Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

KUNSTENAARS / ARTISTS

Joost Pauwaert - 2021 - Over anti-saaiheid, kopontwindeling en mechanica [NL, interview]
, 3 p.

 

 

________________

Hans Theys

 

Over anti-saaiheid, kopontwindeling en mechanica

Gesprek met Joost Pauwaert

 

Vlak bij de stad Gent, beschut door eeuwenoude bomen en kruisende waterwegen, bevindt zich een geheime plek waar begoede kruideniers rond de vorige eeuwwisseling rijkelijk opgezette verblijven bouwden om zich tijdens het weekeinde met hun maîtresse te ontspannen. In een van deze lustkasteeltjes bevindt zich de werkplek van Joost Pauwaert.

    Zoekend naar een soort van deurbel vind ik in het omliggende park – gedeeltelijk beschaduwd door vijftien meter hoge esdoorns – een zwevende, bijna twee meter brede uitvergroting van het gekartelde blad van een tafelzaag. (Zie ill. op p. 68.) In de eerste ruimte die ik betreed, vind ik een zelfmoordmachine: een stevige, houten constructie die bestaat uit een stoel, pedaalaandrijving en een grote bijl. (Zie ill. op p. 43.) Omdat een halve pedaalomwenteling allicht zou volstaan voor de voltrekking van het definitieve gebaar, heeft de machine iets grappigs. Een beetje verder vind ik een marathonkoets zonder wielen: het zwartglanzende leren paardentuig, netjes gepoetst door de vorige eigenaar, ligt er verdwaasd bij. Dan betreed ik het hart van het atelier, dat verwarmd wordt door een loeiend warmtekanon.

    Op de werktafel liggen tientallen oude hamers, sommige voorzien van nieuwe stelen. Op de vloer rust een zwaar aambeeld, dat door middel van een brede spanriem bevestigd werd aan een massieve springveer. Daarnaast staat een kanon: een replica op schaal van een zesponder. Pauwaert vertelt dat hij met de hamers een muurwerk wil maken. Vier op een carrousel boven elkaar aangebrachte rijen hamers zouden tegelijkertijd hameren. (Zie ill. op pp. 76-77.) Het aambeeld en de dikke veer wilde hij aanvankelijk ook aan een muur bevestigen, maar hij vreest dat de muren niet stevig genoeg zijn. ‘Ik zou graag een vliegend aambeeld maken,’ vertelt Pauwaert. ‘Het zou moeten rusten op een sterke veer die ik kan opspannen en loslaten. En dan bouw ik een grote trechter die het aambeeld moet opvangen.’

    We wandelen naar een aanpalende ruimte. Achterin zie ik een metalen trechter. Pauwaert toont mij een tinnen aambeeldje dat hij zelf heeft afgegoten, hij legt het ergens neer en schiet met een pistool. Ik zie niet goed wat er eigenlijk gebeurt, omdat ik aan het filmen ben, maar het aambeeldje vliegt inderdaad door de lucht en landt in de trechter. Dan zie ik twee metalen platen die in het midden een inslag vertonen, omdat ze geraakt zijn door een kanonskogel. Aan de achterzijde zie ik een elegante uitstulping.

Joost Pauwaert: Ik wil zulke platen tentoonstellen als sculpturaal bewijs voor een kanonschot. Maar er moeten natuurlijk echte schoten plaatsvinden. Voor de komende tentoonstelling in Barbé Urbain wil ik twee kanonnen tegelijk afvuren in de hoop dat de kogels elkaar raken. De galerie is langwerpig en heel geschikt. Aan één zijde moet ik wel een twintig centimeter dikke betonnen muur met een stalen poort voorzien. De mensen mogen de tentoonstelling en de opstelling bezoeken, dan gaan ze naar buiten en laat ik de kanonnen vuren. Momenteel ben ik in de kelder tests aan het doen om het schot preciezer te maken. De kogels zijn een beetje kleiner dan de loop, zodat ze niet vast komen te zitten. Maar daardoor zit er ook speling op de baan. Ik denk er ook over kogels van brons te maken, zodat ze elkaar kunnen blutsen. Maar eerst leren preciezer schieten.

- Waar komen de kanonnen vandaan?

Pauwaert: Die heb ik zelf gemaakt. De lopen heb ik laten draaien. Het houtwerk is afkomstig van een oude kleerkast. De wielen zijn afkomstig van de marathonkoets die in de inkomhal staat. Na mijn opleiding aan de academie ben ik bezig geweest met conflictfotografie, onder andere in Palestina en China. Ik deed dat heel graag, maar er was een soort van onevenwicht tussen het maken van de foto’s en alle rompslomp die erbij kwam kijken. Toen ben ik voor een meubelmaker gaan werken, die mij de knepen van het vak heeft geleerd. En ineens was ik een veelgevraagd schrijnwerker, zodat er geen tijd overbleef voor kunst. Vijf jaar geleden ben ik daarmee gestopt.

- Je kan het schrijnwerkersvak nog aflezen van de zelfmoordmachine.

Pauwaert: Ja, dat was mijn eerste sculptuur. Ik maak graag alles zelf. Tenzij ik het gereedschap niet heb, natuurlijk. Ik heb het gerief niet om zelf een kanonsloop te draaien. En het uitvergrote zaagblad dat je buiten hebt gezien, is uitgesneden met een plasmasnijder. Die heb ik hier ook niet staan.

- Je bent het blad aan het behandelen om het te laten roesten?

Pauwaert: Eerst heb ik het geprobeerd met salpeterzuur, maar dat werkt maar één keer. Nu besproei ik het met een mengsel van zoutzuur, water
en opgeloste koperdraad. Dat raadt iemand aan op Wikihow.

- Het zaagblad zal ronddraaien op ooghoogte?

Pauwaert: Neen, lager. Op heuphoogte. Door de luchtverplaatsing zal het ook een beetje dansen, denk ik.

- Je houdt van beweging?

Pauwaert: Meestal vind ik tentoonstellingen verschrikkelijk saai. Ik zag eens een tentoonstelling van Chris Burden, die ik mooi vond. En de tentoonstelling van Jean Tinguely in het Stedelijk Museum. Leo Copers vind ik bijzonder. En de Beamdrops van Chris Burden. Of zijn Samson: een grote krik die verbonden is met twee balken die tegen de wanden van een gebouw geplaatst zijn. Elke keer als er een bezoeker langs zo’n wentelhekje passeert, klikt de krik een positie verder. Je voelt dat het gebouw kan openbarsten…

    In je grote boek over Panamarenko schrijf je dat we allemaal windels rond ons hoofd hebben en dat kunst die soms kan losscheuren. Die
passage leek voor mij geschreven.

- Verzamel je pistolen?

Pauwaert: Neen, dit pistool heb ik gekocht omdat ik een flipperkast wil maken waarbij je de kogel niet lanceert met een veer, maar met een pistool. De kast zal zich dan vullen met rook.

- Wist je dat Panamarenko ook een flipperkast heeft gemaakt?

Pauwaert: Neen. Welke werken heb je met hem gemaakt?

- De laatste pastillemotor, ‘The Flying Jungle and Mountain Machine K2’, ‘Bernouilli’, ‘Prins Misjkin’, ‘Scotch Gambit’. Ik heb ook de duikboot gelast.

Pauwaert: Die mooie brede lasnaden zijn van jou?

- Het moest waterdicht zijn. Daarom papten we drie lagen over elkaar, steeds breder…

Pauwaert: Straks ga ik nog enkele tests doen in de kelder. Dat moet je meemaken! Dichte kruitdampen waardoor je geen hand voor ogen ziet,
de smaak van zwavel en salpeter in je mond, prikkende ogen en kriebelende longen, gaten in de muur, puin op de tegels, de grond die davert bij elk schot. Die ervaring wil ik meenemen naar de galerie.

 

Montagne de Miel, 1 april 2021