Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Fons Welter - 2021 - Intuìˆtie en intensiteit [NL, interview]
Interview , 5 p.

 

 

 

______________

Hans Theys

 

Intuïtie en intensiteit

Gesprek met Fons Welters

 

Sinds de oprichting van zijn galerie in 1984 ontdekte Fons Welters (°1943) een hele reeks getalenteerde kunstenaars, die vervolgens nationale of internationale faam verwierven. In 2015 werd hij door de overkoepelende Europese galeriefederatie FEAGA bekroond met de Lifetime Achievement Award.

- Hoe ben je in contact gekomen met de kunstwereld?

Welters: Een jongere zus zat op de kunstacademie in Den Bosch. Ze bracht mij naar de bioscoop en schonk mij een exemplaar van La Chute van Albert Camus. Via Camus kwam ik terecht bij Dostojevski, van wie ik het tiendelig verzameld werk op drie maanden tijd heb uitgelezen. Het was alsof ik thuiskwam. Je moet beseffen dat ik eigenlijk in de negentiende eeuw ben opgegroeid. Mijn vader was geboren in 1882 en diens oudste broer in 1868. Na Dostojevski heb ik ook Poesjkin gelezen, Tolstoj, Gogol… Dan Thomas Bernhard… Dat is mijn school geweest, de literatuur. Daarnaast was ik helemaal gek van Gerrit Achterberg. Zijn verzameld werk telde zo’n duizend pagina’s. Die kende ik uit het hoofd. Zijn gedichten hoorden bij een bepaalde groei die ik moest doormaken. Het terugkerende gegeven in zijn gedichten is de dode geliefde, die hij in ieder gedicht weer tot leven probeert te wekken. Voor mij is de essentie van de kunst dat je iets waardoor je begeesterd bent tot leven probeert te brengen, in welke vorm dan ook. Een ander bijzonder boek was Bezonken rood van Jeroen Brouwers, die op dezelfde kostschool heeft gezeten als ik. Dat is een van de ontroerendste geschriften die ik ooit heb gelezen. Geweldig.

- Welke film is je bijgebleven?

Welters: De eerste film die mij heeft aangegrepen, was Onibaba van Kaneto Shindo, een film uit 1964. Een andere film die mij heeft geraakt is Rocco e i suoi fratelli van Visconti. De scène waar de hele familie aankomt in het station in Milaan! Ongelooflijk wat een schoonheid en ontroering. Ik hou ook veel van Gummo, de eerste film van Harmony Korine. Een geweldige film.

       Onibaba gaat over een moeder en een dochter die samen samoerai vermoorden door ze in een put te duwen. Ze ontdoen hen van hun wapenrusting, die ze verkopen of ruilen tegen rijst of saké. Zo verdienen ze de kost. Op een dag wordt de dochter echter verliefd. Elke nacht rent ze door een ruisend rietveld naar haar geliefde. Die beelden zijn fantastisch, met prachtige geluiden van koerende duiven en trompetterende olifanten… De moeder ontdekt dit en ze wordt bang dat haar dochter haar zal verlaten. Ze vermoordt een samoerai die een groot masker heeft en gebruikt dit masker om haar dochter angst aan te jagen in het rietveld, ’s nachts. Maar het masker groeit vast aan haar gezicht. En de dochter moet het lossnijden.

- Ze moet haar moeder ontmaskeren om zichzelf te bevrijden. Het lijkt wel een sprookje van de gebroeders Grimm.

Welters: Ik hou van de Japanse cultuur. Ze hebben dat extreme in hun gevoel. Alles speelt zich af op de rand van de waanzin. Alles is pure poëzie. Ik hou ook van Mishima, bijvoorbeeld.

- Als je nooit teruggekeerd bent naar de boerderij, heb je je ouders dan nog ontmoet?

Welters: Toen ik wegging was mijn vader 96. Hij is het jaar nadien overleden. Hij lag opgebaard in een cirkelvormige ruimte. Ik bleef staan op de drempel. De begrafenisondernemer nam mij bij de hand, bracht mij naar mijn vader en legde mijn hand op diens hoofd. Het was alsof alle dijken braken.

- Ik heb hetzelfde ervaren met mijn vader. Zijn bevroren blonde haar smolt onder mijn hand.

Welters: Connie Palmen heeft die scène gebruikt in De wetten. We waren bevriend toen ze dat boek schreef. Op het kerkhof werden we aangemaand te vertrekken voor de kist neergelaten werd. Maar ik wilde zien hoe de kist naar beneden ging, als een hond die een bot begraaft. Tegenstrijdig, eigenlijk, want ik hield van mijn vader. We hadden vaak conflicten, bijvoorbeeld over vernieuwingen in de boerderij, maar ik denk met veel respect en bewondering aan hem terug. Met mijn moeder zit het anders. Die was extreem neurotisch. Vandaag begrijp ik waarom. Ze had het niet makkelijk. Ze overleed toen ik een beurs in Keulen aan het opbouwen was. Ik nam de trein naar het dorp waar ze opgebaard lag. Toen ik het station verliet, vloog er een vlucht kraanvogels over. Dat is het enige wat ik van dat bezoek heb onthouden. De herinnering aan die kraanvogels. Een vogel die vaak afgebeeld wordt in de Japanse kunst, trouwens.

- Waar ontdek je jonge kunstenaars?

Welters: Ik bezoek de tentoonstellingen van De Ateliers, de Rijksakademie, het HISK en nog een aantal scholen.

- Femmy Otten heb je voor het eerst gezien in het HISK?

Welters: Ja, maar ik had een medewerkster die twijfelde. Nadien heeft Femmy nog op de Rijksakademie gezeten. Daar is ze tot volle bloei gekomen. En dan zijn we beginnen samenwerken. Binnenkort heeft ze een tentoonstelling in De Warande in Turnhout.

- En Joep Van Lieshout?

Welters: Die heb ik voor het eerst gezien tijdens zijn eindexamen in de academie van Rotterdam. Hij komt uit Brabant, uit Ravenstein. Ik had in Rotterdam al een gesprek met hem, maar hij hield de boot af. Nadien zat hij twee jaar op De Ateliers. Daar zette hij enorme stappen. Urs Fischer, Thomas Houseago en Matthew Monahan hebben later ook op De Ateliers gezeten. Zo’n school kan van grote invloed zijn. Als er een paar sterke figuren in dezelfde lichting zitten, kunnen ze elkaars werk naar grote hoogten stuwen. Eerst maakte Joep heel barokke beelden, onder andere met aambeelden uit een oude smidse. Naderhand evolueerde dat naar heel minimaal werk, gemaakt van bierkratten en stoeptegels die dezelfde oppervlakte hadden en waarmee hij eindeloos verder kon bouwen. Daarmee is hij doorgebroken. Die bierkratten heeft hij nog getoond in mijn eerste galerie, hier een kwartiertje lopen vandaan. In 1989 ben ik verhuisd naar dit pand.

- Een mooie ruimte.

Welters: De toegangspoort is een werk van Joep. Ook alle meubelwerken die je hier ziet. En voor mijn flat hierboven heeft hij een gele module gemaakt die zowel keuken als badkamer is. (Hij leidt mij naar boven en toont de module, die scheef in het midden van de zolderruimte staat.) Ik hou van geel. Ik weet niet waarom. Mijn eerste tentoonstelling met Joep kreeg een prachtig artikel in Domus. Zo is het begonnen.

Mijn kennismaking met de kunst is het grootste geschenk dat mij is overkomen. Die allereerste dagen dat ik met kunstenaars ging praten om te kijken of we samen iets konden doen, in 1985, voelde ik dat ik iets had gevonden dat mijn leven kon bepalen. Ik was zo enthousiast! De eerste jaren stelde de galerie nog niks voor, maar het waren de mooiste jaren. Ik zou willen dat iedereen zoiets kon meemaken.

 - Wat doet je besluiten om met een kunstenaar samen te werken?

Welters: Als ik niet begrijp waar ze mee bezig zijn, wordt mijn belangstelling gewekt.

- In een interview over de Wide White Space Gallery geeft Bernd Lohaus hetzelfde antwoord.

Welters: Ik ga eerst voor het werk. Ik vind het ook belangrijk dat dit balanceert op de grens van normaal en abnormaal. Verder moet er sympathie zijn. Het moet klikken tussen mij en de kunstenaar. Maar als het werk goed is, valt de kunstenaar altijd mee. Wat dat aangaat ben ik nooit teleurgesteld.

In het begin werkte ik vooral met kunstenaars die sculpturen en installaties maakten. Schilderijen en foto’s zijn er pas later bijgekomen. Je keuzes worden bepaald door alles wat je in het verleden tot je genomen hebt. Je beleid vloeit daaruit voort. Ik heb nooit strategisch gedacht. Ik volg mijn intuïtie. Als een werk mij fascineert en ik ben er ’s avonds en de volgende dag nog mee bezig, dan wordt het wat. Na een tijd ga je je intuïtie vertrouwen.

De huidige nadruk op het politiek correcte stamt al van 9/11. Ineens moest iedere kunstenaar geëngageerd zijn. Dat heb ik altijd zo’n flauwekul gevonden. Vandaag zie je hetzelfde met Black Lives Matter. Hoe kan een kunstenaar ineens een passie voelen voor iets wat hem, haar of hun voordien nooit heeft beziggehouden?

- Een dame met wie ik onlangs sprak, vertelde mij het volgende: ‘De meeste kunstenaars gaan mee met de flow. Vandaag is dat Black Lives Matter. Iedereen moet het hebben over slavernij en dekolonisatie. Daar is ook geld voor. Als je dat onderwerp behandelt, heb je meer kans dat je subsidies krijgt. Iedereen gaat gewoon mee in dezelfde richting, terwijl je van kunstenaars en vormgevers net verwacht dat ze breken met de verwachtingspatronen.’ Vanochtend mailde ze mij dat ik de passage moet schrappen.

Welters: De enige kunstenaar die echt geëngageerd was op dit vlak, is Marlene Dumas. Maar die heeft die dingen zelf meegemaakt in Zuid-Afrika. Ik vind het geforceerd als iemand vanuit zo’n onderwerp naar kunst gaat kijken of kunst maakt. Voor mij moet kunst onbegaanbare wegen begaanbaar maken. Dat kan ook los staan van politiek engagement. Maar tegenwoordig mag je dat niet meer zeggen, want dan ben je een ouwe witte man. Natuurlijk is het goed dat zwart, blank, vrouw, man of alles wat daartussen zit of errond cirkelt in verzet komt en gehonoreerd wordt, maar dat er nu al in sollicitaties staat dat er bij voorkeur gekleurde mensen worden aangenomen, of dat er alleen kunst gekocht wordt die bericht over andere culturen, leidt er alleen maar toe dat je dingen gaat overslaan die ook interessant zijn. Het is natuurlijk wel zo dat alle vernieuwingen zo verlopen. Eerst wordt alles heel extreem gesteld, maar uiteindelijk komt alles weer samen en komen er toch interessante dingen uit voort. Bijna alle nieuwe dingen zijn zo ontstaan.

Onlangs toonden we werk van Ryo Kinoshita. Ik had zijn werk gezien op de Rundgang in de academie van Düsseldorf. Er was heel veel animo op de tentoonstelling. We hebben ook meteen alles verkocht. Dat is het mooiste wat een galeriehouder kan overkomen: iets laten zien dat je bijzonder vindt en meteen bijval vinden.

- Wat ben je vandaag aan het lezen?

Welters: Clarice Lispector. Ik las over haar in De Groene Amsterdammer, in een reeks over vergeten vrouwen in de literatuur. Ik heb ook de biografie van Philip Roth gekocht, nu verboden in de Verenigde Staten maar hier nog verkrijgbaar.

- Heb je in je galerie al samengewerkt met auteurs?

Welters: Neen, maar onlangs was er wel een tentoonstelling met werk van Berend Strik, die Adriaan van Dis had uitgenodigd enkele gedichten bij zijn werk te schrijven.

- Er hangt een beklijvend werk van Berend Strik tegenover ons.

Welters: Het is een met stiksels bewerkte foto van zijn vader als prins carnaval, net voor hij zelfmoord pleegde. Maar eigenlijk spreek ik niet graag over de kunstenaars van mijn galerie, omdat ik geen van hen wil kwetsen. Ik kan er niet zomaar enkele mensen uitpikken en de anderen onvermeld laten.

- Dat begrijp ik. Ik hoorde dat je je eigen collectie aan het wegschenken bent?

Welters: Ik wil mijn collectie niet verkopen, ik vind dat niet netjes tegenover de kunstenaars. Daarom heb ik haar aangeboden aan het Stedelijk Museum. Ik ben er al meer dan zes jaar mee bezig, maar door de steeds wisselende directies wordt het telkens weer op de lange baan geschoven. Toen ik in 2015 de Lifetime Achievement Award van de FEAGA kreeg, heb ik Beatrix Ruf opgezocht en haar mijn collectie aangeboden. We hebben samen een selectie gemaakt die we zouden tonen in een expositie en een boek. Maar in 2017 werd ze ontslagen. Dat vond ik jammer, omdat ik vond dat er onder haar leiding voor het eerst sinds jaren weer echt iets gebeurde in het Stedelijk Museum. De huidige directeur vindt mijn schenking niet interessant en heeft het aantal werken gehalveerd. Een expositie en een boek komen er niet meer. Ik had me daar wel wat anders bij voorgesteld. Nu ben ik her en der aan het doneren. Aan het Kröller-Müller, De Pont en nog een paar musea.

- Waarom wil je er eigenlijk mee ophouden?

Welters: Om up-to-date te blijven moet je veel reizen. En het eigenlijke runnen van een galerie is zwaar werk. Ik vind het veel leuker talent te scouten. En ik ben blij dat ik rustig de tijd neem om de galerie op een behoorlijke manier over te dragen aan een jongeman van 31.

- Wat zijn de mooiste musea of de mooiste tentoonstellingen die je ooit hebt gezien?

Welters: Ik heb honderden musea bezocht. Overal heb ik mooie dingen gezien. Iets dat mij erg heeft geraakt was de installatie van Matthew Barney op de documenta van Jan Hoet. In een parkeergarage. Barney wordt nu door velen gezien als kitsch, maar ik vond die installatie fantastisch. Als iemand zoiets doet, kan ie nooit meer stuk. Die installatie had iets heel puurs, iets heel onaanraakbaars. Het was alsof er iets was gebeurd dat je net gemist had. Hij had het verstrijken van de tijd tastbaar gemaakt. In die zin doet het denken aan Palazzo Regale van Joseph Beuys, dat hij net voor zijn dood heeft gemaakt in Milaan en dat ik voor het eerst in Düsseldorf heb gezien. Dat werk doet denken aan een kapel. Daar heb je het gevoel dat Beuys net ontslapen is, dat er net iets is gebeurd dat je hebt gemist. Het heeft een formidabele intensiteit. Dat zijn ijkpunten. Matthew Barney was een hoogtepunt. Dat weet je pas later. Een bijzonder werk gaat steeds meer in je groeien. Je hebt het gezien, je kan het niet plaatsen, maar het gaat groeien en steeds meer plaats innemen. Het wordt steeds belangrijker.

 

 

Montagne de Miel, 5 juni 2021