Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

Panamarenko

(c)image: M HKA
Meganeudon, 1973
Multipel , 15.3 x 36 x 12.5 cm
fiberglas, hout, plexi, ijzer, motor

Vanaf het begin van de jaren 70 probeert Panamarenko het trilmechanisme van insectenvleugels te vertalen naar lichte vliegtoestellen met pedaalaandrijving. Flappende vleugels zouden volgens Panamarenko wel eens de meest efficiënte vorm van vliegen op mensenkracht kunnen zijn. Maar hoewel de kloppende vleugel er op het eerste gezicht eenvoudig uit ziet, is hij veel complexer dan de vaste vleugel of de helikopter. Omdat bij mensen een natuurlijk mechanisme ontbreekt, moeten we dit volgens Panamarenko opvangen door een zelfgemaakte constructie die onze sterk ontwikkelde beenspieren gebruikt. De verschillende Meganeudons en Umbilly’s gaan steeds uit van dezelfde basisgedachte: tussen de aandrijving en de vleugels zit een veer die het typisch trillen van insectenvleugels voortbrengt. Omdat beide vleugels met de veer verbonden zijn, houden ze elkaar in evenwicht en wordt elke vleugelslag automatisch gevolgd door een verende terugslag.

Ik dacht dat fladderende vleugels een grotere hoek konden maken en dus meer lucht konden verplaatsen. Omdat de twee vleugels door middel van een veer aan elkaar verbonden zijn, houden ze elkaar in balans. De vleugels, die eruitzien als een membraan, klappen open als een veer. De lucht die erin valt, wordt vervolgens weer weggeduwd door de verende terugslag van de vleugel. Dat is een heel efficiënte manier van vliegen, maar natuurlijk ook veel gecompliceerder…”. (Panamarenko)

Om de theoretische mogelijkheid aan te tonen van een vliegmechanisme dat met zeer wijde, fladderende vleugels zware massa’s kan optillen, beroept Panamarenko zich op het bestaan van een voorhistorische waterjuffer, ‘Meganeudon’ genaamd. Die beschikt over de enorme vleugelwijdte van 1.5 m. In de wetenschappelijke naslagwerken vindt men de ‘Meganeudon’ echter nergens terug; wel de Meganeuron, die gesitueerd wordt in het fossiele tijdperk van de Carboon. Het betreft een 280 tot 230 miljoen jaar oude voorloper van onze hedendaagse libellen. Panamarenko: “Ik heb van die ‘r’ een ‘d’ gemaakt ja, dat klinkt zo wat meer dinosaurusachtig!’. Het verdraaien van objectieve gegevens om ze in een nieuw verband te integreren, behoort tot de kenmerken van de happenings en de fluxus.

(Bron:  Morrens, P., Willemse, H., 2005, Copyright Panamarenko, Antwerpen: Ludion, pp. 105 - 108)