Hans Theys ist Philosoph und Kunsthistoriker des 20. Jahrhunderts. Er schrieb und gestaltete fünzig Bücher über zeitgenössische Kunst und veröffentlichte zahlreiche Aufsätze, Interviews und Rezensionen in Büchern, Katalogen und Zeitschriften. 

Diese Plattform wurde von Evi Bert (M HKA : Centrum Kunstarchieven Vlaanderen) in Zusammenarbeit mit der Royal Academy of Fine Arts Antwerpen (Forschungsgruppe ArchiVolt), M HKA, Antwerpen und Koen Van der Auwera entwickelt. Vielen Dank an Fuchs von Neustadt, Idris Sevenans (HOR) und Marc Ruyters (Hart Magazine).

ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS

Berlinde De Bruyckere - 2014 - Het verweesde [NL, essay]
Text , 5 p.




__________

Hans Theys


Het verweesde
Over het werk van Berlinde De Bruyckere



Berlinde De Bruyckere werd geboren in 1964. Ze is getrouwd met de kunstenaar Peter Buggenhout. Ze heeft twee zonen. Ze woont in Gent. Haar eerste solotentoonstelling vond plaats in 1988. In ons land werd ze vooral bekend omwille van haar sculpturen waarin dekens verwerkt zijn en de met huid overtrokken, polyester afgietsels van paardenlichamen. Haar werk wordt verkocht door grote galerieën in het buitenland. In de herfst van dit jaar opent een belangrijke tentoonstelling in het Gentse S.M.A.K.
 

Was

De werken die in het S.M.A.K. te zien zullen zijn, bestaan voornamelijk uit was. De Bruyckere begon met dit materiaal te werken in 1996 om gestalte te geven aan menselijke lichamen. Na het zien van televisiebeelden van de aanslagen in september 2001 was ze echter zo van streek dat ze een wassen vorm te vroeg uit de mal haalde, waardoor die vervormde. Meteen begreep ze de plastische en inhoudelijke mogelijkheden hiervan. Sindsdien worden lichamen samengesteld uit afgietsels van verschillende houdingen en wordt de was ook dikker gemaakt, uitgerekt of anderszins misvormd om beelden sprekender te maken. Zo werden de Schmerzensmänner uit 2006 ten dele samengesteld uit afgietsels van paardenlichamen en ontstonden andere monumentale beelden, bijvoorbeeld Behind Sadness (2008) door afgietsels van paardenlichamen ‘verkeerd’ weer aaneen te lassen.
 

Gedaanteverwisseling

Eigenlijk ontdekte De Bruyckere zo een vorm van concrete gedaanteverwisseling: een thema dat haar in bredere zin voortdurend bezighoudt, bijvoorbeeld wanneer ze sculpturen maakt waarin de vorm van het menselijk lichaam overgaat in takken. De Metamorphosen van Ovidius gaan bijna van start met de gedaanteverwisseling van een mens in een boom: Daphne die, om definitief te ontkomen aan de ongewenste liefde van Apollo, van een welwillende God de gestalte van een laurierboom krijgt. In een briefwisseling naar aanleiding van de 55ste Biën-nale van Venetië, waar De Bruyckere ons land vertegenwoordigde, noemt de schrijver Coetzee de Daphne van Bernini, maar hij nodigt de kunstenares ook uit na te denken over de diepere betekenis van alle gedaanteverwisselingen in onze overlevering, die er volgens hem op wijzen dat alles één is, dat alles overgaat in iets anders, de dood in het leven en het leven in de dood. Als ik aan Berlinde De Bruyckere denk, dan denk ik echter ook aan de metamorfose van Baucis en Philemon: twee arme mensen die Jupiter en Mercurius op een dag, zonder hen te herkennen, verwennen met het beste dat ze tevoorschijn kunnen halen. Als Jupiter hen hiervoor beloont, vragen ze hem of hij ervoor kan zorgen dat geen van hen eerder zal overlijden dan de andere. En op een dag, in weinige ogenblikken, veranderen ze allebei in een boom, naast elkaar, zodat hun takken zich voor altijd verstrengelen. Net zoals Baucis en Philemon is De Bruyckere een trouw en zacht persoon, in staat tot intimiteit met haar medewerkers en met bezoekers zoals ik. Tegelijk is ze ook heel passioneel. Een reusachtige, neerliggende stam, waaruit lange bomen voortspruiten, vergelijkt ze met een fallus die ejaculeert. En zonder schroom heeft ze het over ‘het plezier van de penetratie’, al stelt ze dit wel meteen gelijk met ‘het plezier van het onbereikbare, verlangen zonder verlossing’. Elders schrijft ze: ‘Ik voel het dier in mij, ik voel de boom in mij, ik voel mijn eigen vlees als ik kijk naar wat ik heb gemaakt’.
 

Zonder woorden

In het boek In the Woods there were Chainsaws (Steidl, 2008) sluit ze zich aan bij de cineast Herzog die, in een poging een vriendin op magische wijze van een vlugge dood te redden, een voetreis van 800 kilometer onderneemt. ‘Met de echte reden voor ogen’, schrijft ze: ‘geloof in het onmogelijke!’ En ze besluit: ‘Maar bij de aankomst niets zeggen over de onderliggende gedachte, het doel van de reis’. Zo wenst ze dat eenieder haar sculpturen leest als veelgelaagde tekens, die geen eenduidig verhaal willen vertellen, maar een aanleiding willen zijn voor een eindeloos aantal individuele lezingen. In haar werk is het woord vlees geworden, dat je traagzaam lezen kunt. Daarom maakte ze ook drie boeken met tal van grote detailopnames van haar sculpturen, waarin we kennismaken met stukjes schors die zijn achtergebleven in het wassen afgietsel van een boom, of de minieme spoortjes van wormen onder de schors, of de geheime kloven, wendingen, erupties en plooien van haar sculpturen.
 

Machteloosheid

De Bruyckere schrijft ergens dat ze gestalte geeft aan de schaamte. Zo geeft ze ook vorm aan de eenzaamheid. De eenzaamheid van het kind dat ze ooit is geweest, de eenzaamheid van de kunstenaar, van de achtergelaten sculpturen, van de toeschouwer. Tegelijk probeert ze respect af te dwingen voor het achtergeblevene, het verlatene, het verweesde. Haar werk spreekt van machteloosheid. De schaamte omwille van de machteloosheid. Hoog hangende sculpturen, paardenlichamen of een grote boom maken de kleinheid van de toeschouwer voelbaar. Daarbij vertrekt de kunstenaar van hedendaagse gebeurtenissen die haar aangrijpen, maar vooral van kunstwerken zoals de Schmerzensmann van Cranach de Oudere of de Graflegging van Christus van Caravaggio, en literaire werken zoals het oeuvre van Coetzee. Cornelia Wieg schrijft dat De Bruyckere zich tijdens een van hun conversaties omschreef als een ouderwets kunstenaar. ‘Pasolini en De Bruyckere,’ schrijft ze (in Mysterium Leib, Hirmer Verlag, 2011, p. 197), ‘beamen hun (ogenschijnlijke) oneigentijds zijn (Unzeitgemäßheit) en hun geworteld zijn in de traditie en, terwijl ze de spiedende blik richten op hun eigen tijdperk, wagen ze zich aan vraagstukken die niemand ooit heeft kunnen oplossen, vraagstukken die om die reden altijd even dringend blijven. Ze zijn eerder gangbaar, zouden we kunnen zeggen, dan modern.’ Leven en dood, liefde en intimiteit, angst en vertrouwen, seksualiteit en geestelijke vervolmaking, plant zijn, dier zijn en mens zijn: die dingen houden De Bruyckere bezig, die vertaalt ze in tekeningen of sculpturen die ons inderdaad bevreemden en fascineren door hun oneigentijdse karakter.
 

Gesprek

Op een mooie zomeravond in juli toont de kunstenares mij aan de hand van een plattegrond met opgeprikte beelden hoe de tentoonstelling in het S.M.A.K. er zal uitzien. Ze vertelt dat ze de onverzorgde, ‘gele turnzaalvloer’ op de eerste verdieping, waar alles zich afspeelt, wil laten schuren en grijs tinten en dat ze het serre-effect van de centrale zaal wil opheffen door een velum onder het glazen dak te spannen. Verder worden twee wanden weggenomen om een grote zaal te creëren waar Cripplewood getoond zal worden (het werk van de Biënnale van Venetië) en worden enkele deuren gesloten om een nauwgezet parcours te creëren, dat de toeschouwers uitnodigt de sculpturen op een welbepaalde manier te ontmoeten en te ontdekken. Vrijwel alle getoonde sculpturen en tekeningen waren nooit eerder te zien in België en werden speciaal gemaakt voor ruimtes in New York, Istanboel, Düsseldorf, Parijs etc. Zo maken we kennis met tekeningen en sculpturen van The Wound, een ensemble dat werd gemaakt voor Istanboel naar aanleiding van een boek dat de kunstenares daar had aangetroffen in een privébibliotheek: ‘Het boek toont foto’s van poserende vrouwen naast een tafeltje waarop een bokaal staat,’ vertelt ze. ‘Bovenaan zijn de vrouwen mooi opgemaakt en kijken ze ons meestal sereen aan, maar onderaan is hun buik ontbloot en zie je een grote, dichtgenaaide wonde. Elke foto is gesigneerd met de naam van de chirurg. In de bokalen bevinden zich de tumoren of organen die werden verwijderd. Als je de onderkant afdekt, lijkt het alsof je een Rogier Van der Weyden ziet, maar tegelijk word je geconfronteerd met een ruwe ingreep, waarvan je weet dat die hun leven heeft gered. De sculpturen die hieruit zijn ontstaan, kunnen gelezen worden als grote wonden, maar ook als uitvergrote vagina’s. Elke sculptuur bevat een paardenhalster, die zowel de kracht en de snelheid van paarden evoceert als het feit dat halsters gebruikt worden om paarden te reduceren tot lastdieren die in een gecontroleerd, gestaag tempo moeten werken. Alle beelden gaan over die dualiteit: kracht en kwetsbaarheid, leven en dood, vrijheid en schaamte. Zo zijn de halsters, die zelf uit leer bestaan, uit huid dus, tot op de draad versleten, zodat ook hun aanblik weerloosheid oproept. In dergelijke details zit het gevoel: fijne koordjes die de verschillende elementen op hun plaats houden of de gebruikte stoffen die ik honderd keer heb gewassen om ze te verslijten.’
 

Montagne de Miel, 25 juli 2014