Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Fran Van Coppenolle - 2022 - Oranje overgooiers [Nl, interview]
, 6 p.

 

 

__________________

Hans Theys

 

 

Oranje overgooiers

Gesprek met Fran Van Coppenolle

 

Ik bezoek Fran Van Coppenolle (°1998) in Damme, waar ze logeert bij familieleden die een melkerij drijven. Ze zit naast een trofeekast, die gevuld is met tientallen bekers, medailles en linten van haar paardrijdende nicht en koersende neef. Terwijl ze praat, laat ze achteloos een aardappelmesje met houten heft rondtuimelen tussen haar beweeglijke vingers. Soms raspt ze met de top van haar duim over het lemmet, alsof ze de scherpte wil testen. Ze draagt een oranje, gebreide, mouwloze overgooier die doet denken aan haar sculpturen: tijdloos, markant en handgemaakt.

- Mag ik vragen waar je kleren vandaan komen?

Fran: Ik vind ze in huis, achtergelaten door familieleden, in de kringwinkel, of tussen de gevonden voorwerpen bij de scouts.

- Waar zullen we het over hebben?

Fran: Ik ben de voorbije maanden een paar keer geïnterviewd en ik ben bang dat mijn verhaal te simpel is.

- Wie iets te vertellen heeft, hoeft zich niet te verbergen achter moeilijke woorden en drukdoenerij.

Fran: Ik heb het gevoel dat ik mezelf herhaal.Eigenlijk heb ik niks interessants te zeggen over de zogezegde inhoud van mijn werk. En ik wil ook niet op een provocerende manier weigeren iets te zeggen, dat vind ik even oppervlakkig. Eigenlijk zit ik weer vast met mijn inhoud, ik heb daar weer een angst voor gekregen.

- Voor mij liggen je levenshouding – je manier van zijn en maken – in het verlengde van Arte Povera, Fluxus en de ideeën van Joseph Beuys. Je splitst je leven niet op in ‘werken’, enerzijds en ‘leven’ anderzijds. Maar dan wordt het natuurlijk ook moeilijk over een ‘inhoud’ te spreken, alsof die los staat van al de rest.

Fran: Daar ben ik het wel mee eens. In sommige winkels kan je bordjes kopen met levenswijsheden zoals ‘Live, Love Work’! Maar die slogans zijn gebaseerd op kunstmatige opdelingen. Wat je doet, maakt deel uit van je leven, en je doet het met liefde. Het heeft geen zin die dingen te scheiden. Ik heb verschillende vriendinnen die na hun dagtaak een kater hebben waar ze van moeten bekomen. Dan gaan ze zich ‘ontspannen’. Ik kom juist tot rust als ik aan het werk ben in het atelier, met muziek op de achtergrond.

- Naar welke muziek luister je dan?

Fran: Meestal laat ik de app zelf muziek kiezen, zodat ik voortdurend nieuwe dingen hoor. Ik luister naar alles: klassieke muziek, onbekende cd’s die ik in de kringwinkel vind, kleinkunst, oude jazz, old school boogie woogie, rock, metal, techno, dub… Als ik verdrietig ben, luister ik het liefst naar pianomuziek of mannenstemmen. Als ik happy ben, leg ik muziek op die gedraaid wordt op lokale fuiven: zware klappers met vunzige teksten, helemaal fout maar wel meeslepend.

- In een recent gesprek met Magalie Lagae vergelijk je het maken van een sculptuur met de afwas doen, omdat het een bezigheid is die een zichtbaar resultaat oplevert. Ik vind dat mooi gezegd. Verder beschrijf je jezelf als een boer die zaait en oogst. Ook mooi gezegd. Of je zegt dat je liever op het platteland werkt omdat steden al sculpturen zijn en er weinig aan toe te voegen valt. En dat je objecten balanceren tussen ontwerp en toeval, af en onaf.

Fran: Dat laatste heb ik van jou geleerd.

- Ik heb het ook van iemand geleerd.

Fran: In 2017 stond je ineens in mijn atelier. Simon Masschelein had je meegebracht. Je liep zwijgend rond en keek naar mijn sculpturen alsof het prijsbeesten waren. ‘Je dingen zien eruit alsof ze gemaakt zijn door een grote man met dreadlocks,’ zei je. Dat vond ik een compliment. Toen zei je: ‘Je houdt van blauw.’ Ik knikte, want ik hou van blauw. Toen wees je naar een sculptuur die ik net had voltooid. Ze stond vrij in de ruimte. Terugblikkend zou ik zeggen dat het ging om de eerste sculptuur die echt van mij was, die leek op de dingen die ik vandaag maak. Het was een soort nis, gevormd door naar voren gebogen betonijzers. Eigenlijk de eerste keer dat ik iets maakte dat lucht omvatte, als een ribbenkast. In het midden zat een soort van honingraat, afkomstig van een van de landbouwmachines van mijn vader. Het ding stond op skivormige voeten: twee witgeschilderde, geplooide L-profielen. Tussen die ski’s had ik een pizzapunt van lichtblauw schuim geklemd. ‘Je hebt dat schuim ertussen geklemd omdat je graag blauw hebt; omdat je iets pas als voltooid ervaart als er blauw bijzit; maar ook omdat je de voeten te zwaar en te veel vindt,’ zei je, ‘misschien zou je ze er beter gewoon weer afslijpen’. Voor mij was dat een belangrijke opmerking, omdat ik voor het eerst begreep dat ik bij het maken van een sculptuur niet mocht blijven vasthangen aan eerder genomen beslissingen. Ik begreep ook dat je mag stoppen als er een ding is, dat je niet verplicht bent er aan te blijven sleutelen en er zaken aan toe te voegen.

- Waar is die sculptuur nu?

Fran: In de camion met afgekeurde spullen.

- Twee jaar geleden, toen we samen een filmpje aan het maken waren, vertelde je mij voor het eerst dat je tot sculpturen komt door vormen te verdubbelen. Daardoor krijgen ze een symmetrie die aan bloemen of vogels doet denken. Die symmetrie breek je dan weer door één deel niet te beschilderen of één vlak niet in te vullen met textiel.

Fran: Ja, je hebt mij ooit aangeraden niet over de zogenaamde inhoud van mijn sculpturen te spreken, maar over de manier waarop ze tot stand komen. Maar als je het samenvat zoals jij nu doet, gaat wat ik doe op een systeem lijken, op een goocheltruc. Daardoor lijkt het alsof mijn werk inhoudelijk erg dun is.

- Viktor Sjklovski zou het een ‘priom’ noemen: een kunstgreeep die je nodig hebt om tot een kunstwerk te komen. Dat kan een aftelrijmpje, een opsomming of een stapeling zijn. Waarom dan geen verdubbeling? Wat ik als fundamenteel ervaar, is dat ik geen enkele andere kunstenaar ken die zo tot sculpturen komt. Integendeel, iedereen probeert die symmetrie op een flagrante manier te doorbreken. Behalve Simon Masschelein, misschien. Die komt soms tot mooie, symmetrische vormen door kromme balken doormidden te zagen en de helften tegenover elkaar te plaatsen. Zoals bij zijn grote schildpad.

Fran: De grote buxusmot.

- Toen Walter Swennen mij tussen 1988 en 1994 probeerde uit te leggen waar hij mee bezig was, omschreef hij zijn schilderijen als ‘pogingen een ruimte te creëren waar abstractie en figuratie elkaar kunnen ontmoeten’. Vandaag zou hij die begrippen niet meer gebruiken, omdat we intussen – samen – nieuwe manieren gevonden hebben om zijn werk te beschrijven. De zogenaamde inhoud van een oeuvre vloeit voort uit zaken die er achteraf over worden gezegd en geschreven door anderen. Je hoeft die niet zelf te verzinnen. En in 1988 was Swennen 42 jaar oud! Je hebt dus nog tijd. Zeker als je kijkt hoe weinig er tot op de dag van vandaag door anderen aan zijn werk is toegevoegd. Vrijwel niks, eigenlijk… Onze opvattingen groeien vanzelf en langzaam, net als ons werk. En natuurlijk beïnvloeden ze elkaar. Alles is voortdurend in beweging. Niemand blijft een heel leven dezelfde persoon. Maar omdat we gebonden zitten in het moment, beseffen we dat niet… Wat heb je vandaag gedaan?

Fran: Vanochtend heb ik geholpen met het melken van de koeien en het laden van een aanhangwagen met spullen die naar het containerpark moeten.

- Zat er iets bruikbaars bij?

Fran: Er waren verschillende emmers, paarse, groene en gele, die helemaal versleten waren, maar rond elk hengsel zat een hardplastieken, botvormig, rood handvat dat ik heel mooi vind. Ik heb er zes bewaard. Ze zijn heel mooi gepolijst, door het gebruik denk ik.

- Waar werden die emmers voor gebruikt?

Jurgen Van Coppenolle: Ze worden gevuld met een hard geworden mengsel van mineralen en in de stallen gezet. De koeien likken er dan aan als ze een bepaald tekort hebben. Eigenlijk zijn het likstenen.

- Misschien likken ze ook aan de handvatten en zijn die daarom ze mooi gepolijst. (Denkt diep na.) Wat heb je vandaag nog gedaan?

Fran: Ik heb ook foto’s gemaakt. Onder andere van twee kleine, mooi afgeronde drinkbakken voor de koeien. In het midden wordt het water aangevoerd door een verticale, hemelsblauwe leiding. In elke drinkbak zit een soort van rode lip waar de koeien met hun neus tegen duwen als ze willen drinken. Het water in de bakjes lijkt gelig. Het geheel ziet eruit als een sculptuur van mij. Alles glanst mooi. Verder heb ik ook een foto gemaakt van een metalen ruif die op de grond rust, met een donkerblauw krullend touw aan elke zijde.

- Vroeger maakte je dit soort foto’s niet. Dat bedoel ik. Je manier van werken evolueert. Je oeuvre vormt zichzelf. Je moet er alleen bij blijven, want anders gebeurt er niks natuurlijk, dat is een inhoudelijk feit dat zeker is.

 

***

 

De volgende dag ontmoet ik de kunstenaar op de boot van Leendert Van Accoleyen, die ligt aangemeerd in de buurt van een residentieplek in Leuven, waar Fran met haar vriend de beeldhouwer Simon Masschelein al enkele weken aan het werk is. Ze slapen op de boot.

Fran: Soms voel ik mij een oplichter, omdat ik mijn sculpuren niet kan onderbouwen met een theorie.

- Al wie iets nieuws of persoonlijks probeert te maken, voelt zich een oplichter. Omdat je dingen niet lijken op wat al bestaat. En nadien omdat je het ambacht onder de knie krijgt. Thomas Mann heeft daar veel over geschreven. Onder andere de roman ‘Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull’.

Fran: Iets is toegestaan als Thomas Mann erover geschreven heeft?

- Daar komt het op neer. De scholastici hebben dat uitgevonden. Als het in de Bijbel staat of als Plato en Aristoteles erover geschreven hebben (afhankelijk van de periode), is het oké. (Wijst naar een sculptuur.) Hoe is deze vorm tot stand gekomen?

Fran: Simon heeft de voorbije maand een klokvormige, houten koepel gemaakt.

- Ja, prachtig! Onderaan bestaat de koepel of hoepel uit een samengestelde ring. De opstanden zijn de restvormen van de uitgezaagde delen van die ring.

Fran: Er bleven een paar spieën over. ‘Misschien kan je die gebruiken,’ zei hij. Ik heb ze op elkaar geplakt, zodat ze een soort pluim gaan vormen, op een mooie, brute manier. Ik heb eerder al pluimvormige objecten gemaakt, maar hier vloeit de eindvorm rechtstreeks voort uit de vorm van de onderdelen. Ik wilde voor de tentoonstelling in galerie Transit graag een muursculptuur maken die in de ruimte priemde. Dit wordt het, denk ik.

- Wat ga je nog tonen?

Fran: Mischien de oranje-blauwe sculptuur die we getoond hebben op Art Antwerp.

- Hoe is die tot stand gekomen?

Fran: Oorspronkelijk was het een andere sculptuur, die hoorde bij een zelfgemaakte, groene jurk. Die sculptuur heb ik verzaagd tot ze uiteenviel in een soort van lepels: een bladvorm met een steel. Die lepels heb ik in piramidevorm samengeplaatst, omdat ik dat altijd doe: geome­trische composities maken met voorwerpen. Plotseling stortte die piramide in. De lepels lagen symmetrisch en hun stelen kruisten elkaar. Zo’n kruisende vorm had ik nog nooit gemaakt, ook al zie je die vaak in de natuur. Ik vond het heel mooi. Gauw heb ik alles vastgezet met wasknijpers en gelast. Nadien heb ik de negatieve ruimte tussen de stelen van de lepels gevuld met oranje stof, zodat het iets anders zou worden dan een waaier. Eigenlijk heb ik het ding ontwaaierd. (Lacht.) Ten slotte heb ik ook twee gaten voorzien voor de armen van Simon, zodat hij het ding kon dragen. Zo kreeg de vorm ook iets functioneels. Simon heeft de sculptuur tenslotte ook gedragen, bij de opbouw van Art Antwerp. Iedereen zat met kisten en inpakmateriaal te sleuren, maar Simon stapte gewoon uit de vrachtwagen met blauwe vleugels. Een echte walk of shame was dat, voorbij al die stands met kritisch starende, kalende kunstenaars.

- Hoe heb je Bert de Leenheer en Dirk Vanhecke ontmoet?

Fran: Ze belden mij nadat ze de tentoonstelling Maybe Tomorrow bij Emergent in Veurne hadden bezocht. Ik ben blij dat ik hen heb leren kennen. Er hangt nu een werk van mij in de gang naar hun slaapkamer. Als ze voorbij willen, moeten ze zich bukken. Maar dat vinden ze niet erg. Hun galerie voelt niet aan als een bedrijf. Het geheel doet meer denken aan een familie. Hun eerste bezoek aan Ludwigshaven was heel aangenaam.

- Tijdens dit bezoek kwam er ook familie langs?

Fran: Ja, dat was heel bijzonder. Dirk en Bert keken op een abstracte, esthetische manier naar de sculpturen. Ze konden er op een heel verfijnde manier van genieten, zoekend naar verbanden en verschillen. Maar mijn familieleden herkenden allerlei voorwerpen van hun erf. Oranje tepelhouders van de melkmachine, bijvoorbeeld. Het zweverige van Bert en Dirk vermengde zich met de down to earth opmerkingen van mijn oom en tante. ‘Kijk, een stuk van onze trampoline! Kijk, de tafelpoot van tante Denise!’ Een heel vrolijk moment was dat.

 

 

Montagne de Miel, 6 januari 2022