Hans Theys est un philosophe du XXe siècle, agissant comme critique d’art et commissaire d'exposition pour apprendre plus sur la pratique artistique. Il a écrit des dizaines de livres sur l'art contemporain et a publié des centaines d’essais, d’interviews et de critiques dans des livres, des catalogues et des magazines. Toutes ses publications sont basées sur des collaborations et des conversations avec les artistes en question.

Cette plateforme a été créée par Evi Bert (Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) en collaboration avec l'Académie royale des Beaux-Arts à Anvers (Groupe de Recherche ArchiVolt), M HKA, Anvers et Koen Van der Auwera. Nous remercions vivement Idris Sevenans (HOR) et Marc Ruyters (Hart Magazine).

KUNSTENAARS / ARTISTS

Panamarenko - 2012 - Geen speld tussen te krijgen [NL, interview]
, 2 p.




__________

Hans Theys


Geen speld tussen te krijgen
Panamarenko over de academie



Panamarenko: Je vraagt mij naar mijn ervaringen tijdens mijn studies aan de academie. Voor mij is dat hetzelfde als vragen naar het nut of onnut van een kunstschool. Voor mij heeft de academie zeker nut gehad, omdat ik er heb leren zien. Niet door de leraars, maar door bezig te zijn met kunst. Voor de leraars was Van Gogh maar niks en Picasso was een bedrieger. Duchamp, die ze waardeloos vonden, gebruikten ze altijd als argument om te zeggen dat die alles al gedaan had. Er was geen speld tussen te krijgen: iets nieuws maken was niet meer mogelijk. Nochtans werd de geluidsbarrière doorbroken en stuurden ze Spoetniks de lucht in. Alles leek vooruit te gaan, behalve de kunst. 
    Zelf schilderden die leraars landschappen en Scheldegezichten, nogal donker, dingen die goed pasten in middeleeuwse huizen naast koperen bloempotten met sanseveria’s. Ik had daar niks tegen, ze deden dat goed, maar ze wilden dat wij hetzelfde deden.
    Ik heb aan de academie gestudeerd van mijn veertiende tot mijn negentiende. ’s Morgens schilderklas, ’s middags affiches leren maken. Het eerste jaar moesten we bollen, kubussen en piramides natekenen en het tweede jaar een haring op een handdoek. Het derde jaar kwam daar een naaktmodel bij. Tot het laatste jaar. Als je in het begin van het jaar een grote tube met vleeskleur kocht, had je genoeg voor een heel jaar. De vleeskleur verdonkeren deed ik met houtskool, anders moest je nog een tube oker kopen. Dat was heel duur. Een van de lastige dingen was dat je zo’n naaktmodel niet mocht tekenen zoals je het zag. Die leraars hadden een eigen stijl. Je moest met een zwierige lijn tekenen, zodat je Rubensiaanse vrouwen verkreeg.
    De leraars hadden een atelier, maar daar mocht je niet komen.
    Naar de academie gaan had echter zeker nut, omdat je van alles probeerde en zo ontdekte dat je dingen kon maken die er goed uitzagen. De leraars hadden de pest aan Van Gogh en Picasso, maar ik dacht: dat kan ik ook. En door dat te proberen, begon ik iets te zien. Er ging een effect uit van die dingen. Je zag dat als je hier een zwarte veeg zette en daar een rode bol, er een magische compositie kon ontstaan. Leren zien is heel belangrijk. Later ontdek je dat er eigenlijk heel weinig mensen zijn die iets kunnen zien. Zonder de academie of een intens contact met een kunstenaar kan je dat niet leren. Daarom zijn er bijna geen schrijvers of dichters die iets kunnen zien.
    Ik heb eens samen met Fred Bervoets een schilderij gemaakt dat er heel goed uitzag, maar de volgende dag hebben we het overschilderd. Ik heb daar ook Wilfried Pas ontmoet, die later schilderijen maakte met spinnenwebben. Dat zag er niet slecht uit.
    Ik studeerde af met schilderijen van vrouwen op een achtergrond van zwart-witte vierkanten. De figuren schilderde ik met lakverf. Ik vond dat het er goed uitzag, maar voor de leraars was het kitsch. Ze hadden iets tegen effectbejag. Maar wat is kunst anders dan een poging een effect op te roepen?
    Verder werd de school tijdens mijn periode steeds serieuzer. Het werd een soort van staatsschool. Ineens zat het daar vol met geparachuteerde betweters, leraars die de examens kwamen controleren en onze affiches te schilderkunstig vonden. Dat waren echte blinden. De enige leraar aan wie ik goede herinneringen heb, is Marstboom. Die gunde ons een grote vrijheid. Zelf maakte hij abstracte schilderijen.
    Wat kan ik er verder over zeggen? Geld zal je er nooit mee verdienen, of je moet de boel oplichten. Hoe duurder de kunst, hoe beter. Zo werkt het. Ziedaar een heel korte les.


Montagne de Miel, 10 oktober 2012