Hans Theys is a twentieth-century philosopher and art historian. He has written and designed dozens of books on the works of contemporary artists and published hundreds of essays, interviews and reviews in books, catalogues and magazines. All his publications are based on actual collaborations and conversations with artists.

This platform was developed by Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in collaboration with the Royal Academy of Fine Arts in Antwerp (Research group Archivolt), M HKA, Antwerp and Koen Van der Auwera. We also thank Idris Sevenans (HOR) and Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Rudy Latoir - 2023 - In Memoriam [NL, essay]
Text , 2 p.

 

 

 

____________________

Hans Theys

 

In Memoriam Rudy Latoir (1955-2023)

 

Punker, tijdschriftmaker, grafisch vormgever, typograaf, tekenaar, schilder, fotograaf, DJ, nachtclubeigenaar, caféuitbater, maker van mixtapes, master in de moraalfilosofie aan de Vrije Universiteit Brussel (grote onderscheiding), links activist, enthousiasteling, verzamelaar van miniatuurauto’s en stripverhalen, wielertoerist, gelegenheidskok, feestjesbouwer, trouwe vriend, broer, Bobo, E201.

Zelf heb ik Rudy niet goed gekend, ook al is hij veertig jaar geleden belangrijk voor mij geweest. En ook al is hij de voorbije jaren opnieuw verschenen in mijn leven. In 1982 ontving hij me in zijn atelier. Het was mijn eerste bezoek aan het atelier van een schilder. Hij werkte aan enkele damesportretten. Hij was alert, stralend, vinnig, goedlachs. Briljant, open en genereus. Hij gaf me een visitekaartje dat ik nog steeds heb, het enige visitekaartje dat ik ooit heb bewaard. Een paar maanden later nodigde hij me uit voor een etentje. De dames rond de tafel waren oogverblindend, superintelligent en scherp, de heren waren ironisch. Ik was doodsbenauwd. Ik stal een mes en ging er vandoor. Vandaag hangt dit mes aan mijn keukenmuur. Ook dit voorwerp heb ik veertig jaar bewaard. Waarom? Toen ik in 2010 een essay mocht schrijven voor ‘Lotus’, het eerste fotoboek van Max Pinckers, droeg ik deze tekst op aan Lydie, een mysterieuze dame van wie niemand weet of ze nog in dit leven is, en aan Rudy Latoir. Waarom?

Vorige week is hij overleden. Gisteren ontving hij mij en een jonge vriend in zijn woning. We brachten er een aangename dag door, luisterend naar een van zijn playlists, met minder bekende nummers van beroemde zangers en obscure covers van bekende nummers: Dylans eigen versie van ‘All Along the Watchtower’, ‘Le déserteur’ van Boris Vian, uitgevoerd door een mij onbekende zanger, Ennio Morriocone, Ali Farka Touré en vele anderen. Als we ’s avonds pasta willen maken, zijn we eerst verbaasd geen olijfolie te vinden, maar tenslotte vinden we anderhalve fles op de meest aangewezen plek. In de koelkast zit een ongeopend pak Parmezaan.

Stap voor stap gaan we door zijn archief, op zoek naar werken die we kunnen tonen tijdens een herdenking. Eerst kijken we naar een aantal lange rollen die grote schilderijen op zeer fijn doek of stevig papier bevatten. De schilderijen hebben hun winterslaap overleefd. De kleuren zijn ongewoon krachtig gebleven. We ontdekken mooie achtergronden, sommige gemaakt met vuil water andere uitgekiende vlekkenwerelden met spraypaint. Vooraan zweven figuren zoals een kinderkoets met hefschroeven en een blazende uitlaat, een punker met zwarte Mohikanenkuif, vampiertanden en een halsband met studs, een vlammende sportbak, een compositie met goudomrande, zwarte silhouetten van geweren, bommen, plastic flessen en staafmixers, hitsige draadmannetjes, een compositie met kettingzagen enzovoort. Vaak speelt hij met verdubbelingen, symmetrie en schijnsymmetrie. Hij gebruikt figuurtjes die we aantreffen op bordjes die ons wegwijs moeten maken, hij schept zelf figuurtjes, hij gebruikt vernuftige, zelf gesneden sjablonen, spraypaint, maar ook trefzeker met de kwast aangebrachte verf. Picturale diepte, illusie van beweging, engagement, humor.

Doos na doos openend, ontdekken we tientallen mappen waarin we exemplaren aantreffen van ‘Leegoed’, het eerste Belgische punktijdschrift, door hem gemaakt, cartoons, comics, fontontwerpen (met tape, met penseel, met aardappelen) en een indrukwekkende reeks ontstaansgeschiedenissen van album covers (TC Matic, Arno, Raymond van het Groenwoud, De Kreuners, Jo Lemaire, Vaya Con Dios), affiches, flyers en logo’s voor projecten van bevriende kunstenaars. Telkens weer zien we hoe hij, zoals Chinese kalligrafen, zoals Dick Bruna, hetzelfde beeld tekent en hertekent, tot het aanzicht vloeiend wordt, minimaal aangegeven met enkele lijnen, krachtig en dynamisch, vaak gezien van bovenuit, in driekwart. We ontdekken een trefzeker, onvermoeibaar tekenaar, die deze tekeningen nooit aan iemand heeft getoond, omdat ze slechts aanzetten waren tot compact, kleurig, uit verschillende vlakken bestaand drukwerk. Zeefdruk, uit vlakgommen gesneden stempels, aardappels. Elke keer verdwijnt de lijntekening, ten gunste van de vlakken. Overal zoekt hij manieren om zijn lijntekeningen te kartelen, puntig of hortend te maken. Hij zet ze opzettelijk om in pixels, hij maakt ze rafelig, ogenschijnlijk slordig. Een pijnlijke verdwijntruc, op zoek naar een niet behaagzieke, radicale vorm. In zijn typografie zoekt hij eerst naar elegantie en verrassende, spitsvondige details, dan naar manieren om de letters te laten wegzinken, eroderen, vergaan, wegdeemsteren. Als de hongerkunstenaar, zo ging hij tewerk. Ik droom over een boekje waarin we alleen tekeningen tonen, samen met zijn vloeiende, handgeschreven alfabetten.

De laatste jaren werkte hij als vormgever en typograaf samen met Max Pinckers. Samen maakten ze verschillende prachtboeken. Opnieuw dezelfde reductie, hetzelfde wegcijferen. Uitgebeend, helder, strak. En dienstbaar.

Louise Kaplan heeft beschreven waarom ik een mes moest stelen: onzeker over mijn mannelijkheid, had ik een extra wapen nodig bij mijn eindeloze omzwervingen door de hoofdstad, alle hoeken en gaten verkennend, in natte stegen nooduitgangen ontdekkend van bioscopen en theaters, waardoor ik gratis voorstellingen kon bijwonen. Voorafgaand aan de verbouwing van de Muntschouwburg kon je vijf minuten na de aanvang van elke opera gewoon naar binnen. Ik woonde de voorstellingen bij vanuit de loge van de koning, rechts vooraan. Niemand die mij ooit kwam ontzetten. Ik was onzichtbaar. Op de Anspachlaan zag ik een groot schilderij, aangebracht op een regulier reclamebord. Ondertekend: E201. Enkele weken later ontmoette ik de schilder. Tot gisteren wist ik niet meer waar of hoe, tot ik in Rudy’s bibliotheek boeken van Leopold Flam aantrof. Een filosoof die lesgaf aan de Vrije Universiteit en sprak over engagement, zingeving en het ontwerpen van je eigen bestaan. Een man van wie ik veel heb geleerd. En die ook Rudy in beweging heeft gezet. Zodat we elkaar zijn tegengekomen, als biljartballen van Hume. De oorzaak gekend, de gevolgen onvoorspelbaar. Rudy heeft mij gezien. En behoed voor het volledige verdwijnen.

Het laatste nummer van de playlist is een op mondharmonica uitgevoerde, traag-zwoele versie van de Internationale. De laatste klanten hebben het café verlaten, de eigenaar maakt de kassa leeg en knielt om de deur te vergrendelen. Het is genoeg geweest. Tijd voor bedje.

 

Montagne de Miel, 19 november 2023