KUNSTENAARS / ARTISTS
The Old Up & Down: een zich op drie plekken gelijktijdig ontrollende tentoonstelling met sculpturen van Dries Van Laethem, Kasper De Vos, Leendert Van Accoleyen, Robert Soroko en Simon Masschelein, cirkelend rond beeldhouwwerken van Vic Gentils.
Als wij in de pluralis majestatis zouden schrijven, zoals sommige gestudeerde lieden plegen te doen, dan zouden wij zeggen dat wij niks hebben tegen interactieve, relationele of anderszins conceptuele kunst die weinig vruchten brengt, en dat wij dat met veel gepubliceerde geschriften en andere voortbrengselen kunnen staven, maar dat wij uiteindelijk, de herfst des levens naderend, toch de voorkeur geven aan het eerlijke ploeteren, dat als we geluk hebben uitmondt in gemakkelijk aan te vallen, kwetsbare, broze voorwerpen, mannelijk en teer tegelijk, grappig soms, en van een ongehoorde poëzie zoals Tarkovski die omschrijft op een plek die niemand nog kan aanwijzen: als een oneigenlijke, verwarrende, maar ontroerende en beklijvende manier van zijn die de onsamenhangende, aangrijpende vormeloosheid van de wereld lijkt te herhalen.
En daarom heb ik hier samengebracht enige werken van vijf verschillende beeldhouwers, jonge mannen nog, in de fleur van hun bestaan, de zintuigen fris nog, het brein ongetemd, de buik nog niet doodgestorven: veerkrachtige lieden, wippend nog op de voeten, onnaspeurlijke geluiden voortbrengend en gebaren makend als ze over de vorm van hun werk spreken, ook zwijgzaam graag. Want de ironie verveelt ons, de parodie verliest zijn smaak al te gauw, en liever vinden wij een nieuwe schoonheid uit voor het volk en uit het volk, dan het oude verhevene en beschimmelde te herkauwen of het nieuwerwets holle te bespotten.
En gelijktijdig op drie verschillende plekken stel ik u voor naar de werken van deze vijf beeldhouwers te kijken, zodat deze werken zich op verschillende manieren kunnen tonen, zich anders tegenover elkaar en de ruimte verhoudend, als een veelzijdige sculpturale werveling in ruimte en tijd, zodat u het werk vijfentwintig kunstenaars ziet oprijzen rond enkele nagelaten werken van Vic Gentils.
De oudste van deze vijf kunstenaars is Kasper De Vos (°1988), mij in 2008 aangewezen door de beeldhouwster Tamara Van San, die hem aan het werk had gezien. Vandaag weten veel meer mensen dat hij bestaat en prachtig werk maakt, zodat hij de anderen kan helpen door zijn naam en werk met het hunne te verbinden. Op zijn sterkst is De Vos wanneer geboetseerde lichaamsdelen verbonden worden met gevonden voorwerpen om tot groteske stapelingen te komen. De logica achter deze stapelingen is fysiek. Zo herkennen wij ergens een houten kapstok, die wordt aangesloten op een stuk paraplu, een stofzuigerbuis, de achterzijde van een Thonet-stoel, een verwarmingsbuis en een bierfles. Een ander werk, een fontein, bestaat onder meer uit drie gestapelde blauwe kratten die met spanriemen worden vastgeklemd op een lastafel. Zo ontstaan speelse forten, fijnzinnige puzzels, exquise kadavers.
Dries Van Laethem (°1996) maakt contrapuntische evenwichtsoefeningen of puntdichten die doen denken aan de schermende flaneurs van Baudelaire. Een gebruikt metalen rek rolt zich op als een insect en wordt in die houding bevroren door een nauwelijks zichtbare staalkabel. De dingen proberen in de hoogte te klimmen, maar hun voeten zijn wieltjes of zware klompen en hun reiken is zowel koddig als sierlijk. De voortgebrachte sculpturen zijn niet log, overwerkt, stroef of beduimeld. Ze hebben iets straks, iets dansants en iets grappigs (bijvoorbeeld het klunzige laswerk). Ze herinneren ons eraan dat humor en poëzie scheuren trekken in de beeldende voorhang die ons beschermt tegen de chaotische, bedreigende werkelijkheid, maar ons tegelijk gevangen houdt door de mogelijkheden van diezelfde werkelijkheid aan ons blikveld te onttrekken.
Simon Masschelein (°1994) denkt vanuit het gewricht. Hij maakt scharnierende beeldhouwwerken. Hoe is dat gekomen? Rond hem lagen stukken hout, nooit langer dan anderhalve meter, mooie vormen zelf gekapt, en vanuit de wens hoger te kunnen reiken, hogere sculpturen te maken, als wankel gestapelde totempalen, ging hij zoeken naar manieren om deze stukken te verbinden, eerst gelijkend op de uitwendige koppelingen van prothesen aan het nog levende lidmaat, later de vorm krijgend van scharnieren. Eén sculptuur is gedacht vanuit een knie, een andere vanuit de manier waarop een dijbeen in het bekken past. Eén beeldhouwwerk, bestaande uit veertig kilo zelf vervaardigde ringen van albast, wordt enigszins omhooggehouden door een opgespannen kabel die, zelf vastgeklonken aan een ijzeren bol, in een beugel geklemd zit. Een vreemd tweedelig figuurtje, op twee wankele voetjes die gestalte geven aan een bescheiden contrapposto, klapt soms voorover. Een boomstam wordt bewerkt tot spiraalzuil, vervolgens uitgehold, gehalveerd en opnieuw verbonden met een houten schakel. Enzovoort. Het mooie aan het werk van Masschelein, voor mij, is de manier waarop hij hout, steen en metaal zelf bewerkt en vervolgens combineert tot nieuwe vormen. Geen assemblages. Geen oud spul. Nieuw, krachtig werk met een nauwelijks verborgen tederheid, zoals ik het graag heb.
Robert Soroko (°1990) laat de dingen balanceren als wiegende rietpluimen. Uit elkaar genomen, liggen zijn sculpturen als iele potloodlijnen van bamboe mooi geordend naast elkaar te rusten of te mediteren, eenmaal in elkaar geschoven gaan ze draaien en keren, proberen ze staande te blijven, niet te kantelen of uiteen te vallen. Het is een precair evenwicht, dat hier gestalte krijgt, als een yogi die nu nog op één been staat, maar straks hoopt te zweven. Of zweven de dingen al? En zijn het alleen onze breinen en lijven die zo zwaar zijn? Soroko is een ontwapenend man met een open gelaat. Zijn werk lijkt op hem. Het is open en op een bevrijdende manier ingehouden. Zijn laswerk is grappig. De manier waarop hij metaal, hout, bamboe, keramiek, papier en textiel combineert, is nieuw.
Leendert Van Accoleyen (°1991) lijkt de wereld te bestormen. Ook hier moet alles omhoog, de hoogte in en weg van de grond: zware balken of stenen, grote piepschuimen blokken. Schorende latten worden samengebonden met heel dun touw, schuin omhooggetilde balken worden op hun plaats gehouden door dikker touw. De dingen hebben wielen om ze te kunnen verplaatsen. Grote wielen van gips, kleine rollende metalen hulzen. Zelfgemaakte kachels brengen een bromtoon voort terwijl de hen voedende, staande houten latten onzichtbaar korter worden. De dingen worden verplaatst, gesleept, opgetild en tot een tijdelijk zweven gebracht. Alsof de natuur zelf aan het denken gaat en deze jongeman gebruikt om tot nieuwe constellaties te komen. Verbluffend. Ons lokkend in een ademloos kijken.
Hans Theys, Montagne de Miel, 10 oktober 2018