ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS
__________
Hans Theys
En God schiep de opening
Johan Creten in New York
Onder een helderblauwe hemel, zo geliefd door Louise Bourgeois, die opgroeide onder een lage hemel die neerhing als een loden deksel, wandel ik via Central Park naar het goddeloos dure kruispunt van Madison Avenue en de 73ste straat, waar Johan Creten (°1963) een solotentoonstelling heeft in Galerie Perrotin. Wonderlijk is het wandelen door de zalen van het Metropolitan, waar alle toonkasten en sculpturen door de ruimte gestrooid zijn door mensen die contrapuntisch durven denken (niks staat op één lijn, zodat je niet naar de werken kijkt alsof je je in een lokettenzaal bevindt en zodat je altijd rond de sculpturen kan lopen) en wonderlijk is het daarna toe te komen in deze prachtige show van Creten, waar de werken opgesteld staan als in het atelier van Brancusi. In ons land of in Parijs zal je vergeefs zoeken naar zo’n benadering. Ook in de reconstructie van Brancusi’s atelier bij Beaubourg, waar je de opstelling immers alleen maar vanuit een onmogelijk standpunt kan bekijken (doorheen de doorzichtig gemaakte muren van zijn atelier), in plaats van vanuit een glazen gang die bijvoorbeeld diagonaal door de ruimte had kunnen lopen.
De best opgestelde tentoonstelling in Parijs, vandaag, vind je bij Louis Vuitton op de Champs-Elysées, met prachtige ingemaakte kasten waarin zeer hoog perfect zichtbaar handtassen getoond worden.* Op Madison Avenue worden de kastjes van Vuitton echter overklast door de beheerst aangebrachte schabben van Valentino en een paar straten verder door de contrapuntische sculpturendans van Johan Creten.
Alle getoonde sculpturen zijn nieuw, vrijer dan sommige vroegere werken, meer losgekomen van hun letterlijke oorsprong. Om een idee te geven van hoe je naar deze werken kijkt, geef ik twee voorbeelden. Tegenover de binnenkomende bezoeker, rechts van het midden, staat een ranke, bronzen zuil, die meteen aan de oneindige zuil van Brancusi doet denken, ook al is hij slanker, werkt hij duidelijker in vier richtingen en heeft hij een zachtere, afgeronde vorm. Ik denk aan een thyrsus, die in de Griekse oudheid om verschillende redenen gebruikt werd, maar ook aan de suggestieve papegaaienstok in Courbet’s Liggende vrouw met papegaai of aan de getorste zuil die als pendant van deze stok in het halfduister schuilgaat in dit schilderij.
De sculpturen van Creten zijn als de gedichten van John Donne: geheime berichten (chiffres), sprekend over spiritualiteit, maar ook over de lichamelijke liefde. In Amerika doen ze daarom ook denken aan Walt Whitman. Een andere sculptuur heet ‘Glory’. De vorm is afkomstig van een regen-gordel van de Hopi, maar doet denken aan een zeester of een vrouwelijk geslacht met meerdere pareltjes. Ik spreek erover met de kunstenaar. Hij draagt een platina broche uit 1850 die een spin voorstelt waarvan het achterlijf bestaat uit een Colombiaanse smaragd. ‘De titel verwijst naar de stralende zonnen die je ziet achter sommige altaren en die “glories” genoemd worden,’ vertelt hij, ‘bijvoorbeeld boven Bernini’s troon van Sint-Pieter in de Sint-Pieters basiliek.’ Mij doet de titel ook denken aan het goddelijke sonnet van Verlaine over het anale vertier en aan het beroemde Ezelsproces van Gerard Reve, de grote inquisiteur van de symboolblinden, die eveneens gepoogd heeft spiritualiteit en lichamelijkheid met elkaar te verzoenen.
De ‘Glory’ is gemaakt van steengoed met een toplaag van echt goud. De vorm van de sculptuur wordt twee keer herhaald, zodat er een soort van triptiek of altaarstuk ontstaat. Ik vind dit een grappig vormprincipe, dat je aantreft wanneer mensen uit andere tijdperken of regio’s kunstwerken gaan imiteren en in hun ijver bepaalde eigenschappen gaan overdrijven. Zo tref je in de gotiek soms crucifixen aan met twee dwarslatten en in de huidige Kongo-tentoonstelling in het Metropolitan zelfs een crucifix met drie dwarsarmen en drie lijdende verlossers!
De tentoonstelling van Creten heet ‘God Is a Stranger’. De stedelijke overheid heeft het woord God overdekt met een zwarte rechthoek, want op Madison Avenue mag je God’s naam niet lichtzinnig gebruiken. En ze heeft gelijk, de stedelijke overheid, want je weet nooit wat kunstenaars bedoelen.
Montagne de Miel, 17 september 2015
* Pas in 2018 ontdekte ik dat het interieur van de winkel ontworpen was door de buitenaardse architect Peter Marino.