Hans Theys ist Philosoph und Kunsthistoriker des 20. Jahrhunderts. Er schrieb und gestaltete fünzig Bücher über zeitgenössische Kunst und veröffentlichte zahlreiche Aufsätze, Interviews und Rezensionen in Büchern, Katalogen und Zeitschriften. 

Diese Plattform wurde von Evi Bert (M HKA : Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in Zusammenarbeit mit der Royal Academy of Fine Arts Antwerpen (Forschungsgruppe ArchiVolt), M HKA, Antwerpen und Koen Van der Auwera entwickelt. Vielen Dank an Fuchs von Neustadt, Idris Sevenans (HOR) und Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Marie-Sophie Beinke - 2022 - Uiterste precisie [NL, review]
, 3 p.

 

______________

Hans Theys

 

 

Over uiterste precisie en onooglijke vorderingen

Enkele woorden naar aanleiding van een tentoonstelling van Marie-Sophie Beinke

 

 

Ik bezoek LLS Paleis in Antwerpen voor een solotentoonstelling met uitsluitend nieuw werk van Marie-Sophie Beinke (°1990). De titel van de tentoonstelling luidt: 'Können Sie das bitte buchstabieren?' Hij doet denken aan het verzoek van een ambtenaar, voor wie de echtheid van je bestaan samenvalt met de spelling van je naam. De vraag bevat een beleefdheidsvorm, die ik associeer met een democratische samenleving. Maar ook met een cultuur die bijna uitsluitend gebaseerd is op het talige denken van politici, ambtenaren en schoolmeesters. Beinke vertelt mij dat het woord 'Buchstabieren' in het Duits echter een bredere  betekenis heeft dan het Nederlandse woord 'spellen'. Op die manier nodigt de titel ons uit bevindingen te formuleren. De tentoonstelling wil een gesprek openen.

 

Naar mijn gevoel draaien alle belangrijke vragen rond het begrip vrijheid. Of het nu gaat om politieke, wetenschappelijke, morele of artistieke vraagstellingen, altijd  moet er een vorm van gewoontedenken, een canon of een paradigma overwonnen worden om tot werkelijk experimenteel en doeltreffend handelen of denken te komen. Wat is vrijheid? Voor Proust bestond die in een verlossing uit een blinde manier van kijken en zien, een doorbreken van een routineus namaakdenken. Voor anderen ging het om een omarmen van je onveranderlijke aard (Spinoza) of je noodlot (Nietzsche). Maar waar sta je als je dit begrepen hebt? Je herinnert je dat de democratie voor Popper de regeringsvorm is die ons het best kan behoeden voor een dictatuur. Maar hoe geef je in je eigen leven gestalte aan zo'n veelzijdige benadering, aan een uitstel van het zogenaamde 'begrip', aan een gezond wantrouwen jegens  de normen en vormen die je worden opgelegd en die je gaandeweg verlammen, geconsolideerd door je gemakzucht en lafheid?

 

Kunstenaars zijn niet vrijer dan andere mensen. Maar soms durven ze zich wel vrijer te gedragen. In die zin zijn ze trouwer aan wie ze zijn of aan de persoon die ze willen worden. Ze dromen zich een vrijheid, die erin bestaat dichter bij zichzelf te staan. En ook al is dit 'zelf' grotendeels onveranderlijk, toch ontstaat er een soort van ademruimte, een soort van denken, een afwijkende handeling en, als ze geluk hebben, een reeks boeiende sporen.

 

We betreden een langwerpige, rechthoekige ruimte waaraan vijf sporen werden toegevoegd. Twee verticale sporen staan geschrankt in het midden van de ruimte. Het zijn op wieltjes rustende, verplaatsbare gevangeniscellen.[1] Bij de eerste cel staat de deur op een kier, bij de tweede staat ze wijd open. De deuren bevinden zich aan de binnenzijde van de ruimte, waardoor een gang ontstaat tussen de cellen, onzichtbaar. Voor we deze gang betreden, zien we links op de muur een zaaltekst, gesigneerd door Stella Lohaus, de artistiek directeur van de tentoonstellingsruimte, waarin de zin van de zaaltekst in vraag gesteld wordt. De zaaltekst, staat er te lezen, schuift zich tussen het werk en de fysieke ervaring van de toeschouwer. De tekst lijkt gedrukt, maar als je van dichtbij kijkt, zie je dat de letters geschilderd zijn met een penseel. Het is dus niet echt een zaaltekst, maar een schilderij.[2]

 

De voorbije decennia ontstond de waangedachte dat zaalteksten onontbeerlijk zijn in museale tentoonstellingen. Daar zijn politieke redenen voor, die te maken hebben met het inzetten van kunstwerken als lokmiddelen voor een wansmakelijk cultureel toerisme, voortgekomen uit de verwerpelijke namaak-gedachte dat het bewaren en tonen van kunst niks mag kosten. Als in een oosterse gevechtskunst, doet Beinke heel even een knieval, zodat haar als een kruidenier kromdenkende tegenstrever, voortgestuwd door het eigen lompe gewicht, voorover tuimelt.

 

Beinke maakte eerder schilderijen die uitsluitend uit doek en geschilderde letters bestonden. Toen ging het om uitvergrote titelkaartjes van schilderijen, zoals we die aantreffen in musea: 'Mutter und Kind, 2021, Öl auf Leinwand, 63 x 90 cm’. Beinke vertelt dat deze werken voortgevloeid zijn uit het verlangen schilderijen te maken die ontsnappen aan de verwachtingen. (Ze vormen een antwoord op de vraag hoe je een schilderij kan maken dat niet lijkt op een schilderij.) Tegelijk probeert ze beelden op te roepen zonder ze wereklijk 'uit te beelden'. Voor mij geven deze werken de grenzen aan waarbinnen schilders vroeger geacht werden te werken. Hun thema's lagen vast. Daardoor gingen ze zich amuseren met de factuur van het schilderij: ze tornden aan de compositie, speelden met de geëigende figuren, zochten nieuwe technische oplossingen. De vrijheid toonde zich in de manier waarop het vastliggende thema vorm kreeg.

 

De gevangeniscellen zijn prachtig gelast, met minimale lasnaden. De scharnieren zijn van een grote eenvoud en elegantie. Ze zijn hoekig gebleven (ze werden niet afgerond). Het ijzer is mooi zwart, tenzij op de luttele plekken waar een dikke lasnaad weggeschuurd werd. De cellen blijken een soort stoel te bevatten. Ze rusten op wieltjes die je klem kan zetten. Ik vraag Beinke waar het ontwerp vandaan komt. Ze vertelt dat ze soortgelijke cellen op internet heeft gezien, waar ze te koop worden aangeboden. Het is een griezelige gedachte, te weten dat je verplaatsbare cellen op wieltjes kan kopen voor polyvalent gebruik. Wie zou die dingen kopen? Beinke vertelt ook dat ze jarenlang twee foto's van zulke cellen in het atelier had, aan de muur, omdat ze hoopte er schilderijen op te kunnen baseren. Uiteindelijk besloot ze zelf cellen te bouwen.

 

De ruimtelijke opstelling is van een zeer grote precisie. Achteraan rechts vinden we op de muur, als ruimtelijke pendant van de geschilderde zaaltekst vooraan links, een spijker waaraan een touwtje met potlood bungelt. Een readymade die Beinke aantrof in haar atelier, waar ze een potlood had opgehangen omdat ze een inval snel wilde kunnen noteren. Met het potlood werd een cirkel op de muur getekend. Ergens op de omtrek is een in verf gedrenkte bal terecht gekomen. Dat zie ik aan de vorm van de rode plek en de spetters. En inderdaad vind ik, enkele meters verder, een bijna onzichtbare streep op de vloer, van waar de bal werd gegooid.[3] De cirkel was het doel, de schietschijf. De rode vlek op de muur is een minimale ruimtelijke ingreep, een vreemdsoortig schilderij, een merkteken, het spoor van een meditatieve gebeurtenis.

 

In de volgende ruimte, grotendeels bezet met vierkante lichtblauwe tegels, treffen we zwevend boven de vloer, aan één zijde rustend op een zelfgelaste, elegante, zwart-ijzeren voet, een lichtblauwe duikplank aan, aan het uiteinde gemarkeerd met witte strepen die doen denken aan de streep in de vorige ruimte. De titel van het werk is 'Der Sprung’.[4] Net zoals bij de schilderijen die uit woorden bestaan, wordt de eigenlijke sprong niet uitgebeeld, maar opgeroepen. Beinke vertelt dat het werk voor haar iets te maken heeft met het nemen van beslissingen, het nemen van risico's.

 

Alles staat strak in deze tentoonstelling. Alles lijkt beheerst, behalve de rode afdruk en de spetters. Alsof elk werk op een ingehouden manier vorm geeft aan een grenslijn, aan een schijngrens, aan een kleine overwinning. Samen bepalen deze werken de ruimte. Overal is de kunstenaar aanwezig. Onzichtbaar en krachtig.

 

In mezelf tastend naar een bevinding die voortgevloeid kan zijn uit deze tentoonstelling, herinner ik mij de twijfels en de verlamming, de rusteloosheid en wanhoop van mijn jeugd, toen ik nog niet wist dat mijn leven al van start gegaan was en dat je, in afwachting van de grote finale stap die je nooit zal kunnen of mogen zetten, schuifelend al enkele onooglijke vorderingen hebt gemaakt die je later nog moeilijk zal overtreffen.

 

 

Montagne de Miel, 2 oktober 2022

 

[1] Cells, 2022, Staal, messing en polyurethaan, (1) 208 x 96 x 86 cm, (2) 208 x 181 x 91 cm

[2] Zaaltekst, 2022, Olie op doek, 172,5 x 122 cm.

[3] Focus, 2022, Grafiet, hout, metaal, spijker, acrylverf en katoen, 112 x 86 cm

[4] Der Sprung, 2022, Polyester, glasvezel en staal, 34 x 182 x 38 cm