Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Joost Pauwaert - 2021 - De vliegende twaalfponder [Nl, interview]
Interview , 6 p.

 

 

 

______________________

Hans Theys

 

 

De vliegende twaalfponder

Gesprek met Joost Pauwaert

 

Joost Pauwaert (°1985) houdt van zware houten en metalen machines en voorwerpen zoals aambeelden, kanonnen en reusachtige zaagbladen. Die voorwerpen maakt hij zelf, vertrekkend van technische uitdagingen. Kan hij een zwaar aambeeld laten balanceren op een veer? Of katapulteren en in een trechter opvangen? Kan hij zelf een kanon maken? Of twee kanonnen tegelijkertijd naar elkaar laten schieten zodat de kanonskogels elkaar raken en vervormen? De poëzie van deze ondernemingen vloeit voort uit de oorspronkelijkheid van de vraagstellingen, voorbij de gangbare artistieke uitingsvormen. Eigenlijk gaan ze eraan vooraf en brengen ze ons terug naar tijden waarin wetenschap en kunst dichter bij elkaar lagen dan vandaag. Of leiden ze opnieuw naar fundamentele vragen in de beeldhouwkunst, die altijd te maken hadden met zwaartekracht en densiteit. We komen hier dichter bij een fundamentele poëzie, bedoel ik, die voortkomt uit de schoonheid van de dingen zelf.

Bovenstaande regels werden geschreven tijdens de voorbije zomer, die nat lag onder een vreugdeloze hemel. Vandaag, een half jaar later, doorploegen wij een even natte winter. Het land is veranderd in een nevelig moeras, overal stremt het vervoer, de karren lopen vast, het ijzerwerk verroest en het leren tuig schimmelt. Ik schuif de metersbrede, hangende, ruwplanken schuifdeur open en betreed een pas gebouwd atelier, verrezen uit de ruïne van een varkensstal. In het midden gloeit een voorouderlijke kachel. Pauwaert vult een bialetti met water en koffie, klemt het kannetje in een bankschroef en verhit het met een gasbrander die hij losjes in de hand houdt terwijl hij mij verwelkomt.

Momenteel werkt hij aan twee manshoge kanonnen (Gribeauval twaalfponders) en een grote katapult waarmee hij twintig kilo zware aambeelden kan wegschieten. Op een draaibank is de grootste houten kern van de kanonslopen in de maak. Hij zal dienen voor het maken van de gietmallen. Samengelijmde kepers zijn al in de vorm van de affuiten gezaagd, maar moeten nog afgewerkt worden. De boog van de katapult werd samengesteld uit de in stukken gezaagde, stalen vering van een marathonkoets die ook al de wielen leverde voor twee vierponders, eerder dit jaar. De latten worden samengehouden door oneigenlijke lasnaden in de vorm van ringen. In de kachel ligt een dikke ijzeren lat te gloeien. ‘Daar wil ik een slee van smeden om het aambeeld op te laten glijden,’ zegt Pauwaert. Hij neemt de lat uit het vuur, legt hem op een groot aambeeld en mept het uiteinde met enkele tikken in een hoek van 90 graden.

Pauwaert: Ik zit op een goeie frequentie met de man van het oud ijzer. Ik betaal 60 cent per kilo. Vorige week had ik een metalen stoeltje nodig. ‘Ga maar van die tractor schroeven,’ zei hij.

- Van welk materiaal worden de kanonslopen gemaakt?

Pauwaert: Van gietijzer. Elke loop gaat 800 kilo wegen. Een kilo brons kost tien euro. Eén loop zou dus 8000 euro kosten, enkel voor het materiaal. IJzer is goedkoper. Oorspronkelijk werd veldartillerie van brons gemaakt. Omdat brons sterker was dan gietijzer en minder snel barstte of ontplofte, konden ze bronzen lopen dunner maken, waardoor de stukken minder zwaar waren en gemakkelijker vervoerd konden worden. Maar vandaag beschikken we over gietijzer van betere kwaliteit, zodat we de lopen even dun en licht kunnen maken als bronzen lopen. Kanonnen die op zee gebruikt werden, waren van gietijzer omdat ze zwaarder mochten zijn. Deze kanonnen worden twaalfponders. Maar op zee gebruikten ze kanonnen die drie of vier keer groter en zwaarder waren. Later wil ik zo’n 32- of 48-ponders bouwen.

- Hoe maak je de loop hol?

Pauwaert: Vroeger werden die lopen uitgeboord, met water. Dat duurde een paar dagen voor een schone, zuivere boring. Je hebt daar wel een draaibank voor nodig die twee keer zo lang is als je loop. Vijf meter dus. Ik maak een binnenkern van zand. Die laat ik dan op een paar stukjes ijzer in de gietvorm rusten. Het moet wel heel precies zijn, anders kan ik nooit twee kogels tegen elkaar laten botsen.

- Je bent bij Verbeke Foundation een ondergrondse bunker aan het bouwen waar je de kanonnen naar elkaar wil laten schieten.

Pauwaert: Ik ben er al één keer in geslaagd twee kanonskogels tegen elkaar te laten botsen en dit te filmen. Nu zou ik het hele traject van beide kogels willen fotograferen. Kanonskogels vliegen zo snel dat je ze niet kan zien, tenzij ze op je afkomen. Over de hele lengte van de bunker komt een horizontaal schietgat waarachter camera’s opgesteld zullen staan. Ik heb wel speciale flitsen nodig, air gap of air spark flashes, die op het juiste moment één miljoenste van een seconde licht geven. Daar heb je 15.000 volt voor nodig. Ik deins er een beetje voor terug om ze zelf te bouwen, omdat het zo gevaarlijk is. In de Verenigde Staten zijn er mensen die hun passie voor wapens gecombineerd hebben met fotografie en over zulke installaties beschikken, maar in Europa ken ik niemand.

- Je bent ook een katapult aan het bouwen om aambeelden weg te schieten.

Pauwaert: Ik zou graag een aambeeld door de ruit van de galerie schieten, maar ik weet niet of het zal mogen. Bij Verbeke zou ik graag een aambeeld door het dak van een metershoge serre laten vliegen. Ik zie het glas al in het rond spatten, glinsterend in het licht, terwijl het aambeeld zich millimeter per millimeter verheft.

- Het is alsof je foto’s beschrijft.

Pauwaert: Ja, dat zou kunnen. Ik zie het helder voor mij en ik zou het graag vastleggen. Ik wil ook camera’s plaatsen achter elk kanon in de bunker. Maar dat kan natuurlijk niet. Ik zal periscopen moeten bouwen.

- Je bent nog altijd fotograaf.

Pauwaert: Ik vind fotografie fantastisch, maar toen ik jonger was, leek het wel een dood medium. Ik was die overvloed beu, die willekeur, die oneindigheid. Maar als ik foto’s maak van mijn eigen werk, wordt het opnieuw precies, beperkt en boeiend. Het worden unieke beelden.

- De twaalfponders werden gebruikt door Napoleon.

Pauwaert: Onder andere. Dankzij Gribeauval waren ze sinds 1765 gestandaardiseerd. Voordien waren kanonnen altijd uniek. Maar als er bijvoorbeeld een wiel stuk ging, kostte het veel tijd om dit te vervangen. Napoleon had hulpstukken bij. (Lacht.) De Franse schrijver Chateaubriand vertelt dat hij over de Brusselse steenweg in Gent liep toen hij plotseling een onweer hoorde rommelen in de verte. Het was de slag bij Waterloo die zich op gang trok. Ik hoop dat mijn kanonnen niet te veel lawaai maken, dat de aarden wal van de bunker het geluid genoeg zal dempen. Maar ik weet het eigenlijk niet. Later, als ik wereldberoemd ben in Amerika, wil ik twee kanonnen op een zoutmeer naar elkaar laten schieten.

- Wat betekent het woord twaalfponder?

Pauwaert: Dat is het gewicht van de kogel. Alle andere maten van het kanon staan in een precieze verhouding tot dit gewicht. Door zo’n kanon zelf te maken, ga je beseffen hoeveel werkuren één veldslag gevergd moet hebben. Dat is duizelingwekkend.

- Je vertelde dat je nog tobt over de kleur.

Pauwaert: Als je een kanon in een museum ziet, heeft het altijd de kleur van eikenhout. Maar dat is historisch onjuist. Tot 1760 waren kanonnen rood. De volgende dertig jaar waren ze blauwgrijs, vanaf 1790 olijfgroen.

- De wielen maak je niet zelf.

Pauwaert: Die koop ik. De meeste wielen werden gemaakt rond 1900. Er zijn nooit meer karren gebouwd dan toen. Dat lijkt vreemd, omdat er al treinen en binnenschepen waren. Maar juist door dit nieuwe massatransport waren er veel meer karren nodig om de goederen naar hun eindbestemming te brengen.

- Vanwaar je fascinatie voor vliegende aambeelden?

Pauwaert: Ze zijn zwaar, mooi en moeilijk te vinden. Na de tweede wereldoorlog vond je ze overal, ze hoopten zich op. Maar nu zijn ze zeldzaam geworden. En in Looney Tunes vallen ze vaak op iemands hoofd, omdat het herkenbare zware voorwerpen zijn. Aambeelden zijn archetypische zware voorwerpen die erom vragen rond te vliegen.

 

 

Montagne de Miel, 14 december 2021