Ann Veronica Janssens
Ann Veronica Janssens - 2014 - Chapelle Saint-Vincent à Grignan [FR, essay]
__________
Hans Theys
Chapelle Saint-Vincent in Grignan
Enkele woorden over een sculpturaal voorstel van Ann Veronica Janssens
Ann Veronica Janssens (1956) is op dit ogenblik waarschijnlijk de bekendste vrouwelijke hedendaagse kunstenaar uit het Franstalige landsgedeelte. Ze woont in Brussel en heeft twee dochters. In 1979 was ze laureaat van de Prijs Jonge Belgische Schilderkunst met een werk waarmee ze afstudeerde aan La Cambre. Sindsdien formuleert ze tegen een gestaag tempo minimale sculpturale voorstellen die ons uitnodigen ruimten of bepaalde verschijnselen op een nieuwe manier te ervaren.
Mist
In 1997 vulde ze in het Antwerpse M HKA enkele zalen met verdampte olie die, vooral door de witte muren, zoldering én vloer, aan mist deed denken. In 2000 maakte ze, als toevoeging aan een choreografie van Pierre Droulers, een sculpturale installatie waarbij deze ‘mist’ gekleurd werd met kunstlicht, dat de illusie creëerde van een horizontaal gekantelde zonsondergang waar je doorheen kon wandelen. Het fascineerde haar dat je kleur, maar vooral de overgang tussen twee of meer kleuren, bijna tastbaar kon maken door middel van een vrijwel ontastbare drager. Als volgende stap creëerde ze in 2001, voor een tentoonstelling in de Nationalgalerie in Berlijn, een container met transparante wanden waarop gekleurde films werden gekleefd, zodat de toeschouwers die de container betraden ondergedompeld werden in gekleurd zonlicht. In 2003 vulde ze de hele gelijkvloerse verdieping van de Kunsthalle in Bern met mist en bracht ze kleurfilms aan op de ramen. Kortom, uit die ene ingreep in het MHKA in 1997 zijn tientallen sculpturale voorstellen voortgekomen, waaronder, uiteindelijk, ook haar toevoeging aan de Chapelle Saint Vincent in het Franse Grignan.
Gesprek
Janssens houdt er niet van geïnterviewd te worden. Ze zal zeker nooit antwoorden op ‘waarom-vragen’. Ze is ook erg gesteld op de manier waarop ze een werk zelf beschrijft. Een stapeling blokken van cellenbeton die een trap verhogen tot een uitkijkpost die een bordes verlengt, noemt ze ‘une forme qui épouse un escalier’. Wie deze vorm anders wil beschrijven, zoals ik net deed, helpt misschien wel de lezer die het werk nooit heeft gezien, maar doet volgens Janssens afbreuk aan het werk. Daarom kan ze haar werk niet ‘uitleggen’ en daarom heb ik haar in april 2013, een maand voor de opening van de kapel en het verschijnen van het boek dat Ronny Van de Velde erover maakte, niet geïnterviewd, maar gewoon gevraagd wat ze in de kapel had gedaan.
We zitten in haar keuken. Ze vertelt dat het werk is voortgevloeid uit een wedstrijd voor een kunstintegratie in een Romaanse kapel. Deze kapel heeft vier ramen, waarin ze vier tien centimeter dikke glazen platen heeft laten plaatsen. Rond deze monolieten (zoals zij ze noemt) stroomt nog daglicht binnen en de nodige verse lucht. Na lang overleg met tal van ingenieurs werd besloten de monolieten niet in een stalen raam te vatten, maar louter 25 cm diep in de bestaande muur te laten zakken. Plaatselijke vaklieden kapten de nodige uitsparingen uit en metselden de 200 kilogram wegende ramen op de traditionele manier vast. De ramen werden gegoten in Tsjechië. Het afkoelen alleen al duurde vijf maanden. Elk raam heeft een andere kleur. In het oosten werd een roos glas op basis van goud geplaatst, in het zuiden een felgroen glas op basis van uranium, in het westen een oranje rozet en in het noorden een blauw raam op basis van kobalt. Naarmate de aarde wentelt, valt het zonlicht binnen door een ander raam en mengen de kleuren zich anders in de kapel. ‘Ik schilder de muren zonder ze aan te raken,’ vertelt Janssens. Ze houdt ook van de complementaire kleuren die te zien zijn aan de rand van de glasramen of van de violette schaduwen die geworpen worden door het felgroene licht ’s middags. Verder komen er in de kerk ‘tweekleurige projecties’, die door de bezoeker in gang gezet kunnen worden door middel van een knopje bij de ingangspoort. In die poort werden ook gaatjes geboord, links en rechts en op allerlei hoogtes, zodat kinderen en volwassenen de gehele kapel ook kunnen zien als ze gesloten is. De stoelen werden geschilderd in een soort grijs dat kleur lijkt op te slorpen.
Minimaal
Liliane Dewachter schreef ooit dat Janssens minimale kunst lijkt te maken, omdat ze minimale middelen aanwendt om ons dingen te tonen. Deze opmerking is belangrijk, omdat ze wijst op wat er te zien kan zijn en niet op wat er voor onze neus staat. Het kijken naar Janssens’ werk vergt een vrij oog, een bijna nonchalante blik. Als je off-focus kijkt, zie je meer. Allicht vloeit dit voort uit het feit dat de kunstenaar zelf op een veel minder dogmatische manier kijkt dan wijzelf. Door mijn jarenlange samenwerking met haar ben ik zelf ook vaker nabeelden, complementaire of minder vanzelfsprekende beelden gaan zien, zoals vorige zomer in Zürich, waar ik zittend op de kade ineens lichtkringen niet op het water zag verschijnen, maar diep tot in het water zag doordringen. Wie vertrouwt raakt met het werk van deze kunstenaar, gaat anders naar de wereld kijken. Daarom noemde ik haar werken (in het boek The Gliding Gaze, Middelheim, 2003) ook ‘sculpturale voorstellen’: objecten die ons een bepaald gezichtspunt aanbieden en ons zo op een anders nauwelijks waarneembare lichtinval, kleur of klank wijzen. Het zijn voorstellen, omdat ze ons op een open manier uitnodigen iets op een nieuwe manier te ervaren. Het kunstwerk is niet het eindpunt, maar een verbinding met verschijnselen die van moment tot moment veranderen. Hoe mooi toen ik op een ochtend vanuit mijn bureau, tien meter verder, minieme lichtflitsen waarnam die vertrokken van een plekje in het grasperk en ik even later, op mijn buik liggend, zag hoe een minuscule dauwdruppel de hele wereld ondersteboven weerspiegelde en zachtjes schommelend zijn geheime lichtsignalen naar mij had gezonden! Van zo’n stof is dit werk gemaakt, in de vorm van sculpturen, sculpturale voorstellen of, in het geval van de kapel, virtuele schilderingen. Lichtvoetig, maar met een dreigende ondertoon, omdat dit werk ons in het moment lokt, waar de verglijdende tijd en de vergankelijkheid onontkoombaar worden.
Montagne de Miel, 25 augustus 2014