Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

KUNSTENAARS / ARTISTS

Joost Pauwaert - 2024 - Vrolijk en helder denken en kappen [NL, essay]
Tekst , 3 p.

 

 

 

______________

Hans Theys

 

 

 

Vrolijk en Helder Denken en Kappen

 

Snijden, Zagen, Boren, Boetseren, Gieten, Smeden, Lassen en Knallen met Auguste Rodin, Henry Moore, Alberto Giacometti, Constantin Brâncuși, Pendejo Panamarenko, Bernd Lohaus en Joost Pauwaert

 

Waarom vormen de gebotste kanonskogels van Joost Pauwaert een bijzonder beeldhouwwerk?

 

Panamarenko zag zichzelf niet als beeldhouwer. Zijn werken werden ‘tuigen’ genoemd, om ze te onderscheiden van niet-hedendaagse beeldhouwwerken. Dit herinnert ons aan Leonardo da Vinci, die ervan hield de mentale aard van het kunstwerk te benadrukken om zichzelf van de ambachtslieden te onderscheiden, en terecht. Maar niet omwille van de redenen die u misschien verwacht. Wat Leonardo da Vinci en Panamarenko verbindt is niet dat ze ‘tuigen’ maakten, maar wel dat vrijwel alles wat ze maakten voortkwam uit een reeks bezigheden die je strikt genomen niet-artistiek kan noemen. Ze zagen geen grenzen tussen zogenaamd afzonderlijke gebieden als liefde, empathie, kunst, politiek, poëzie, literatuur, mechanica, materiaalleer, krijgskunst, cinema, artsenij, biologie, scheikunde, fysica, sterrenkunde enzovoort.

 

Niets is wonderlijker dan de ontwikkeling van een lichaam uit een bevruchte eicel, omdat het DNA dat in de eerste cel vervat zit geen bouwplan bevat. De wetten die de uiteindelijke vorm van het lichaam bepalen zijn grotendeels mechanisch en scheikundig. En achter deze mechanica en scheikunde schuilen wiskundige verhoudingen en wetten, getallen, zwaartekracht, energie, elektriciteit. Het ontstaan van de eerste sterren, het ontstaan van de scheikundige elementen, het ontstaan van koolstof, het ontstaan van leven, het ontstaan van de vele levensvormen: alles zingt van verhoudingen, onevenwichten, tijdelijke evenwichten, groei, ontwikkeling, verval. De wereld is een zingzang, en ons brein zingt mee, onze zintuigen zingen mee, ons lichaam zingt mee, onze handen zingen en onze voeten.

 

Als esthetische, maniëristische variant van allang gevonden vormen, is de kunstwereld een doodse, droeve wereld. Maar als vrijplaats voor mensen die denken met kleur en ritme, materialen en technieken, klei en geschiedenis, ijzer en mechanica, politiek en poëzie; als vrijplaats voor de weinige mensen die echt vrij handelen (in overeenstemming met hun aard, zonder zich te laten bezwaren door verwachtingen van anderen); als vrijplaats is de kunstwereld een broedplek voor nieuwe waarnemingen, ervaringen, houdingen, gedragingen, denkbeelden, beelden en verhalen.

 

Er is geen fundamenteel verschil tussen de bezigheden van vrij handelende kunstenaars, wetenschappers en denkers: ze formuleren beelden die soms onze greep op de wereld versterken, en ze komen tot die beelden vanuit een observerend, denkend en handelend lichaam, vanuit een oorspronkelijke intuïtie en ervaring, met methodes die afwijken van de gebruikelijke.

 

Bij alle kunstenaars die me hebben aangegrepen komt het werk voort uit een oefenende omgang met de dingen en een volgehouden levenshouding, die er onscheidbaar van zijn. Het werk van Panamarenko kwam voort uit alternatieve benaderingen van klassieke technische uitdagingen; de schilderijen van Ronald Ophuis komen voort uit zijn morele en politieke betrokkenheid bij onrecht, misbruik en lijden; de foto’s en boeken van Max Pinckers vloeien voort uit een kosmopolitisch, humanistisch perspectief op het wereldgebeuren en de rol van de fotograaf; de foto’s van Jonas Van der Haegen vormen een radicale, publieke viering van een nog steeds door isolement en eenzaamheid overschaduwde homoseksualiteit; het werk van Simon Masschelein komt voort uit de vreugdevolle diepte van het eindeloos verkenbare ambacht; het werk van Ermias Kifleyesus komt voort uit zijn ballingschap, een gevoel voor orale geschiedenis en de droom paleizen op te trekken uit afval; Luc Deleu onderzoekt de mogelijkheid van leefbare plekken voor een vrij handelende enkeling in een gestructureerde, architectonische omgeving; de typograaf Guy Rombouts ontwikkelde een kleuren- en vormenalfabet als vormengenerator waarmee een nieuwe wereld geschapen kan worden; het werk van Berlinde De Bruyckere komt voort uit een gevoel van verbondenheid met het gaan en vergaan van de wereld; het werk van Elly Strik stroomt voort uit een bekommernis met de achterkant van het gezicht en een vertrouwen in de herhaalde beweging; Laurence Petrone geeft gestalte aan een belichaamd denken dat de hypertrofie van het historisch bewustzijn verschalkt; Victoria Parvanova handelt vanuit een radicaal bimbofeminisme geënt op een Oosteuropese blik op het westerse mediagebeuren met al zijn wonderen; het werk van Joost Pauwaert wordt gedreven door een opgetogen nieuwsgierigheid en een vertrouwen in de ontmoeting tussen droombeelden, de geschiedenis en alle mogelijke ambachten. Het werk van al deze mensen is doortrokken van tederheid.

 

Beeldhouwwerken ontstaan door het wegnemen of toevoegen van materie, door weg te hakken of te modelleren, uiteen te rafelen of aaneen te rijgen. Je kan sculpteren met klei, marmer, staal, brons, stuifmeel, stof, leegte, beweging, lucht, licht, klank en stilte. Rodin had het in maart 1910 over ‘le passage du trou à la bosse… à l’aide d’une ligne générale’. In 1953 vertaalde Henry Moore dit als ‘the science of the hollow and the bump’, maar voegde eraan toe dat er naast deuken ook echte gaten nodig zijn, die zowel de diepte van de sculptuur als de verhouding ten opzichte van het landschap voelbaar maken. Brâncuși’s eindeloze kolom ontstaat door zo diep mogelijk in een balk te zagen zonder hem te doen knakken. Een minimale ingreep, trouw aan het materiaal. De weggehakte ruimte vult zichzelf weer op in een optische illusie die de balk herstelt, net zoals de minimale maanvisvormige hoofden van Giacometti opzwellen tot ronde koppen als we ‘off focus’ kijken. Als Bernd Lohaus twee balken op elkaar legt, ontstaat er een tussenruimte die een derde, aanwezige vorm wordt. Als Luc Deleu drie gradueel groter wordende, overkragende blokkentorens naast elkaar legt, ontstaat er een ‘negatieve’ architec­tonische ruimte die je niet kan voorzien, bedenken of tekenen. Zo ook wanneer Joost Pauwaert twee kanonskogels tegen elkaar laat botsen en uitdijen. Er ontstaat een negatieve vorm: de schijnbaar weggenomen massa. Tegelijk (net als bij de met krijt beschreven balken van Lohaus) wordt aandacht gewekt voor het landschappelijke oppervlak van de kogels, aan de bolle zijde gladder geworden, aan de vlakke zijde stukgewreven, geribbeld, gescheurd, gedraaid, verwrongen, bijna vloeibaar. En dit met één tik van de smidshamer, één tip van de soldeerbout, één veeg van de duim, één incisie met de beitel, één omzichtig voorbereide, perfect getimede gebeurtenis.

 

 

Montagne de Miel, 29 februari 2024