliegende ton van Gobelijn en de automobiel van Pol dan aan de artistieke bouwsels van Rauschenberg. Tegen de muren leunen vele schilderijen, waarvan een aantal in september getoond zal worden bij Barbé Urbain in Gent.

Flexboj & L.A. zijn in 2018 de kunstwereld halsoverkop ingedonderd via een zijdeur: de uitgave van het eerste nummer van Superstars Magazine. Dit door hen gemaakte blad op A3-formaat bevatte gesprekken met geslaagde mensen uit de kunstwereld, peilend naar de geheime gronden voor hun succes. In 2019 volgde het tweede en vermoedelijk laatste nummer van Superstars Magazine, dat werd gelanceerd in de Inbox-ruimte van het M HKA. Alle illustraties waren geschilderd door Flexboj & L.A., niet alleen portretten van de geïnterviewde personen, ook advertenties voor genotsartikelen en bedrijfjes van bevriende kunstenaars. Ze waren geschilderd met acrylverf, nat in nat, op doekjes van 30 x 40 cm (of 40 x 30 cm). De schilderijen die ik vandaag aantref, zien er anders uit. Ze zijn groter, ze zijn anders opgebouwd (stapsgewijs, meer gebruik makend van vlakken en uitsparingen die achtergronden blootleggen) en er werd niet alleen acrylverf gebruikt.

De directe, snelle, suggestieve manier van schilderen van de eerste schilderijen is nog aanwezig, maar wordt gecombineerd met andere benaderingen, technieken, texturen, dragers, verfsoorten en onderwerpen. Was de grap vroeger expliciet (verwoord), dan is ze vandaag impliciet. We herkennen motieven, tekenstijlen, kleurgebruik en andere elementen van stripverhalen, de reclamewereld of het oeuvre van schilders als Sigmar Polke, Walter Swennen en Martin Kippenberger, maar niet als ‘inhoud’, eerder als ‘vorm’, bouwsteen, baksteen. Niet als hommage of bewening, niet als postmoderne toe-eigening, wel als aftasten van de mogelijkheden van de schilderkunst.

Het sterkst zijn deze nieuwe schilderijen door hun uitgespaarde vlakken die door de toevoeging van een lijn of schaduwpartij diepte krijgen en door de meestal op het eind toegevoegde vlakken met primaire kleuren. Als ik de kunstenaars vraag hoe ze hiertoe zijn gekomen, wijzen ze mij op enkele grote blikken met rode, oranje, gele, groene en blauwe olieverf, die ze tweedehands hebben aangeschaft. ‘Bijna alle verf die we gebruiken is tweedehands,’ vertellen ze, ‘en dat is ook bepalend voor het kleurgebruik, omdat amateurschilders vaak dezelfde basiskleuren gebruiken.’ Elke vraag wordt door hen beiden beantwoord, waarbij ze elkaar aanvullen als een diamanten huwelijkspaar. Als ik wijs op de Aziatische karakters die ze in het rood hebben aangebracht op een schilderij, vertellen ze dat het gaat om een Japans woord, naso naso, dat ‘raadsel’ betekent. ‘Dat troffen we aan op een verpakking van Crackerjack popcorn uit de jaren vijftig.’

Anders dan kunstenaars die opgroeiden in de jaren vijftig, grasduinen deze jonge aristocraten in een verleden dat er dankzij zogenaamd minder volmaakte druktechnieken kleuriger en daardoor misschien ook schilderachtiger uitziet. Het grafische staat meer op de voorgrond, denk ik, waardoor de afbeelding aan belang verliest en het schilderen de kans krijgt op de voorgrond te treden. Gezeefdrukte illustraties die uit elkaar lijken te vallen, lenen zich ertoe in schilderijen omgezet te worden, vooral als je over grote blikken verf beschikt.

Heel mooi is het schilderij dat een getimmerde auto voorstelt (toebehorend aan de stripfiguur Pol). Het voertuig wordt opgeroepen door het toevoegen van witte verf aan een blauwe achtergrond. Boven de horizonlijn worden de randen van de planken aangegeven door uitgespaarde strepen, waar de blauwe achtergrond opduikt tussen de toegevoegde witte vlakken. Onder de horizonlijn worden ze weergegeven door bovenop geschilderde witte verfstreken. Omdat we een driekwart-aanzicht van de auto zien, leidt deze waterpas lopende tweedeling tot een ‘scheef effect’, waardoor een schilderij ontstaat. Heel mooi is ook het schilderij dat een houten schatkist voorstelt, aangebracht op een klein pallet. Of het schilderij met de cowboys, met de uitgespaarde, Rubensiaans gesuggereerde kont van het dichtstbijzijnde paard naast het bijna krottig aangebrachte gele vlak.

We zijn getuigen van een soort kruipen hier, zoals dat door Kierkegaard wordt beschreven in zijn dagboek: ‘Als ik het op korte termijn niet bereik, bereik ik het al kruipend. En als ik mijn hele leven niet verder kom dan kruipen, kruip ik mijn hele leven – maar ik ga die richting op.’ Een soort kruipen dus, maar dan al dansend. Een kruipdans dus. Of een danskruip. Een edel struikelen in elk geval.

 

 

Montagne de Miel, 25 juli 2021