Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

KUNSTENAARS / ARTISTS

Ronald Ophuis - 2012 - Un extraterrestre [FR, interview]
, 6 p.




__________

Hans Theys


Een buitenaards wezen
Gesprek met Ronald Ophuis



Ronald Ophuis (1968) is vooral in Nederland bekend omwille van zijn harde schilderijen op basis van werkelijk gebeurde feiten, die hij wil omzetten in beelden die de feiten voelbaar maken. Tijdens een gezamenlijke lezing in Den Haag, nu twee jaar geleden, hoorde ik hem op zo’n genuanceerde, precieze manier spreken over zijn motivatie en de manier waarop hij zijn werk legitimeert, dat ik hem er vandaag opnieuw om vraag. Maar eerst kijken we even naar de schilderijen.

- Als ik naar het schilderij over de weddenschap kijk, ben ik getroffen door de realistische, niet te verzinnen muur met betonnen golfplaten. Ik denk dat die afkomstig is van een foto die je hebt gemaakt. De gruwelscène heb je waarschijnlijk zelf gecomponeerd met figuranten, en de aanwezigheid van de prachtige boom met die vele parallelle stammen of naar beneden groeiende wortels lijkt mij ook in scène gezet.

Ronald Ophuis: Eerst heb ik het tafereel zich laten afspelen in een hutje op het platteland, maar gaandeweg begreep ik dat het interessanter was om de feiten op straat te laten gebeuren, omdat zo de roekeloosheid, de overtuiging en de arrogantie van dit soort menselijk gedrag leesbaarder wordt. De achtergrond met de witte betonnen platen heb ik inderdaad zelf gefotografeerd. Technisch gezien zijn ze interessant omdat ze een goede achtergrond bieden voor de donkere figuren, die zo makkelijker naar voren komen. Het is heel moeilijk een mens voor een struik te schilderen, bijvoorbeeld. Elk blaadje wordt dan een huzarenstuk. Daarom gebruikten ze vroeger ook draperieën. De dikke boom komt inderdaad uit nog een andere foto. Hij voegt een extra diepte toe, maar hij heeft ook iets vreemds, door die parallelle stammen: iets monsterlijks, maar ook iets industrieels of artificieels…

- Alsof het tafereel zich afspeelt voor een decor, waardoor het beeld zich toont als geconstrueerd, als het resultaat van een reeks beslissingen om tot een rijk en diep schilderij te komen?

Ophuis: Misschien. Ik vertelde je ooit dat ik beelden wil maken die sterker of in ieder geval verwarrender zijn dan die van CNN. Die verwarring ontstaat al snel, omdat de schilder het beeld bewust gewild heeft, de oorlogsfotograaf niet. Een kunstwerk is ook bijna altijd een eerbetoon geweest aan de afbeelding. Een mediabeeld is meer gericht op het overbrengen van informatie dan op het opwekken van contemplatie.

- Het mes en het T-shirt heb je bovenop het zwart geschilderd, het zijn geen uitgespaarde partijen. Dat soort experimenten vind je minder belangrijk.

Ophuis: Ja.

- Heb je het portret ook in drie lagen geschilderd, met enigszins gedroogde olieverf, zoals je mij eens vertelde? Ik denk van niet, want ik zie geen korrelige bovenlaag.

Ophuis: Het portret is gemaakt met pastel. Alleen hier en daar heb ik wat olieverf toegevoegd om het contrast te verhogen.

- Hoe heb je de reis naar Sierra Leone aangepakt?

Ophuis: Ik reisde samen met een fixer, zoals oorlogsjournalisten ook vaak reizen, maar ditmaal werd ik gevolgd door een cameraploeg voor de documentaire Painful Painting van Catherine van Campen. Zij wilde de ontstaansgeschiedenis van sommige van mijn schilderijen in beeld brengen. Ik heb hulporganisaties gecontacteerd die werkten met kindsoldaten en eerst reageerden die enthousiast, maar het ging meer om een soort nieuwsgierigheid, denk ik, want zodra ze mijn werk leerden kennen, haakten ze af. Die organisaties hangen liever een positief beeld op van de vorderingen die ze boeken, dan een confronterend beeld van de gruwelen die hen in beweging hebben gebracht.
    De jongen van het portret, hij was ongeveer 22 jaar oud, heb ik ontmoet in 2010. De gebeurtenissen dateerden van 2001. Hij stond samen met andere jongens auto’s te wassen op een weilandje langs de kant van de weg. Ik kwam voorbij per fiets, begeleid door de fixer of gids die het plaatselijke dialect sprak en die ook kindsoldaat was geweest, zodat hij ze op hun gemak kon stellen. Ik nam die jongens mee naar het strand of een leegstaand huis en liet hen vertellen. Ik sprak een paar uur met ze. (Lange stilte.) Ze zagen mij niet als een bedreiging. Ze waren heel openhartig. Ze dachten niet dat ik van de politie was of zo, ze zagen mij meer als een buitenaards wezen. Ik nodigde hen altijd uit te spreken over dingen die ze hadden gezien, niet over wat ze zelf gedaan hadden, om een vrijheid van spreken te bewerkstelligen, maar ze begonnen altijd vrij snel over hun eigen daden te vertellen.

- Zou je voor mij nog eens willen herhalen waarom je deze werken maakt? Hoe je je eigen motieven ziet?

Ophuis: Er zijn een paar antwoorden mogelijk. Eén antwoord is de kwaadheid op de schepping: dat je een oerwoede over je voelt komen over de onmogelijkheid het leven te beheersen.
    Een tweede antwoord is dat het maken van dit soort werk je kan helpen het geweld in jezelf te kanaliseren.
    Een derde antwoord heeft te maken met de euforie van het lijden, wat je herkent als een vriend van je is overleden en je loopt in de begrafenisstoet. De andere mensen stoppen dan uit respect voor je lijden en jij voelt de arrogantie van iemand die zich belangrijker vindt dan de mensen die in jouw ogen niet lijden. Ik probeer met mijn werk een brug te slaan, zodat ik mee kan lijden.
    Een vierde antwoord gaat om de essentiële behoefte aan een beeld voor mensen die iets verschrikkelijks hebben meegemaakt. Ik heb dat voor het eerst beseft toen er een vrachtvliegtuig neerstortte in de Bijlmer. Journalisten vroegen toen aan veel mensen wat ze hadden gezien en algauw bleek dat veel mensen, vanop de plek waar ze zich bevonden, iets niet gezien konden hebben. Ze beeldden zich gewoon in dat ze iets hadden gezien of ze fabriceerden een beeld om ermee om te kunnen gaan. Hetzelfde fenomeen deed zich voor met mensen die concentratiekampen hadden overleefd en bijvoorbeeld beweerden dat ze Mengele hadden gezien, terwijl die man nooit op die bepaalde plek geweest was.

- Je vertelde mij in 1998 dat mensen die kampen hadden overleefd, ontroerd waren door jouw schilderijen, omdat die schenen weer te geven wat ze hadden meegemaakt of gevoeld. En toen ik je in 2008 sprak, had je net iemand ontmoet die je vertelde over de zoon van een dame die in een ‘rape hotel’ had gezeten en van streek raakte telkens als hij het woord ‘hotel’ zag.

Ophuis: Ik voel de behoefte beelden te maken voor mensen die iets ervaren hebben, maar er geen woorden voor vinden. Ik probeer mij met hen te identificeren en een beeld te creëren dat ons, maar ook de slachtoffers, laat geloven dat ze een ‘rape hotel’ zien. Het schilderij als geconstrueerde getuigenis. Als je een Katholieke kerk binnenstapt en je ziet een Christusfiguur, dan weet je dat het model voor het beeldhouwwerk een stuntman kan zijn geweest of een body-double, zoals in films gebeurt, maar dat maakt niets uit voor je beleving.
    Bij sommige beelden van Berlinde De Bruyckere zie je dat haar sculpturen niet letterlijk menselijke figuren voorstellen, maar je voelt een wanhoop over het menselijke lichaam, die troostend kan zijn.
    Veel van mijn werken worden gekocht door medische specialisten. Niet alleen omdat ze er het geld voor hebben, maar ook omdat ze in hun leven zo vaak geconfronteerd worden met dat plotselinge einde van het leven, zonder dat ze over de poëtische kracht beschikken om er woorden voor te vinden of er een beeld over te maken, waardoor ze verlangen naar deze beelden over pijn, geweten en troost.


Montagne de Miel, 2 juli 2012



Waarom ik zo schilder
Brief van Ronald Ophuis aan Hans Theys



Hoi Hans,

Je vroeg mij waarom ik zo schilderde:

- ik gebruik de werken om over de wereld na te denken
- eerst emotie nodig dan pas het denken
- pijnlijke verwarring, oncomfortabele positie is boeiender als vertrekpunt om te kunnen denken
- jan van imschoot: ‘een wonde zegt meer dan 1000 engelen’
- getuigenissen van de ziel
- bedenken van beelden om mee te kunnen voelen, om ervaringen eigen te maken
- geïnspireerd door de kunstgeschiedenis, dat wil ik ook
- dramatische beelden nog onverdraaglijker maken
- niet alleen de identificatie met het slachtoffer
- toeschouwer en mezelf in een onaangename positie brengen
- behoefte om een brug te slaan naar de levens van anderen
- hoe willen we onze geschiedenis herinneren
- inwrijven van het lijden, ook het lijden van de daders
- wij creëren deze monsters
- politieke keuzes verantwoordelijk achten
- maatschappelijke strafschilderijen
- vergeving van de daders
- fascinatie voor geweld in de kunst en het leven
- het inspiratiemoment, meteen ontstaat het verlangen om te schilderen als ik geraakt word
- geëngageerd
- slachtofferschap kan fascinerend zijn, trots, kamp overleefd
- gewillig af laten voeren, bv. srebrenica, murw gemaakte mannen, zie ook primo levi over de opstanden in het kamp
- wraak op het leven, op god, god de wereld in het gezicht terug smijten
- voorstellen om te voelen, zie tekst witnessing /caroline nevejan
- research eigen existentie beproeven om te spreken met de mensen over wie de schilderijen gaan
- toeschouwer medeplichtig, vanwege de gefascineerdheid, lust, woede, die het werk veroorzaakt
- toeschouwer als slachtoffer, vanwege de pijn, ontzetting, die het werk veroorzaakt
- verhevenheid, euforie bij een sterfgeval van een vriend/familie. iedereen moet wijken
- verbonden voelen
- de leugen over de bijlmergetuigenissen
- de beelden bij de dood van mijn broertje
- bodydouble christus, wij geloven zijn lijden
- je eigen woede, lust, fantasieën
- dr. mengele gezien, gebrek aan eigen woorden
- meerdere interpretaties mogelijk, daadwerkelijke sm fantasieën
- behoefte om verbondenheid te voelen, ervaren
- de oorlogsfotograaf (de journalist, CNN, etc.) heeft zijn beeld niet gewild, de schilder wel
- zonder argumenten de beelden tot je laten komen
- zonder directe ethiek de beelden onderzoeken die naar boven komen
- dit is wie ik ben, ook zonder inhoudelijke overwegingen kan ik dit werk maken, sterker nog, maak ik dit werk, of citaat schilder armando, ‘het is niet pluis. de schoonheid is niet pluis’
- het christelijke paasverhaal, het verheven gevoel van een begrafenis
- ik spreek over de stakkers niet over hitler, stalin, sharon, de familie bush. ik spreek over de stakkers die moeten vechten en lijden uit naam van een politieke heerser. dezelfde stakker als ik zelf ben of zou kunnen zijn
- bijna zou je zeggen dat een schilderij een cadeau is aan de afgebeelde


Amsterdam, 2012