Hans Theys est un philosophe du XXe siècle, agissant comme critique d’art et commissaire d'exposition pour apprendre plus sur la pratique artistique. Il a écrit des dizaines de livres sur l'art contemporain et a publié des centaines d’essais, d’interviews et de critiques dans des livres, des catalogues et des magazines. Toutes ses publications sont basées sur des collaborations et des conversations avec les artistes en question.

Cette plateforme a été créée par Evi Bert (Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) en collaboration avec l'Académie royale des Beaux-Arts à Anvers (Groupe de Recherche ArchiVolt), M HKA, Anvers et Koen Van der Auwera. Nous remercions vivement Idris Sevenans (HOR) et Marc Ruyters (Hart Magazine).

KUNSTENAARS / ARTISTS

Joost Pauwaert - 2024 - Elastisch brons [NL, interview]
, 4 p.

 

_________________

 

Hans Theys

 

 

Elastisch brons

Gesprek met Joost Pauwaert

 

 

Ik bevind me in de keuken van een eeuwenoude pachterswoning. Pauwaert sprenkelt olijfolie in een braadpan en voegt er een gesnipperde ui en cantharellen aan toe, die hij snel afzonderlijk keurt voor hij ze in de pan legt. 

            Iets meer dan twee maanden geleden, op 12 december van vorig jaar, waad ik met mijn tienjarige dochter door de zacht beregende modder van een geheime plek waar even later een test zal plaatsvinden. Na vijf jaar voorbereiding is het zo ver. In een zelfgebouwde, vijftig meter lange betonnen tunnel zal Pauwaert twee ‘twaalfponder’ kanonnen gelijktijdig naar elkaar laten schieten met als doel de twee kanonskogels elkaar te laten raken. Het is donker. De kanonnen en de tunnel worden verlicht met krachtige schijnwerpers. Er zijn tien genodigden. We nemen plaats achter een muur van zandzakken. Pauwaert drukt op de ontsteking. De knal is indrukwekkend, ondanks de oorstoppen. Uit de zijingang in het midden van de tunnel komt een grote rookwolk tevoorschijn die de komende twintig minuten naar buiten blijft lekken. Ondanks de rook verdwijnen Pauwaert, François Génicot, een onverschrokken galeriehouder en ikzelf in de tunnel, op zoek naar de kanonskogels, die onvindbaar blijken. Pas een week later, na tal van zoektochten, wordt één kogel teruggevonden, een halve meter onder de grond. De tweede kogel blijft onvindbaar.

            Pauwaert raspt kurkuma en gember boven de cantharellen en voegt er kokosmelk aan toe.

            Een maand geleden, op 31 januari, lukte het voor het eerst twee kanonskogels elkaar te laten raken én ze vervolgens ook terug te vinden. Beide kogels zijn voor een derde ingedeukt, samengedrukt door de botsing. Iets soortgelijks gebeurde één keer eerder, bij een eerdere test met kleinere kanonnen. Bij een tweede test met de kleinere kanonnen, in een galerie, waren de kogels allebei ontploft en als schrapnel in de bepleistering blijven steken. Om het gewenste sculpturale effect te verkrijgen, moest naar de juiste legering gezocht worden.

            Pauwaert (roerend, een kommetje zachte linzen toevoegend): Voor de eerste poging om met twee twaalfponders naar elkaar te schieten – de test die je hebt bijgewoond –, heb ik een speciaal gegoten kanonskogel van lamellair gietijzer gebruikt. Dat is gietijzer waarin de ongebonden koolstof de vorm heeft van dunne schijfjes. Het is zeer hard, maar ook bros ijzer. Er worden kachels en kookpotten van gemaakt. De week voordien had ik verschillende tests gedaan met kanonskogels van nodulair gietijzer. Dat is gietijzer waarin de koolstof bolvormig is, waardoor er meer rek op zit. De kogels hadden een doorsnede van 120 mm.  We schoten op stalen platen van 15 of 25 mm dik. Zowel de platen als de kogels vervormden. Maar omdat ik de indruk had dat de schoten niet precies genoeg waren, liet ik zestien kogels gieten die drie millimeter breder waren: 123 mm. Door een misverstand had de bronsgieter echter geen nodulair, maar lamellair gietijzer gebruikt, waardoor de kogels veel harder waren. Bij de tests vlogen ze dwarsdoor de stalen platen, alsof die van papier waren. Ik had liever zachtere kogels gebruikt, maar omwille van de precisie koos ik voor de harde, die iets groter waren. (Later bleek dat de schoten wel heel precies waren, alleen konden we dat niet verifiëren, omdat we nooit precies wisten waar we eigenlijk op gericht hadden.)

 

- De kanonnen staan buiten de schiet-tunnel, maar hun lopen bevinden zich gedeeltelijk binnen. Hoe heb je ze kunnen richten?

 

Pauwaert: Met een schrijnwerkerslaser. De lopen bevinden zich maar dertig centimeter in de tunnel. Achterin elke loop plaatsten we een stuk karton met een kruis. Het lichtje moest het midden van het kruis verlichten. François stond in de bunker en gaf aanwijzingen. Ik stond buiten en tikte met een voorhamer tegen de lopen tot ze juist gericht stonden. Dat ging heel moeizaam. Het was als een piepklein spijkertje inslaan met een voorhamer. Je weet dat het onmogelijk is, maar je probeert het toch.

 

- De kanonskogels van de eerste test waren onvindbaar.

 

Pauwaert: Eén kogel hebben we nooit teruggevonden, de andere is tot het einde van de tunnel gevlogen een heeft zich daar in een hoek van negentig graden meer dan een halve meter in de grond geboord.

 

- Eigenlijk beoefen je experimentele geschiedenis. Nu kunnen we ons tenminste voorstellen welke schade zo’n kogels kunnen aanrichten.

 

Pauwaert: Als je ziet met welk gemak zo’n kogel een stalen plaat doorboort en je denkt aan paarden of mensen…

 

- Uiteindelijk is het je gelukt twee kogels tegen elkaar te laten botsen zonder ze te laten ontploffen.

 

Pauwaert: We hebben twee dagen lang zelf kogels gegoten, omdat ik minder harde kogels nodig had. Niet makkelijk. We konden de mal van de gieterij gebruiken, maar als je brons giet, krimpt dat meteen. Het volume metaal dat je in de mal moet gieten, is twee keer groter dan je schijnbaar nodig hebt. Dat krimpen gaat heel snel, zodat je een heel brede trechter met een heel korte tuit moet gebruiken om het krimpen te vertragen. Rond middernacht van de tweede dag is het ons eindelijk gelukt.

 

- Welke legering heb je gebruikt?

 

Pauwaert: Een variatie op aluminiumbrons.

 

- Waarom aluminium?

 

Pauwaert: Gewoon brons heeft een glasachtige, steenachtige structuur. Aluminiumbrons is elastischer. Messing ook. Messing bevat zink. Gewoon brons, een mengeling van koper en tin, is harder.

 

- Heb je aluminium van je patévormen gebruikt?

 

Pauwaert: Ongeveer tien procent van de legering was aluminium van vleespotten. Ik heb er ook een aantal grote penningen van messing in gegooid, die 40% zink bevatten. Daardoor zat er ongeveer 2 à 3% zink in. De rest was koper. Aluminiumbrons heeft een mooie, goudachtige kleur. Door er een beetje messing aan toe te voegen, kregen we een tinbronskleur, wat ik heel mooi vind.

 

- Kan je ook iets vertellen over het gebruikte buskruit? Je echtgenote schonk je een boek over buskruit, waardoor je ontdekte dat je middeleeuws kruit gebruikte.

 

Pauwaert: Ik maakte buskruit door houtskool, zwavel en salpeter fijn te malen in een polijstmolen met maalkogels. Lezend ontdekte ik dat zo’n mengsel meelpoeder genoemd wordt en vooral gebruikt werd in de 13de en 14de eeuw. Meelpoeder heeft verschillende nadelen. Ten eerste is zo vluchtig als bakkersbloem of poedersuiker, waardoor je het moeilijk kan gebruiken als er wind is. Ten tweede heb je meer volume nodig, tot drie keer de massa van het projectiel. Ten derde is het hygroscopisch. Het slorpt snel water op, waardoor je het moeilijk kan meenemen op een veldtocht.

Voor de tests met de kleine kanonnen heb ik kant-en-klaar kruit gekocht met fijne korrels van 0,5 tot 2 mm. Zulk kruit is geschikt voor handwapens, maar gevaarlijk voor grotere kalibers omdat ze een grote piek in atmoferische druk veroorzaken. Daarom heb ik voor de grote kanonnen zelf grofkorrelig kruit gemaakt. Hoe groter de korrels, hoe minder kans dat de loop ontploft, omdat de vlam mooi door het kruit kan spelen.

Als je meelpoeder bevochtigt en nadien samenperst, krijg je een krachtiger kruit. Ik heb een hoeveelheid meelpoeder beneveld (vijftig gram water per kilo buskruit) en daarna in een soort cakevorm geperst met een pers die ik heb gemaakt van een krik voor vrachtwagens. Vroeger werden die cakes vermalen, maar dat is te riskant. We hebben er met een houten hamer op gemept tot we brokjes van ongeveer zeven millimeter hadden. Die gingen in de polijstmolen, zonder kogels, om de scherpe kantjes eraf te slijpen. Vroeger werden de resulterende korrels nog eens gepolijst met grafiet, waardoor hun poriën sluiten en ze minder snel aan elkaar kleven en minder water opnemen. Dat deed ik aanvankelijk ook, omdat het kruit daardoor trager wordt en ik hoopte dat het de kans op het ontploffen van een loop zou verkleinen, maar omdat ik niet veel verschil zag, skip ik die laatste stap nu. Ik heb een groot vertrouwen in mijn kanonslopen (lacht). 

 

- Hoeveel keer hebben jullie geschoten voor het gelukt is?

 

Pauwaert: De tweede keer was het raak.  Ik vind het moeilijk om dat te zeggen, omdat het zo gemakkelijk lijkt.

 

- Je hebt er wel twee jaar aan gewerkt.

 

Pauwaert: Vijf jaar. De eerste tekening dateert van vijf jaar geleden.

 

- Al die tests… Het bouwen van de kleine kanonnen. Dan het bouwen van de grote kanonnen. De affuiten. De lopen. Het bouwen van de tunnel. Het perfectioneren van het buskruit. Het vinden van de juiste legering voor de kogels. Alle ad hoc oplossingen die je hebt gevonden voor problemen die zich hebben voorgedaan… Je bent ook bezig met een stoet. Hoe ver sta je? Ik neem aan dat je de koperen raket gaat gebruiken die je nu aan het braseren bent?

 

Pauwaert: De raket wordt zeven meter lang. Ze is gebaseerd op een V2, schaal 1/2. Ik moet er nog een soort kar voor vinden. Aan het hoofd van de stoet zou ik graag Napoleontische trommelaars hebben die de pas de charge aangeven. Ook zou ik er graag een kar met bimbammende kerkklokken en kanonnen bij hebben. Misschien zou ik ook alle klokken in Gent tegelijk kunnen laten luiden. In het begin wilde ik er ook paarden bij.

 

- Je wilde zelf een paard trainen door het te laten wennen aan kabaal.

 

Pauwaert: Daar heb ik eventjes over gefantaseerd, ja. Eerst krijgen ze knallen te horen terwijl ze aan het eten zijn. Als ze daar niet meer op reageren, worden ze aangemoedigd op mensen toe te lopen die met potten en ketels lawaai maken. Als ze dat durven, krijgen ze lekkers aangeboden, zodat ze het lawaai gaan associëren met een beloning. Mijn dochter Zita is een hartstochtelijk paardrijdster. Maar het leek mij toch een zware klus. Het zou beter zijn paarden van het leger of de politie in te zetten.

 

- Ik zag dat je foto’s van ontploffingen hebt gemaakt tussen dode, verminkte bomen.

 

Pauwaert: Die bomen spreken mij aan zonder dat ik weet waarom.

 

- Gisteren zag ik toevallig een documentaire over Einstein, waarin het beroemde beeld te zien was van bomen die doorbuigen en afknappen onder het geweld van een atoomontploffing.

 

Pauwaert: Vorige week heb ik geprobeerd een paddenstoelwolk te maken door een ballon van 180 cm doorsnede te vullen met waterstof en twee kilo buskruit. Een paddenstoelwolk ontstaat wanneer de opstijgende gassen dezelfde temperatuur krijgen als de omgeving, maar dan mag er geen wind zijn. Tenzij je bom zo krachtig is dat de wind geen invloed heeft. Het is in elk geval niet gelukt. De ballon is ontploft tijdens het vullen. Voorlopig zal het bij die ene poging blijven.

 

(Hij zet twee borden met yoghurt, veelkleurige rijst en een met verse koriander bestrooide curry op tafel. Ik sluit de laptop.)

 

 

Montagne de Miel, 23 februari 2024.