Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Chantal De Smet - 2021 - De weg ontstaat al lopend [Nl, interview]
Interview , 8 p.

 

 

 

____________________

Hans Theys

 

 

De weg ontstaat al lopend

Gesprek met Chantal De Smet  

 

Chantal De Smet (°1945) lag mee aan de grondslag van de Vlaamse afdeling van Dolle Mina, een feministische beweging die ontstond in Nederland. Ze was medeorganisator van de eerste Vrouwendag in Brussel op 11 november 1972. In 1988 werd ze directeur aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent (vandaag KASK/School of Arts). Ze was jarenlang voorzitter van de Commissie Beeldende Kunst en bekleedde tal van functies in raden van bestuur van musea en andere instellingen en verenigingen. Ze woont in een nieuw gebouwencomplex aan de rand van een Gentse arbeiderswijk. De inkomhal is behangen met ingelijste foto’s. Ik herken Che Guevara, Fidel Castro, Picasso en Fernand Léger. Ze wijst op foto’s van Roos Proesmans, Paul Ilegems en een foto van drie personen die ik niet herken. ‘Dat zijn mijn ouders,’ zegt ze, ‘die poseren naast Julien Lahaut.’

Chantal De Smet: Ik las net dat onderzoek heeft uitgewezen dat mensen die meer lezen langer leven. Toch lezen ze niet veel, gemiddeld 3,5 uur per week.

Hans Theys: Ze eten ook beter. En ze krijgen een betere medische verzorging. Vermoedelijk zijn ze afkomstig uit een andere sociale klasse dan de mensen die minder lezen.

De Smet: Dat kan ook. (Lacht.) Ik heb altijd veel gelezen. Ik denk dat ik ongeveer 10.000 boeken heb gehad. Ik hou vooral van biografieën. Vroeger had ik er een paar duizend. Uit plaatsgebrek had ik die ondergebracht in mijn bureau in de Academiestraat. Op een dag kwam er iemand binnen die opmerkte dat die boekenrekken heel decoratief waren.

- Wie waren je ouders?

De Smet: De vader van mijn vader is gedeserteerd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij vluchtte naar Frankrijk en is getrouwd met een Française. Mijn vaders broer was voorzitter van het gewapend verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Mijn vader was een erkend weerstander sinds 1941. Mijn ouders hebben elkaar zo leren kennen. Mijn vader had een koerierster nodig en werd in contact gebracht met een kandidate. Het was liefde op het eerste gezicht. Een prof aan de universiteit zei eens dat een generatie bepaald wordt door gemeenschappelijke ervaringen tijdens de jeugd. Mijn jeugd was sterk bepaald door de oorlog. Ik ben geboren in 1945.

- Zo begint het boek 'Les années' van Annie Ernaux. In de jaren vijftig gingen vrijwel alle gesprekken tijdens familiefeesten over de oorlog, schrijft ze.

De Smet: Het is een sterk boek, soms sterker dan En finir avec Eddy Bellegueule van Édouard Louis, dat ik ook een goed boek vind. Les années is zowel een persoonlijke getuigenis als een sociologisch werk. Oudere mensen hadden het inderdaad vaak over de oorlog. In Vlaanderen leek de wereld verdeeld tussen de witten en de zwarten. Maar je had zwarten en zwarten. Er waren ook eerlijke mensen bij, of idealisten, of mensen die meegesleept zijn. Sommigen hadden ook spijt. François Mitterrand heeft zich nooit geëxcuseerd voor het Franse oorlogsverleden, net zomin als voor het zijne, Jacques Chirac wel.

- Hebt u hogere studies gedaan?

De Smet: Ik was een slechte leerling in het secundair onderwijs. Op mijn 15de ontdekte ik boeken en vanaf dan deed ik niets anders dan lezen. Mijn ouders wisten niet goed wat ze met mij moesten aanvangen en stopten mij in een technische normaalschool voor meisjes in Brugge. Lili Dujourie heeft daar ook gestudeerd, ze zat een jaar of twee hoger. Ik volgde sierkunsten, maar ik had niet zoveel talent. Ik kreeg les van de kunstenaars Dan Van Severen en Luc Claus. Die hebben mijn ouders ervan overtuigd mij aan de universiteit te laten studeren. Daar heb ik eerst kunstgeschiedenis en nadien geschiedenis gestudeerd, zonder één tweede zittijd. Ik kreeg les van Marcel Maeyer. Jan Hoet zat in mijn jaar. We zijn begonnen met 24 en geëindigd met zeven. Er waren niet veel vrouwelijke studenten. Ik heb ook nooit een vrouwelijke professor gehad. Na mijn studies kunstgeschiedenis wilde ik eigenlijk journalistiek studeren, maar de grote historicus Jan Dhondt heeft mij ervan overtuigd geschiedenis te studeren. Mijn thesis als kunsthistorica handelde over Fernand Léger. Mijn thesis als historica ging over de vroege geschiedenis van de Kommunistische Partij van België (van 1921 tot 1926), maar mijn belangstelling ging meer uit naar het cultureel-maatschappelijke dan naar het strikt historische. Gedurende mijn hele studies, van 1965 tot 1973, deed ik studentenjobs, tijdens de laatste jaren had ik een vaste baan: ik typte steekkaarten in zevenvoud in een bibliotheek.

- Hoe is de Vlaamse tak van Dolle Mina ontstaan?

De Smet: Dolle Mina ontstond in Amsterdam met de bezetting van een conferentie voor jonge managers, allemaal mannen natuurlijk. Mijn beste vriendin was de juriste Roos Proesmans. Na de eerste acties van Dolle Mina in Amsterdam heeft ze met hen contact opgenomen om te spreken over de oprichting van een Vlaamse afdeling. Ze vertelden haar dat ze geen behoefte hadden aan het uitbouwen van een structuur en ze spoorden haar aan zelf acties te organiseren met medestandsters. Roos had een tijdje gewerkt in een verzekeringskantoor waar de mannen mochten roken maar de vrouwen niet. Na een eerste druk bijgewoonde bijeenkomst ontstond zo de eerste actie: ‘We hebben recht op longkanker’ in Antwerpen. De eerste actie in Gent was de symbolische opening van een kribbe. Er bestond toen geen enkele openbare kribbe in Gent. Er was er wel een geopend na de oorlog, maar die was weer gesloten.

- Kribbes konden vrouwen onafhankelijker maken?

De Smet: Ook mannen. Alleenstaande vaders hebben ook recht op een kribbe. Je kan je kind niet meenemen naar je werk.  

In 1972 is het vrouwenoverlegcomité ontstaan, dat een band smeedde tussen alle vrouwenorganisaties, zowel de gestructureerde als de eerder spontane. Dit leidde tot een soort van acceleratie, een sneeuwbaleffect. Op 11 november 1972 organiseerden we de eerste Vrouwendag. Een aantal vrouwen waren naar Parijs gegaan om Simone de Beauvoir uit te nodigen. Die was alleen vrij op 11 november. Vandaar de datum. De bijeenkomst vond plaats in de Brusselse Passage 44. De opkomst was overrompelend. De mensen bleven maar toestromen. Ik stond aan de ingang om het Rode boekje van de vrouwen te verkopen, dat we hadden gemaakt met onze Franstalige vrienden. Ik heb de Beauvoir en Germaine Greer alleen vanuit de verte gezien. Dat was heel leuk. De Internationale Vrouwendag vindt dit jaar plaats in Leuven. Het is de… (swipend op haar smartphone) vijftigste Internationale Vrouwendag!

De beweging voor abortus ontstond met de arrestatie van dokter Peers in 1973. Uiteindelijk is de abortuswet gestemd in 1990. Dat betekent dat we ongeveer zeventien jaar legale en illegale actie hebben gevoerd! Er is onvoorstelbaar veel bereikt op een halve eeuw tijd. Ik heb lang gedacht dat ze ons dat niet meer konden afpakken, maar nu ben ik daar niet zo zeker meer van. Onlangs is er in Polen een zwangere vrouw met een dode baby van zeven maanden in haar buik gestorven omdat ze de vrucht niet mocht laten afdrijven. In Texas moet je ook zeker zijn dat de foetus dood is voor er iets ondernomen kan worden. Terwijl we intussen bijvoorbeeld weten dat er in de Verenigde Staten minder misdaden gepleegd worden sinds abortus toegestaan is. Dat is cru, maar het is een feit.

- Ze hebben vastgesteld dat alleenstaande moeders er minder goed in slagen kinderen met gewelddadige neigingen te pacificeren. Maar die nadelen worden opgevangen als je hun kinderen op school laat samenwerken met kleine groepjes kinderen die minder agressief zijn en meer vertrouwen hebben in de wereld. Een boeiend geval van eugenetica. Wie blootgesteld wordt aan een weldadige omgeving, gaat karakteriële mogelijkheden ontwikkelen die anders slapend blijven.

De Smet: In Hongarije gaan de dingen ook achteruit. Het is soms ontmoedigend. We moeten altijd waakzaam blijven.

- Wat was de mooiste tentoonstelling die je ooit hebt gezien?

De Smet: Dat is geen simpele vraag. Hoe ik tentoonstellingen ervaar hangt af van mijn humeur, het moment in mijn leven, ook in verhouding tot mijn leeftijd, de mensen met wie ik de tentoonstelling bezoek, mijn eigen activiteiten en nog zoveel meer. Er zijn dus heel wat tentoonstellingen die ik in mij meedraag. Sommige herinner ik mij met dankbaarheid, andere eerder gelaten. Ik weet wel dat ik erg onder de indruk was van een grote Manet-tentoonstelling in het Dogepaleis in Venetië, waar het uitzonderlijke belang van Manet voor de (hedendaagse) kunst apert werd. Het was een fabelachtige tentoonstelling die mij ontzettend veel heeft geleerd. Ook heb ik 25 jaar geleden al mijn vrienden aangezet om in het Stedelijk Museum de Bill Viola tentoonstelling (geënsceneerd door Peter Sellars) te gaan bezoeken en liefst meer dan eens te gaan. Ik ben nooit een liefhebber van videokunst geweest maar daar werd dit toen nieuwe medium zo organisch gebruikt dat het onderdeel van het leven zelf werd. Ik was flabbergasted. Dat was ik ook in de Rothko Room van de Phillips Collection in Washington DC. Het gaat om een relatief kleine ruimte met op elk van de vier wanden een schilderij en in het midden een bank. Zo ontstaat een meditatieve ruimte. Het valt mij nu op dat dit niet mijn geliefkoosde kunstenaars zijn. Het zijn dus echt de tentoonstellingen die geraakt hebben. 

- Het lijkt erop dat je pas verhuisd bent.

De Smet: Vroeger woonde ik in een multihuis, samen met een vriend. We hadden elk een keuken, een badkamer, een slaapkamer enzovoort. Het huis stond vol boeken. Ongeveer 10.000, denk ik. De biografieën en monografieën heb ik aan de universiteit geschonken. Er zijn ook boeken naar het Museum Dhondt-Dhaenens gegaan.

- Ludo Bekkers had ook een paar duizend boeken opgeruimd. Nadien miste hij zijn boeken van Camus. Welk boek mis jij?

De Smet: Les nourritures terrestres van André Gide. Gelezen toen ik jong was, ik heb er mooie herinneringen aan.

- Wat is voor jou een goede biografie?

De Smet: Een van mijn professoren vond het belangrijk dat je iets wist over het privéleven van mensen. Het is goed te weten of een minister van defensie zonen had. Biografieën hebben dus zeker een zin. Verder moet een biografie niet alleen een leven schetsen, maar ook een tijdperk, zoals Annie Ernaux doet. Persoonlijke details zijn belangrijk, maar het gaat er vooral om hoe iemand al dan niet paste in de gemeenschap en in gemeenschappelijk beleefde momenten. Zo las ik een mooie biografie over Majakovski, Een leven op scherp, geschreven door Bengt Jangfeldt en uitgegeven door Balans in 2010. Majakovski wordt er mooi neergezet als mens.  

- Wat bedoel je daarmee?

De Smet: Jan Vercruysse logeerde eens een tijdje bij Joseph Kosuth. ‘Hoe was het?’, vroeg ik hem. ‘Het is niet simpel om te leven met uw hero’, antwoordde hij. Mensen die je niet persoonlijk kent, kunnen iets mythisch hebben. Het ontdekken van hun menselijkheid maakt hen vaak niet kleiner, maar juist groter. Sommige biografieën zijn fantastisch. Ik hou bijvoorbeeld erg veel van het werk van Annejet van der Zijl, die verschillende biografieën heeft geschreven. Het zijn spannende boeken, naar Angelsaksisch voorbeeld.

- Heeft je moeder je geïnspireerd door haar voorbeeld?

De Smet: Absoluut. Al vormden mijn ouders wel een fusioneel koppel. Mijn moeder ging naar school tot haar zestiende, mijn vader tot zijn veertiende. Maar ze lazen veel. Mijn vader was verslaafd aan De Standaard en Le Monde. We waren eens op vakantie in de Vogezen en ik moest elke dag 34 kilometer rijden om een krant te gaan kopen, want zonder leesvoer kon hij niet overleven. Toen ik hem later bezocht in het rusthuis waar hij verbleef, bracht ik elke keer een krant mee. Die bladerde hij dan door zonder te lezen. Als de krant dicht was, bleef hij doorbladeren.

- Heb je zelf kinderen?

De Smet: Ik heb een dochter geadopteerd die nu 44 is. En er zijn de twee kinderen van de vriend met wie ik een huis deelde.

- Je was een Bewust Ongehuwde Moeder?

De Smet: Ja. Een mens is niet gemaakt om alleen te leven, maar blijkbaar was het voor mij niet vanzelfsprekend een partner te vinden die mij mijn zelfstandigheid gunde… Het was toen heel moeilijk een kind te adopteren als alleenstaande, omdat de adoptie in handen was van kerkelijke organisaties. Maar het is toch gelukt. En het was fantastisch voor iemand te kunnen zorgen. (Toont een foto.) Kijk, hier zie je mij tijdens een vergadering terwijl ik haar de fles geef.

- Als docent aan de Gentse Academie is het mij opgevallen dat studenten met Arabische namen het vaak opgeven. Heb je daar in jouw tijd als directeur iets van gemerkt? Waren er toen al studenten met een niet-Europese achtergrond?

De Smet: Vroeger is besloten nooit cijfers te geven over dit soort zaken. Als het Belgen waren, zo luidde de stelling, dan waren het Belgen.

- Dezelfde redenering leidde er in Nederland toe, zoals Ayaan Hirsi Ali aantoonde, dat er geen cijfers waren van vrouwenbesnijdenissen en eremoorden. Zonder cijfers kan een maatschappelijk fenomeen ons totaal ontgaan.

De Smet: Daar heb je gelijk in. Waarom spreek je de nieuwe decaan daar niet op aan?

- Daar heb ik geen talent voor. Mensen met macht stellen mij vaak teleur omdat ze er zo weinig van bakken.

De Smet: Een van de meest betrekkelijke zaken is macht. Ik heb lang op een kabinet gewerkt. Daar ontdek je dat bijna niemand macht heeft, alleen een beetje invloed, als alles goed gaat. Vroeger was de Academie een stedelijke instelling. Op een bepaald ogenblik werd op instigatie van de burgemeester, Gilbert Temmerman, een opendeurdag georganiseerd voor mensen met een migratie-achtergrond. Alle stedelijke hogescholen deden mee, maar de academie en de architectuurschool werden uitgesloten. Dat had volgens de burgemeester weinig zin. Maar de tien personen die zich toen hebben ingeschreven, hebben allemaal gekozen voor de academie. Sindsdien weet ik dat er zeker belangstelling is bij mensen met een migratie-achtergrond. Waarom jouw studenten afhaken, weet ik niet.

- U hebt Jan Vercruysse goed gekend?

De Smet: Ja. Halverwege de jaren zeventig kwamen we vaak samen met Werner Cuvelier en Dan Van Severen om over het kunstonderwijs te discussiëren.

- Wat vindt u van het doctoraat in de kunsten?

De Smet: Ik ben er niet echt een voorstander van. Maar dat antwoord moet ik nuanceren. Vroeger had je drie soorten hoger onderwijs in ons land. Het academisch onderwijs (de universiteiten), onderwijs dat een gelijkwaardig academisch statuut had verworven (bijvoorbeeld architectuurscholen en vertaalscholen) en hogescholen, die eerder praktijkgericht waren. Het kunstonderwijs maakte deel uit van die laatste groep. Ik was er voorstander van dat het kunstonderwijs een academisch statuut zou krijgen, zodat artistiek onderzoek op hetzelfde niveau kwam te staan als universitair onderzoek. De meeste vertegenwoordigers van de hogescholen verkozen echter dat het kunstonderwijs bij hen ondergebracht bleef, omdat het prestigieus was en hen leek te behoeden voor een degradatie tot beroepsschool. Maar wat is het resultaat? Dat de doctoraten in de kunsten niet tot stand kunnen komen zonder de universiteiten, die zich superieur blijven wanen. Er is geen gelijkwaardigheid ontstaan.

- U vindt het maatschappelijk belang van het kunstonderwijs te groot om het te laten bevoogden?

De Smet: Precies. Vroeger zeiden ouders altijd: studeer eerst maar rechten en daarna kunst.  

- Dat is Jan Vercruysse overkomen, meen ik.

De Smet: Ik vind dat docenten beoordeeld moeten worden op hun loopbaan, wat ze vroeger naam en faam noemden, niet op een titel die ze krijgen van een universiteit omwille van zogenaamd onderzoek. ‘Faire de la prose sans le savoir’, zegt le Bourgeois gentilhomme. Elke artistieke praktijk houdt onderzoek in. Wat kan dan bijkomend onderzoek zijn?

- Als je je alleen baseert op de naam en de faam van een docent, worden de goede pedagogen over het hoofd gezien. Ik denk dat scholen in de eerste plaats behoefte hebben aan goede pedagogen. Een kunstenaar is niet altijd een goed pedagoog.  

De Smet: Daar ben ik het mee eens, maar het kunstonderwijs heeft ook nood aan goede kunstenaars die lesgeven. Wat het niet nodig heeft, zijn slechte pedagogen die ook niet echt kunstenaar zijn. Ik ben directeur geworden in 1988, toen het kunstonderwijs, samen met het zeevisserijonderwijs, nog afhing van de federale overheid. In 1989, met het Mammoet-decreet, werd beslist dat het kunstonderwijs de regelgeving van de Vlaamse Gemeenschap zou volgen. Op dat moment waren er 148 hogescholen, waarvan sommige maar tachtig studenten hadden. Omdat Bologna eraan kwam, werd gevreesd dat veel scholen niet concurrentieel zouden zijn. Daarom werd beslist dat ze moesten fuseren. Maar ze hebben dat gedaan met wat ze een gesloten enveloppe noemen: het mocht niets extra kosten. Dezelfde begroting werd dus anders ingezet, op basis van andere berekeningen. Als kabinetsmedewerker heb ik eens uitgerekend hoeveel geld de hogescholen kregen voor hun kunstopleidingen en hoeveel van dat geld ook echt terechtkwam bij die kunstopleidingen. Dat was niet altijd evenveel. De minister heeft dan eens gebruld, maar zoals ik je al zei: echte macht heeft bijna niemand.

- Hoe kijkt u nu terug op uw professionele leven?

De Smet: Noam Chomsky zei: ‘Als ik aan het betogen ben, voel ik mij op mijn ongemak, en als ik aan mijn bureau zit wil ik betogen.’ Ik herken dat verlangen naar eenduidigheid en concentratie. Soms zou je willen kiezen, maar meestal word je gekozen, waardoor je leven soms de neiging heeft zich op te veel vlakken tegelijk af te spelen. Antonio Machado zegt: ‘De weg bestaat niet, de weg ontstaat al lopend.’ Pas als je terugblikt, zie je welk parcours je hebt afgelegd.

 

 

Montagne de Miel, 17 november 2021